| |
| |
| |
Boekbespreking
Dr. Joh. Brouwer: Kronieken van Spaansche soldaten uit het begin van den tachtigjarigen oorlog. Uitg. W.J. Thieme en Cie, Zutphen.
Dit prachtig boek, dat in de pers de aandacht gaande gemaakt heeft - de N.R.C. heeft er zelfs herhaaldelijk lange citaten uit gelicht - bevat een beredeneerde kronijk van den tachtigjarigen oorlog, samengesteld met teksten van spaansche officieren, die lang na datum hun mémoires hebben geschreven, met de openlijk erkende bedoeling, allerlei gangbare onjuiste meeningen en voorstellingen daaromtrent te bestrijden en de juiste waarheid kenbaar te maken. Men meent soms oude Romeinen of Grieken te lezen over geleverde wapenfeiten, zoo sober en precies verhalen die oude krijgers hun daden. Niet het minst interessant zijn de bizonderheden die zij meedeelen over het volk dat wij meenen toch een beetje te kennen en de kijk van vreemdelingen op onzen doen.
Vooraf gaan twee belangrijke, uitstekend gedocumenteerde hoofdstukken over de samenstelling en krijgsgebruiken van het spaansche leger in de Nederlanden en over den aard en het bonte bedrijf der spaansche soldaten. Het boek is rijk geïllustreerd.
G.W.
| |
C. Van Emde Boas: De periodieke onvruchtbaarheid en hare beteekenis voor de regeling van het kindertal. Uitg. L.J. Veen, Amsterdam.
Schrijver, niet katholiek, bespreekt wetenschappelijk en aan de hand van documentatie, de leer van Ogino, wier waarde en geoorloofdheid in katholiek Nederland door katholieken én fel verdedigd én fel betwist worden. Zijn besluit is dat de leer van Ogino toepasselijk is in de practijk voor een zeker aantal huwelijken, dat preciseering ervan in de toekomst mogelijk is, dat er echter altijd een procent huwelijken zal zijn, dat nooit zal genieten van de voordeelen, welke anderen er van ondervinden.
B.M.
| |
Hilarion Thans: Margaretha. - 1935. Mechelen, St Franciscus drukkerij.
Hilarion Thans gaat voort zijn vereerde heiligen - na Franciscus, Clara, Antonius, Elisabeth, de heilige Catharina van Cortona - ten tooneele te voeren. In deze veelheid heerscht er verscheidenheid die duidelijk merkbaar is: in deze dramatiseering van de heilige van Cortona, komt Pater Thans nader tot zijn tijd en zijn publiek: de hiëratische, hoog-dichterlijke toon van zijn eerste stukken wijkt hier op menige plaats voor de directe taal van 't leven afgeluisterd, dikwijls scherp en met een tikje sarcasme. Ik vind het echter jammer dat de schrijver in dit nieuwe tooneelstuk - waarvan de speelkwaliteiten werkelijk veel hooger aan te slaan zijn dan in de vorige - zijn toevlucht heeft meenen te moeten nemen tot symbolische figuren tot veruiterlijking van den strijd tusschen goed en kwaad: ofwel moet in dit geval het huiveringwekkend hoogste bereikt worden, ofwel blijft het een al te gemakkelijk ersatz-procédé voor het uitbeelden van den strijd-in-den-mensch.
T.D.R.
| |
| |
| |
Dirk Rafaelsz.: Camphuysen. Bloemlezing uit zijn gedichten met inleiding door Dr. J.C. van der Does. - 1934. Purmerend, Muusses. 104 bl.
Er is een proces van ‘Umwertung’ aan den gang in verband met de 17de eeuwsche dichters, wier waardebepaling nog altijd is zooals ons door de protestantsch-rationalistische literatuurhistorici voorgehouden werd. A. van Duinkerken heeft in deze verrassend positief werk verricht door in zijn ‘Dichters der Contrareformatie’, ettelijke tot nog toe onbekende, of zoo goed als, dichters het recht te laten wedervaren waarvan ze zoolang verstoken bleven.
