Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1935
(1935)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 161]
| |
[1935/3]Rome en de hedendaagsche economieInleidingIn Oktober 1934 hield Mussolini te Milaan een rede waarin onder meer deze merkwaardige passus voorkwam: ‘Vijf jaar geleden zijn de kolommen ingestort van een tempel die scheen de eeuwen te zullen trotseeren. Wat ligt er onder zijn puinen bedolven? Het is het einde van een periode der geschiedenis van onzen tijd, het einde van de liberale en kapitalistische economie. Zij die naar het verleden zien hebben gesproken van een crisis. Het geldt hier de overgang van een beschavings-toestand naar een andere......’ Wij zijn aan de drastische uitlatingen van het Hoofd van de Italiaansche regeering zoo stilaan gewoon geraakt, maar ditmaal mogen wij wel toegeven, dat zijn gezegde de aandacht van velen heeft getrokken op de verstrekkende beteekenis van de gebeurtenissen, die de groote meederheid zoo passief meemaakt. Er voltrekt zich onder onze oogen, in geheel de beschaafde wereld, een omwenteling die de oude gevestigde vormen van het sociale, economische en politieke leven op een diepgaande wijze verandert. Deze omwenteling neemt den vorm aan passend bij den volksaard in ieder land waar zij zich doet gevoelen. Zij gaat gepaard met opstanden, woelingen, stakingen, instellingen van dictaturen, ofwel filtert ze langzaam in het economische en sociale leven, om te gedijen tot feiten en nadien tot wetten. Maar ze doet zich overal gevoelen. Ook bij ons. Ook wij beleven bijna onbewust de ineenstorting of liever de verkruimeling van de oude sociale en economische kaders. | |
[pagina 162]
| |
Wij merken er niet zoo heel veel van. Wij zien wel feiten, beleven gebeurtenissen. Wij zien de steentjes van de nieuwe mozaïek aandragen en plaatsen, maar uit de teekening van het geheel worden wij nog niet wijs. Het is ons ook nog niet klaar geworden dat deze teekening aansluit bij het nieuwe uitzicht dat het bedrijfs- en maatschappelijk leven in Europa stilaan verkrijgt. Dit gebrek aan klaarte is het gevolg van het schijnbaar ontbreken van eene leidende gedachte in deze omwenteling, die gebeurt onder den druk van een ontzagelijken economischen nood, maar niet spruit uit de volheid van een overtuiging, noch uit de kracht van een erkend princiep. | |
I. - De wereldcrisis en EuropaDe crisisDie ontzaglijke economische nood is de depressie, die alle landen heeft verplicht in de eerste plaats en zelfs somtijds ten koste van de strikte rechtvaardigheid, te zorgen voor het algemeen welzijn van hun bevolking. Maar niet alleen de economische feiten zijn in opmarsch gekomen. Tezelfder tijd is de democratische staatsgedachte in het scherpste stadium van haar evolutie getreden, en in vele landen heeft zij reeds het pleit verloren. Economische crisis eenerzijds, die eerst de ondernemingen lamlegde en nu ook door de stijgende werkloosheid de massa bedreigt. Geestelijke crisis anderzijds, waar de massa zichzelf niet meer helpen kan, ook niet met de hulp van de politieke macht die haar stilaan ontglipt, en waarvan zij toch de gevangene blijft. Deze verschijnsels zijn nagenoeg algemeen, maar toch heeft de depressie bij elke natie een speciaal uitzicht gekregen, een eigendommelijk karakter. Ieder land heeft zijn nationale crisis in de wereldcrisis en tracht ze voor zich zelf op te lossen, zich te bevrijden, binnen het nationale kader, van een kwaal die internationaal is. | |
[pagina 163]
| |
Het valt dadelijk op, uit het dagelijksch economisch gebeuren, dat er geen samenhoorigheid bestaat tusschen de landen onderling. Dat in ieder land geen solidariteit bestaat tusschen de volksklassen, de bedrijfstakken, de nijverheden. En het is een troostende gedachte in deze geestelijke en stoffelijke crisis, de overtuiging op te doen dat de menschheid, dwars door de depressie heen, aan de hand van de welzijns-gedachte voor de algemeenheid, op weg is naar het herstel van de solidariteit in het maatschappelijk en economisch leven. | |
