Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1935(1935)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 651] [p. 651] Uit ‘Kerubijn en mens’ I Mijn engel staat Als een vlam ten horizon Gloed is zijn gewaad en zijn aanschijn zon. Ik weet mijn beeld Haast hem gelijk Uit glans geteeld En ........ slijk. Ach, arm ekilibrist Op der kimme lijn Die 't evenwicht mist Om een geest te zijn. Een schaduw viel schuin Als een vlek ten horizon Van een dwaas, die in 't ruim Een koorddans verzon. Hij heeft het waagstuk voortgezet Op de lijn der ewigheid: Als een wijdgespannen net Hield God de armen uitgespreid. [pagina 652] [p. 652] II Een jonge arend stort Het licht uit. En waant zijn schaduw buit. Breekt dwaas Zijn scherpe schachten Op het valse aas. Somber Dekte de warme borst Haar kille omber. En waar het schelle licht Zijn schaduw heeft geschetst Ligt Een arendjong gekwetst. albe. Vorige Volgende