Ik meen dat deze bloemlezing, onbewust, eveneens zal bijdragen tot de herziening der waarden wat Camphuysen betreft. Het zijn inderdaad verzen van een vromen predikant, ontstaan uit een gemoed dat kennelijk vervuld was met stichtelijke bedoelingen en eerbiedwaardige verzuchtingen, maar dat toch zelden den doordringenden klank der echte poëzie wist te treffen. Zoodat de plaats die Camphuysen onder de dichters van den tweeden rang inneemt, den aandachtigen lezer en proever overdreven lijkt.
De inleiding van Dr. J.C. van der Does is biographisch en cultuurhistorisch modelwerk; waar hij evenwel over de aesthetische waarde van Camphuysen's werk oordeelt, doet hij bevreemdend naïef aan: het groote raadsel dat de inleider in de gedichten ontdekt, is dat Camphuysen ‘ondanks zijn lijden altijd zingen’ blijft. Maar hij doet geen moeite, en daar zijn we hem dankbaar om, Camphuysen's verdiensten boven hun werkelijk peil op te schroeven.
T.D.R.
| |
Th. Quoniam: Erasme. (Coll. Temps et Visages). 1 vol., 266 p. - Desclée de Brouwer, Paris.
Het heeft den schijn of Erasmus weer actueel wordt. Onlangs verschenen drie nieuwe biografies, waarvan deze de laatste is. Veel meer dan al de détails van een zeer bewogen leven, wil schrijver ons de godsdienstige gedachte van den grooten humanist uitleggen. Men weet hoe verschillend zijn invloed beoordeeld wordt. Sommigen zien in hem den eersten vrijdenker, een Voltaire der 16e eeuw; anderen een soort voorbode van Luther; terwijl nog anderen in hem den type zien van den christelijken humanist, die den gang der Hervorming veranderd zou hebben, had men naar hem geluisterd. Schrijver weerlegde gemakkelijk de twee eerste zienswijzen. Erasmus mocht beweren dat hij in de Kerk bleef. De misbruiken, die hij met misschien al te wreede ironie aanviel, waren echt en diep, en het is een ramp dat ze niet op tijd hervormd werden. Met zeer fijnen critischen geest, toont schrijver insgelijks Erasmus' volstrekt orthodoxe houding tegenover Luther. Hij streed op twee fronten: tegen de Godgeleerden, tegenstander der humanistische studiën; en tegen de protestanten, wanneer deze het dogma, de paus, of de Kerk aanvielen.
Is hij er even goed in gelukt ons in Erasmus den bijna volmaakten christen te toonen, in een harmonieuze synthesis de trouw aan den Katholieken geest en de liefde tot de Latijnsche en Grieksche letteren vereenigend? Ik denk het niet. Er is hier geen spraak van moreele verantwoordelijkheid. Zeer moeilijk was het, in die bewogen tijden, zijn geestelijk en moreel evenwicht te behouden tusschen twee partijen aangevuurd door even geweldige hartstochten. Des te meer dat zekere dogma's, die door het Concilie van Trente nauwkeurig zouden bepaald worden, nog verschillende interpretaties toelieten. Maar het leerstelsel mogen we beoordeelen. Erasmus schijnt me geenszins het type van den christen humanist. In zijn aanvallen tegen de misbruiken raakt hij al te dikwjils het dogma zelf. In zijn geheel, is zijn christianisme slechts een soort christelijke wijsbegeerte, zeer gelijkend door haar
| |
| |
ingeving, haar beginsels aan het beste in de heidensche wijsbegeerte. Het is hetzelfde in andere woorden. Dit verschil van meening neemt niets weg van de waarde van M. Quoniam's boek. Erasmus is zoo voorzichtig, zoo attent op alle kanten der zaken, dat zijn eigen zienswijze dikwjls moeiljk te bepalen is. Hij is de eerste der intellectueelen, met al wat dat woord behelst aan deugden en gebreken. Een christen voor wie Christus' menschwording een gebeurtenis was, die heel de perspectief der wereld veranderde, is hij niet.