Solidariteit in het maatschappelijk levenWant daarop schijnt het ten slotte aan te komen, op het in eer herstellen van die princiepen die de vroegste volksvormingen beheerschten en op hun aanpassing bij de levenseischen van onze hedendaagsche ingewikkelde maatschappij, zonder dat de hoogere belangen van de persoonlijkheden en de beschavingsmogelijkheden der volkeren worden verminderd. Het princiep der solidariteit beheerschte het leven der primitieve volkeren op eene ruwe maar bijna ideale wijze, omdat ieder enkeling gelijk stond voor de verdediging van de veiligheid, het bestaan, het onderhoud en het bezit van zijn stam. Dat vroegste primitieve sociale samenvoelen was een eerste teeken van beschaving. Het was de aanvang van de langzame veredeling der natuurwetten die de Schepper in de menschelijke geaardheid had neergelegd en die later door het Christendom tot hun werkelijke waarde zouden worden gebracht. In den loop der latere eeuwen vinden wij deze solidariteit weer. Ze bestond tusschen monnikken en landlieden, tusschen suzerein en leenheer, tusschen leenheer en lijfeigenen. Ze bestond tusschen ambachtsman en gezel en leerknaap, ze bestond tusschen neringen en gilden en ambachten. En met haar ontstond ook het collectieve egoïsme dat | |
[pagina 164]
| |
zoo dikwijls ambachten en steden tegen elkaar in strijd dreef, maar tenslotte groeide toch dat solidariteitsgevoel, dwars door het individualisme der vorsten en de corporatieve zelfzucht heen, totdat een heerscher, groot en sterk genoeg, opstond om de algemeene solidariteit in zijn volk te ontdekken, deze zijn volk voor te houden en het te smeden tot eene natie. Binnen iedere natie kwamen klassen tot stand. Hunne economische bedrijvigheid volgde bijna onveranderlijke of traag evolueerende banen. Monopolen en prvileges verlamden het persoonlijk initiatief, tot op eens in de tweede helft van de achttiende eeuw de snelheid werd uitgevonden. | |
Het economische liberalismeDeze geweldige economische vooruitgang stond in den achtergrond van de geestelijke omwenteling die ten slotte in de Fransche revolutie tot uitbarsting kwam. Zij verbrak de corporatieve banden die te eng waren geworden om de nieuwe vormen van de productie te omvatten en die dan ook niet in staat waren gebleken er zich bij aan te passen. De enkeling werd volkomen losgelaten en vrijgesteld op economisch gebied zijn eigenbelang te vervolgen, zonder eenige belemmering of beperking. Deze princiepen, die in de eerste helft der negentiende eeuw door de theorie van den vrijhandel van het nationale plan werden overgebracht op het internationale, zijn van een beslissenden invloed geweest op de economische lotsbestemming van Europa. Het economische liberalisme heeft West-Europa, een eeuw lang, gemaakt tot de fabriek van geheel de wereld, en heeft ook door zijn meedoogenlooze hardheid in den concurrentiestrijd verscheidene generaties van arbeiders in ellende letterlijk versleten. Geheel de wereld was toen de klient van West-Europa, dat de noodige grondstoffen en voedsel van zijn klienten kocht en betaalde met fabrieksprodukten vooral weefsels en metaalwaren. Een deel der verwezenlijkte winsten diende tot | |
[pagina 165]
| |
het stichten van nieuwe afzetgebieden in den vorm van koloniën. De groote zeewegen werden aan den handel dienstbaar gemaakt. China en Indië, zeven honderd millioen menschen, waren één vrije markt, en in Engeland kwam zelfs de leer tot stand van het Umphalisme, die Europa bezong als Umphalé die Herkules, het overige van de Wereld, in banden houdt. Van deze triomfantelijke hoogte is Europa bijna plotseling neergestort in de heerschende wereldcrisis. | |
Oorzaken der crisisDe fransche oud-minister Dumont haalde onlangs de volgende formuul aan als verklaring der depressie: ‘Het is de groei van de productie tengevolge van den technischen vooruitgang eenerzijds en anderzijds de vermindering van de koopkracht der massa tengevolge van de werkeloosheid, die aan de oorzaken liggen van de depressie’. Deze verklaring heeft het voordeel te passen op alle depressies, wanneer men aanneemt dat de overproductie het gevolg is van den technischen vooruitgang, een vooruitgang die slechts in de werkelijkheid kon worden toegepast dank zij een ongebreideld en ongecontroleerd credietstelsel. Een stelsel dat nu nagenoeg aan de gevolgen van zijn gebrek aan discipline ten gronde gaat. Op elke cyclische depressie past deze verklaring, maar in de depressie die wij beleven steekt meer. De volgelingen van de liberale school beweren nog altijd van niet. Maar Minister Gutt erkende in Februari dat voor België: ‘La crise n'est pas passagère et elle pose le problème des destinées du Pays’. Professor Baudhuin en Henri De Man zijn dezelfde gedachte toegedaan. Met hen zijn vele economisten van meening dat deze depressie ook structureel is en dus niet enkel van een voorbijgaanden aard, maar dat zij samenhangt met de hervorming | |