F.D.
| |
Colette Yver: L'Eglise et la Femme. - Editions Spes., Paris. 12 fr.
Een zeer interessante studie over de verandering door het christianisme in het lot der vrouw te weeg gebracht. Eerst onderzoekt schrijfster de vrouwelijke aangelegenheden, op juridisch en sociaal gebied, bij de Joden, de Grieken, de Romeinen, de Barbaren. Ter wille van hare waardigheid als moeder, stond de vrouw bij al de volkeren in hoog aanzien. Wettelijk gesproken bracht de Kerk niet veel verandering in haar toestand; en toch bestaat er een oneindig verschil tusschen de vrouw vóór Christus, en de vrouw nà Christus. Want voor den eersten keer werd ze aanzien, niet alleen in het licht van haar functie als moeder, maar als een zelfstandig wezen, verantwoordelijk voor haar ziel tegenover God. Christus was Mensch geworden, voor hare zaligheid, zoowel als voor die van den man.
Met veel talent zet schrijfster dat in 't licht, en geeft verder een overzicht van de rol der vrouw in 't Evangelie, bij de eerste christenen, in de vroege middeneeuwen, en later, tot in onze moderne tijden. Zeer schoone bladzijden worden aan Jeanne d'Arc gewijd.
L.D.
| |
Mia Cevanu: ‘Batavia-Singapore’, roman van leven en liefde. - Uit-gevers-maatschappij N.V.A.W. Bruna en Zoon, Utrecht.
Het spijt mij te moeten zeggen, dat dit boek mij eenigszins heeft teleurgesteld. Ziet de schrijster alles wat Batavia aangaat niet door een al te donkeren bril? En is zij, wat Singapore betreft, niet wat erg zonnig gestemd?
Waarschijnlijk persoonlijke ervaringen. Toch zijn er in dit boek kwaliteiten en bevat het, voor de schrijfster, een belofte voor de toekomst.
V.K.
| |
John W. Van Der Cook: ‘Tam-Tam’, vertaald en ingeleid door Albert Helman. - N.V. Wereldbibliotheek, Amsterdam.
‘Tam-Tam’ is geen reisbeschrijving. De schrijver verbleef eenigen tijd tusschen de negers van Suriname, tusschen die negers die, het slaaf-zijn moede, het juk der blanken ontvluchtten en zich in de binnenlanden een zelfstandig negerrijk vestigden en van het leven en de levensopvatting dezer zwarten geeft schrijver een belangwekkend overzicht.
K.
| |
Dr Elisabeth Schneider: Morgen word ik 21. Beslissende Dagen in het Leven van 'n jong Meisje. - Uit het Duitsch vertaald door Paul Hardy. - Vlaamsche Boekcentrale, Antwerpen, 1935 (18 × 12). 20 fr.; gebonden in linnen stempelband 25 fr.
Een roman geschreven in dagboek-vorm. Grete Helfers, een achttienjarig meisje uit een klein burgerlijk midden, komt uit haar provinciestadje naar de grootstad om er een betrekking te zoeken. Plots komt ze te staan in al de gevaren, die een alleenstaand meisje bedreigen. Ze komt eerst op 'n verzekeringskantoor, en laat zich weldra door lichtzinnige vrienden en vriendinnen meesleepen. 't Scheelt niet
| |
| |
veel of ze luistert naar een verleider; ze staat den val nabij, maar op 't laatste oogenblik vlucht ze, gered door haar betere ‘ik’. Daarna wordt ze secretaresse bij een gevierd auteur, en hier ook kent ze een harden strijd tusschen de verleiding waarvan zij de meening maar half vat, en haar sluimerend, maar oprecht verlangen naar een eerlijk leven, naar echt geluk dat zij slechts vinden zal door zelftucht en de nederigheid der blij gekweten plicht. Ze voelt het duidelijk. En eindelijk begrijpt ze de stille liefde van een vriend uit de kinderjaren, die ze eerst veracht heeft, maar nu dankbaar aanvaardt. Aan zijn eenvoudigen haard, zal ze vrede en liefde vinden.
Boeiend verteld, vol diepe en ernstige lessen, is dit boek uitstekend voor jonge meisjes geschikt. Daarbij zijn vertaling, zoowel als uitgave, uiterst verzorgd en keurig.
L.D.
| |
Comtesse Russell: La Cage ouverte. Traduit de l'anglais par Mme Charles Daniel Mayer. - Librairie Plon, Paris. 15 fr.
Getrouw aan haar belofte aan haar stervende moeder, heeft Jennifer heel haar leven aan haar vader gewijd. Hij is een beroemd auteur, maar ook een volkomen egoïst. Jaren lang werkt en slaaft ze voor hem dag in, dag uit. Tot hij op 't onverwacht, in zijn ouden dag, met een heel jong meisje hertrouwt. Eindelijk mag Jennifer haar droom verwezenlijken. Ze huurt een huisje op den buiten, geniet hartstochtelijk van haar vrijheid, ontmoet de liefde op haar weg, en denkt aan verdere levensplannen. Eilaas, al dat geluk duurt geen drie weken; haar vader heeft haar weldra meer dan ooit noodig, want zijn jonge vrouw is weggeloopen, en uit zijn wittebroodsweken komt hij ziek en gebroken naar huis. Wat kan Jennifer anders doen dan haar juk weer op te nemen, met een zwaar hart? Maar op 't einde komt toch alles goed; haar droom van vrijheid en geluk wordt eindelijk werkelijkheid.
Een zeer verzettelijk roman, vol humor en vroolijke bonhomie, vlot en levendig geschreven. Gezonde en aangename uitspanningslectuur.
L.D.
| |
Johan Van der Woude: ‘Belle van Zuylen’. - Uitg. Het Kompas, Mechelen. - De Spieghel, Amsterdam. - Ing. 40 fr. Geb. 54.50 fr.
Na ‘Straat Magellanes’ bewijst J. Vander Woude met dezen roman zijn voorliefde tot het geschiedkundig gegeven. Het levensverhaal van zijn heldin lijkt mij echter te mager, om de talrijke bladzijden, die hij eraan besteedt, boeiend te vullen. Haar verveling en ondergang door een gemis aan moed en krachtdadigheid zijn zoo langdradig beschreven dat het boek vervelend werd. Ten slotte wat schijnen de driften en het leege nuttelooze leven van deze 18e eeuwsche heeren en freules onbelangrijk voor de menschen, die voor het bestaan een ander reden weten dan een wuft genot, en een ijdel gepraat over niet beleefde abstracties. Vander Woude's roman is knap, doch bloedarmoedig; hij bewijst vakkennis, doch laat psychologisch inzicht betwijfelen; al te veel is hij een werk van de wil, en te weinig van de bezieling.
A.D.
| |
B. Stroman: ‘Hannibal Boontjes’. - Schrift 1 van Jhrg. 12 der Vrije Bladen. - Het Kompas, Mechelen. 80 fr. per jaar.
Stroman verspeelt zijn talent. Hij laat het in een moeras van middelmatigheid verzinken. Ook deze novellen brengt niets dat nieuw of persoonlijk is, stijl noch inhoud zijn eenige aandacht waard en maken van dit schrift een verwerpelijke nulliteit.
A.D.
| |
| |
| |
H.J.W.M. Keuls: ‘De Dansende Lamp’. - Verzen. Schrift 1 van Jhrg. 12 der Vrije Bladen. - Het Kompas, Mechelen. 80 fr. per jaar.