[pagina 166]
| |
van de economische wereldstructuur. Einde Januari verklaarde Professor Baudhuin in een voordracht te Brussel: ‘Il est évident que la Belgique est arrivée à un point critique et l'année 1935 sera probablement décisive. La situation actuelle est tendue au point que de toute évidence elle ne pourra plus durer longtemps’. Hier is het noodig even stil te staan. Het is voor ons land van het hoogste belang, eenigzins klaar te zien in de diepe oorzaken der depressie om na te gaan wat wij te vreezen hebben, te hopen en te doen. Deze depressie is in de eerste plaats eene cyclische depressie, gevolg van technischen vooruitgang en credietoverdrijving, een dezer depressies die zich vroeger ongeveer alle twintig jaar voordeden. De prijzen daalden gedurig, het vertrouwen was geschokt, het goud won aan koopkracht, de nationale markten waren verlamd, de werkeloosheid trad in, maar dan bleven nog de buitenladsche markten over: Indië, Japan, China, Rusland, Zuid-Amerika, Australië. En hier is het, waar het eenvoudig cyclische karakter der depressie ophoudt en ze een ander, veel tragischer uitzicht krijgt: De buitenlandsche markten zijn grootendeels verdwenen en zulks om eene dubbele reden: De eerste is de oorlog en zijn gevolgen. Na den oorlog, werd Europa door de toepassing van het zelfbeschikkingsrecht der kleine volkeren economisch nog meer verbrokkeld: 11.000 kilometer nieuwe grenzen en negen nieuwe muntstelsels zijn hiervan de tastbare verschijnsels. Tijdens de oorlog, is Europa een slecht leveraar geweest. De wereld die onze producten noodig had heeft in 1914-1918 geen antwoord meer gekregen op zijn bestellingen en is ofwel haar aankoopen gaan doen in de Vereenigde Staten ofwel heeft zij zelf de nijverheden op touw gezet, waarvan wij vroeger de producten leverden. Onze vroegere klienten hebben zich van ons onafhankelijk gemaakt, iets wat ze trouwens reeds lang nastreefden en waartoe wij, onder de geldende liberaal-economische en vrijhandelstheorieën hen benevens de machienen ook de | |
[pagina 167]
| |
ingenieurs en de bedrijfsleiders hebben geleverd die hun fabrieken hebben ingericht. Dat is een strekking waartegen niet te vechten is. De landbouwlanden zooals Zuid-Amerika, Australië, hebben zich voor de nijverheid ingericht en zijn als afzetgebied voor onze massa-productie verloren... Australië en Argentinië zenden ons bevroren vleesch in plaats van vee, Canada zendt ons papier in plaats van hout. De Ver. Staten zenden ons vleesch in plaats van maïs. Rusland is voor ons praktisch gesloten. Indië en China, die vroeger feitelijk met hun toltarieven onder de Europeesche en meer specifiek onder Engelsche kontrool stonden, hebben zich mondig verklaard en zijn protectionist geworden ten bate van de eigen jonge nijverheid. Dat alles vormt meer dan een milliard klienten die ons voor vele zaken ontvallen zijn. Het bezoek dat Ghandi enkele jaren geleden bracht aan de geluidlooze en stille spinnerijen en textielfabrieken van Manchester, terwijl de arbeidslooze menigte zwijgend toezag, is van een tragische symboliek voor geheel West-Europa, want er is meer: de jonge vreemde nijverheid koopt niet enkel niet meer, maar komt ons bestoken op de eigen markt. Niet met fijne artikels, maar met de goedkoope massawaren die hun moderne machienen en goedkoope werkkrachten kunnen voortbrengen. Het is vooral Japan dat hierin den toon aangeeft, en het loont de moeite dit geval even van dichterbij te beschouwen. | |
JapanIn den loop van 1934 verschenen twee boeken over Japan, het eerste geschreven door een Japaner Asahi ‘The Secret of Japan's Expansion’ waarin de motieven van den industrieelen opgang van Japan werden nagegaan: Japan is arm aan grondstoffen zooals wij en moet nagenoeg alles invoeren, maar toch vertegenwoordigt zijn uitvoer zooveel bijna als de Belgische. Het nijverheidsmateriaal is het modernste. Op 300.000 japaansche weefgetouwen zijn er 150.000 automatisch, op 650.000 engelsche zijn er slechts | |