Deze verzebundel was mij een verrassing om de persoonlijke toon die in verschillende strofen doorklinkt. Een stem door weemoed bezwaard, ernstig door de vroeg-verworven wijsheid der beperktheid van al het schoone en goede, poogt zich te uiten in een soms nog gebrekkelijk, doch een enkele maal ook vormgaaf gedicht. Na de verstarring die een tijdlang onze poëzie bedreigde, is deze gevoelvolle lyriek een roekeloos tarten van de heerschende mode, en een terugkeer naar die opene, milde menschelijkheid, door wier eenvoud het schoonste mogelijk is.
A.D.
| |
Karel Wasch: ‘Visschers der Menschen’. - Wereldbibliotheek, Amsterdam.
P.C. Targent, de leider van een filmonderneming en andere niet genoemde inrichtingen, is de man die van zijn aangestelden of volgelingen ‘visschers van menschen’ maakt, apostels van een nieuw evangelie, dat het geluk borgt voor alwie in innerlijke vrijheid door zijn arbeid wil dienstbaar zijn. Een boek dat een theorie moet verkondigen, en dat ook plantastisch is, zonder verband met de werkelijkheid of de echte mensch, een ijdel en mij vervelend gescherm in de ruimte.
Waarom het Evangelie woord als hoof ding moest gekozen worden, en de figuur van Targent als een geestelijk leider vooruitgezet, is mij een raadsel en ergerlijk bij het gewoon onzedelijke, dat Wasch meent te moeten opdisschen.
A.D.
| |
Oliver La Farge: ‘Lachende Jongen’. - Vert. door W. van Eyck. - Wereldbibliotheek, Amsterdam. 1934.
Een roman over het leven der Navaho-Indianen, boeiend, leerrijk en wel geschreven. Alhoewel het geen boek voor kinderen of onvolwassenen is, blijft het toch gezond en edel-menschelijk. Er staan zelfs een paar bladzijden in, die lang na de lezing nog blijven heugen door hun sobere oproepingskracht.
A.D.
| |
Pieter Van der meer de Walcheren: Mijn dagboek. - Uitg. Fidelitas, Amsterdam C.
Dit is de derde en definitieve uitgave van P. Van der Meer's merkwaardig dagboek, met een inleiding voorzien van Jacques Maritain, waarin met eenvoudige woorden den verderen gang van het echtpaar Van der Meer ‘ins Volkommene’ wordt verhaald. Dit dagboek is gebleven wat het was: een boek van beteekenis; waaraan de geest en de ziel een ontroerend houvast vinden.
| |
Alfons Jeurissen: Op de Vlakte. Met een inleiding van Marnix Gijsen. Uitg. Van Meerlo-Roost, Turnhout en A. Jeurissen-comité te Hasselt.
‘Een samenwerking van een jaar, aldus Marnix Gijsen, in de redactie van het weekblad Het Vlaamsche Land, een goede vriendschap zooals die zelden, maar dan krachtig en diep, ontstaat tusschen een man van 40 jaar en een jongen van 20, zouden geen genoegzame reden zijn om van A. Jeurissen's werk het goede te zeggen dat ik bedoel, indien ik niet van zijn literaire hoedanigheden overtuigd was. Met vreugde en warme pieteit kan ik dat doen.’ ‘Jeurissen was een goed en boeiend verteller’.
| |
A.C. Stehouwer: ‘Eight one-act plays of to-day’. - 169 bl. 1935; ingen. gld. 1,40; geb. gld. 1,60; Wolters, Groningen.
Dit boek geeft den liefhebber van modern tooneel gelegenheid kennis te maken met acht van de beste schrijvers van engelsche een-akters uit den allerlaatsten tijd. De uitverkorenen heeten: Barrie, Bennett, Bax, Dunsany, Brighouse, St. Houghton,
| |
| |
T. Turston en J.J. Bell. Zooals men ziet zijn zoowel de Schotten als de Ieren en Angelschen vertegenwoordigd. En de gekozen stukken geven ons een juist denkbeeld van het zeer eigenaardige dat elk van deze volksgroepen in de moderne letteren, vooral op tooneelgebied, gebracht heeft. Ieder stuk is voorafgegaan van een bondige doch zakelijke inleiding en in de marge worden, waar het pas geeft, nota's gegeven, zoowel in het engelsch als in het Marchant-nederlandsch. We raden dit frissche boekje aan niet alleen voor het onderwijs doch ook voor den leek die belangstelt in literatuur. Er zit heel wat meer pit in dan in zooveel onbenullige shortstories die furore maken en taalkundig valt er ook heel wat uit te leeren.