[pagina 168]
| |
30.000 automatisch. Voeg daarbij een geschoold en werklustig volk. Een volk dat tevreden is met een karig loon en geestdriftig zijn opgang meemaakt en wiens nijverheidsproductie (van 4793 ondernemingen) langs 50 uitvoer-organisaties haar weg over de wereld vindt. Anderzijds toont ons Maurice Lechin (Japon 1934) een land dat gekromd ligt onder een economische oligarchie waarin de familie Mitsoei een groote rol speelt en waar vijf ondernemingen het nationale productie-apparaat beheerschen, een landelijke bevolking die in een vreeselijke armoede verkeert, een natie die rijp is voor een communistische omwenteling. Maar zelfs in deze omwenteling zal de kracht van de Japaansche natie gericht blijven op de economische onafhankelijkheid en vrijen loop aan haar economisch imperialisme laten. En Japan is slechts een voorbeeld, van hetgeen in de vroegere Europeesche afzetgebieden gebeurt. | |
De geschokte wereldstructuurEr gebeurt in de wereldeconomie, zooals de bekende economist André Siegfried het zoo juist uitdrukte, een reusachtige arbitrage tusschen twee arbeidsmarkten, tusschen de landen met een dure productie, een hoogen levensstandaard en een kostbare sociale wetgeving eenerzijds en de landen met een moderne uitrusting, goedkoope arbeidskrachten, onbestaande sociale wetgeving en lage levensbehoeften anderzijds. Het gaat hier in deze crisis om het scheppen van een nieuw evenwicht tusschen drie werelddeelen tusschen Europa en Amerika eenerzijds en Azië anderzijds, waarbij Europa dubbel in het gedrang zal komen tusschen Azië en Amerika. Want Europa is verbrokkeld in dozijnen kleine beperkte nationale markten, en daardoor onbekwaam tot hoogproductie over te gaan en de daartoe noodige technische kostbare uitrusting aan te schaffen. | |
[pagina 169]
| |
De Vereenigde Staten beschikken over deze enorme markt van 126 millioen gedisciplineerde afnemers, waarvoor zij kunnen voortbrengen in een tempo dat alleen hun wonderbare machienen en rationalisatie vermogen te bereiken. Azië beschikt over een moderne mecanische inrichting voor massa-goederen, bediend door goedkoope arbeidskrachten, is georganiseerd voor den uitvoer en staat vrij van alle sociale wetgeving. Tusschen het technische overwicht van de Vereenigde Staten en de sociale onbeschaafdheid van Azië ligt de weg van het oude Europa. Is er een uitweg? De uitweg die de meest verziende economisten voorzien is deze van een verfijnde en meer geraffineerde productie. Er is geen middel om terug te komen op den weg die werd afgelegd, den rug te keeren naar den vooruitgang, de gevolgen van de technische wonderen te willen ontloopen, met zich het gebruik van machienen te ontzeggen. Europa zit gevangen in een ontwikkelingscyclus waarin het steeds de eerste moet blijven en het beste moet voortbrengen op doodsgevaar. Europa kan niet remmen, zoomin als de waaghalzen remmen kunnen, die met hun motorfiets horizontaal rondrijden op den cirkelvormigen muur van de dood. Remmen is vallen. Er is hier geen redding dan voorwaarts. André Siegfried formuleerde de toestand als volgt: ‘La vieille Europe ne pourra résister au réveil des masses en Orient et à la concurrence des Etats-Unis que par la qualité de ses produits et par son esprit d'invention’. Is die redding mogelijk? Op deze vraag geeft niemand een positief antwoord. Minister-President Theunis zegde in zijne rede van 31-1-34 (L.B.): Il n'y a pas de vrai remède pour le chômage.’ Dat wil denkelijk zeggen geen ‘onmiddelijke remedie’. De verre uitkomst ligt in verbetering, verfijning, vernieuwing. Maar de vraag is: Zullen er in de toekomst genoeg moeilijke en verfijnde, voor de Aziaten voorloopig onbereik- | |
[pagina 170]
| |