Dr. Raph. Kreemers.
| |
Kate O'Brien: ‘The Ante-Room’. 221 bl. 1935; Rm. Ingen 1,80. The Albatross, Hamburg.
In dezen mooien roman komen zoowat dezelfde persoon terug als in den bekroonden voorganger ‘Without my cloak’. Ofschoon aan het uitbeelden van de aan kanker stervende moeder en het karakter van den katholieken priester buitengewoon veel zorg wordt besteed, blijft toch de dochter Agnes, de ware heldin van den roman. Ze is niet alleen de steunpilaar van de heele familie doch ook de toeverlaat tot wie allen zich wenden om hulp en troost. De dokter bemint haar doch ook de man van haar zuster is niet onverschillig voor haar onweerstaanbare charme. Het zielsconflict dat hieruit geboren wordt berust vooral op katholieke geloofsovertuiging. De oplossing komt dan ook slechts gewelddadig door den zelfmoord van den echtgenoot, schoonbroeder en minnaar. Kritische ontledingen stremmen nu en dan het verhaal waar natuurlijke karakteruitbeelding door samenspraak komen moest. Toch verdient de roman aanbeveling voor volwassenen.
Dr. Raph. Kreemers.
| |
Aodh de Blacam: ‘A first book of Irish Literature’. - Geb. 4/6. The Talbot Press, Dublin.
Er ligt wel een zekere tegenspraak in den ondertitel van dit boekje ‘from the earliest times to the present day’ en het einde van de inleiding waarin verklaard wordt dat alleen gesproken zal worden over schrijvers wier werk ‘substantially complete’ is. Er is verder geen jaartal van verschijnen aangegeven, zoodat we nog meer in het duister tasten. Doch wie een overzicht hebben wil van hetgeen door het ‘Eiland der Heiligen’, op letterkundig gebied, in zijn breedst mogelijke beteekenis, gepresteerd werd, niet alleen in het Engelsch doch ook in 't Hiberno-Latin, het Gaelic en het Anglo-Irish, heeft hier een kolfje naar zijn hand. De katholieke Aodh de Blacam, van wien we reeds het groote werk kregen ‘Gaelic Literature surveyed’, lijkt wel de aangewezen persoon voor deze taak. Zijn werkje munt uit door overzichtelijkheid en zijn glashelderen stijl en overloopt het heele gebied tot het begin onzer eeuw. Voor den modernen tijd, vooral op romangebied, gaat het boek van Pater Brown, S.J. ‘Ireland in Fiction’ verder en het is zelfs jammer dat de nieuwe uitgave van dit boek, die persklaar is, geen goedkeuring tot uitgave krijgen kan. Want dan hadden we tevens een moderne aanvulling gehad voor Aodh's werk. Wie belang stelt in Ierland en zijn merkwaardige letterkundige bedrijvigheid door de eeuwen heen, moet dit boekje aanschaffen. Want de voorperiode van den op 't oogenblik zoo voornamen Ierschen roman geeft de gewenschte verklaring voor dezen ongewonen opbloei en doet ons ook inzien hoe het komt dat in de periode van heden de Katholieken zich door de andersdenkenden het heft uit de handen hebben laten nemen.
Dr. Raph. Kreemers.
| |
| |
| |
A.R. Reade: ‘Main Currents in Modern Literature’. 223 bldz. Geb. 4/6. I. Nicholson & Watson, London.
Met dit overzicht der jongste Engelsche Letteren is de ‘University Extension Library: een schitterend deeltje rijker geworden. De schrijver gaat uit van het standpunt dat de tijd nog niet gekomen is om de naoorlogsche periode als een geheel te beschouwen. Daarom heeft hij het nuttiger geoordeeld enkele groote figuren uit te kiezen die een karakteristieke strooming van vandaag vertegenwoordigen en daar om heen dan enkele dii minores te groepeeren. De tijd van Koningin Victoria kenmerkt zich door eenheid, welke nu is teloor gegaan. We leven in een tijdperk van analyse in steed van synthese; een tijd waarin ieder zijn eigen wegen gaat onafhankelijk van wat anderen rondom hem uitvoeren. Als weerspiegeling dezer feiten is dit boekje dan ook uitstekend geslaagd. En het steekt gunstig af bij veel andere omdat het minder schoolsch is opgevat, heelemaal niet zwaartillend is en in een volkschen doch wetenschappelijken toon is gehouden.
Eerst komt het imperialisme met Kipling aan de beurt. Wells en Bennett volgen als de ‘voice of the lower middles’. Dan krijgen de Anglo-Ieren een beurt met W.B. Yeats. Een volgend stuk is gewijd aan B. Shaw. Masefield wordt behandeld als het type van 't traditionalisme en Galsworthy als beste vertegenwoordiger van de ‘disintegration’. Wijl de schr, hem ook beschouwt als ‘a fine artist in his plays’ wordt ook aan zijn tooneelwerk een flinke plaats gegund. ‘A.E.’ (G.W. Russell), Edw. Carpentier en Francis Thompson worden samen onder de rubriek ‘mystics’ gerangschikt. De sehr, staat uiterst sympathiek tegenover den auteur van ‘The Hound of Heaven’ dat een meesterwerk geheeten wordt. Het hoofdstuk over Conrad staat onder den zeer suggestieven titel ‘De vreemdeling aan onze deur’. Joyce krijgt ook een afzonderlijke behandeling als vertegenwoordiger van den naoorlogschen geest. Onder de satiristen worden vooral R. Aldington en A. Huxley besproken terwijl W. De la Mare een lange behandeling krijgt als vertegenwoordiger van de ‘verbeelding’ in de literatuur. Het experimenteeren met nieuwe vormen wordt het best verduidelijkt in de mooie samenvattende studie over V. Woolf. Hetzelfde kan gezegd worden van de 20 bldz. besteed aan D.H. Lawrence. En om te besluiten wordt een heel hoofdstuk gewijl aan de regionalistische letteren die het best te vinden zijn in het werk van Mary Webb, aan wie, onzes inziens zeer terecht, meer ruimte gegeven wordt dan we haar ergens in een literatuurgeschiedenis zagen toebedeeld.
De 24 figuren die hier in extenso worden beschouwd (onder de andere vermelden we nog: A. Blackwood; Rob. Bridges; G.K. Chesterton; J.M. Synge; Oscar Wilde en T.S. Eliot) zijn werkelijk de meest kenmerkende van het oogenblik en rondom hen kunnen gevoeglijk haast al de andere worden gegroepeerd. Een uitzondering maken we hier echter voor Hugh Walpole die wel zoo'n markante figuur is dat ook hem een afzonderlijk hoofdstuk kon gegeven worden. We begrijpen niet goed hoe men hem heelemaal heeft kunnen vergeten.
Wie een goed, zuiver en scherp gesteld overzicht hebben wil van de na-Victoriaansche periode sla er dit boek op na. Men vindt er de verklaring voor veel hedendaagsch gebeuren. Het is zeer sympathiek geschreven en de auteur geeft blijk én van een grondige kennis der moderne stroomingen, zoowel in Engeland als op het Vasteland, én van een goed inzicht in het bepaalde werk van elken schrijver afzonderlijk.
Het boek is mooi uitgegeven, voorzien van een alphabetische inhoudstafel, en, ondanks het stijgen van het pond, uiterst goedkoop. We beschouwen het als een modelwerk in zijn soort. Tolle et lege.
Dr. Raph. Kreemers.
|
|