bare, nijverheden overblijven om Europa een levenskans te laten? En dan volgen de vele andere vragen: Zullen de democratische regeeringen iets kunnen afdoen van de sociale dure wetgevingen? Wat zullen deze regeeringen doen, wanneer de reserven van hun natiën zijn uitgeput? Zal men den levenstandaard kunnen doen dalen? De productiekosten verminderen? Zal Europa in een woord genoeg tijd kunnen winnen, om de Aziatische volkeren toe te laten insgelijks hun recht op sociale bescherming en hulp te doen gelden en aldus op een nagenoeg gelijk plan op de wereldmarkt te slaan? Het is een kwestie van tijd en een kwestie van verandering der economische structuur van Europa. En alles schijnt er op te wijzen dat indien de weg die tot nu toe ingeslagen oogenschijnlijk de verkeerde is, het bij lengte van dagen zal blijken dat hij in werkelijkheid de pijnlijk noodige was. | |
Het verweer van EuropaDe wereld staat dus te midden van een cyclische crisis, verscherpt op eene ongewone wijze door de gevolgen van den oorlog. Europa staat in deze crisis tegenover Canada, Australië, Indië, Zuid-Amerika, Rusland, die zich economisch willen vrijmaken. Europa staat tegenover Azië en Amerika, de eerste gewapend met zijn goedkoope arbeidskrachten, de tweede met zijn schitterende mecanische nijverheidsuitrusting. Beiden leggen ons den plicht op, onze economische structuur te veranderen en dwingen ons de richting in te slaan naar een verfijnde productie. Wat hebben de Europeesche landen daartegen gesteld als daden? Bij de daling van den uitvoer, kwam het evenwicht van de handelsbalans en van de balans der internationale rekeningen in gevaar, de werkloosheid steeg en de ontvangsten | |
[pagina 171]
| |
van den staat daalden. De eerste beweging was de verdediging van het budget ten einde de staatsuitgaven en vooral de sociale wetgevingen op peil te kunnen houden, de tweede was een strijd tegen de werkloosheid, met rechtstreeksche en onrechtstreeksche middelen. De nijverheden, getroffen door de maatregels der vreemde landen, door toltarieven, devaluaties, contigenteeringen, wisselreglementen, deden beroep op den staat, die eerst trachtte de buitenlandsche markten te behouden en nadien zijn binnenlandsche markt te verdedigen had tegen de waren uit landen met lage productiekosten. Tenslotte werd door de veralgemeende contigenteering, de inlandsche markt dienstbaar gemaakt aan den uitvoer, zooals b.v. de Koningin der Nederlanden het onomwonden erkende in hare troonrede van September 1933: ‘Tevens zal aan de bevordering van onzen uitvoer, onze invoer moeten dienstbaar gemaakt worden.’ Grondstoffen en eetwaar worden slechts gekocht van de natiën die van ons koopen (zie Le Soir, Artikels van Van Overbergh, Februari 1935).
* * *
Zoo werd Europa en de geheele wereld verbrokkeld in scherp afgelijnde en gesloten economiën. Er wordt op dit oogenblik door België onderhandeld met Ierland, Duitschland, Amerika, Polen, Holland, Frankrijk, Engeland, Denemarken, Brazilië, Spanje, Haïti... Enger en enger wordt de kring toegehaald, niet enkel rond onze, maar rond elke economie. Meer en meer wordt in de internationale handelsbetrekkingen alle soepelheid en speling uitgeschakeld. Bij elk nieuw handelsverdrag wordt de markt van een of meer producten omschreven, afgebakend, vastgelegd. Het economisch beeld van de wereld dat vroeger vaag en wazig was krijgt scherpe en strakke trekken. Ieder land is verplicht het volledige inventaris op te | |
[pagina 172]
| |
maken van zijne economische krachten, van zijn productieve vermogens, van zijn nooden aan vreemde grondstoffen en voedingswaren; en dan onderhandelen de Regeeringen. Zoo weigerde België een paar jaar terug nog bevroren vleesch te koopen van Australië, indien de australische markt niet open bleef voor belgisch glas. Zoo weigert Denemarken den toegang van belgische telefoonapparaten omdat België geen voldoende kwantums deensche boter binnenlaat. Zoo zou Holland in 1934 zijn grenzen voor belgische nijverheids-producten gesloten hebben, indien België niet meer landbouwartikelen kocht, zoo ruineerde Frankrijk de belgische lijnkoeknijverheid, zoo onderhandelt België om aan Spanje meer eieren te verkoopen in ruil voor vruchten. Zoo werd mij persoonlijk door een der grootste, laat ons zeggen metaalwarenfabrieken van België de vraag gesteld of er kans was in België voor 20 millioenen franken hazelnoten van X -ije te verkoopen, ten einde een levering van een even hoog bedrag aan metaalartikels aan X -ije te mogen doen.
* * *
De bouwers aan het mozaïek gaan hun gang. Het is onafwendbaar, het is noodig, om den wellicht reddenden eindpaal te kunnen bereiken, waar, uit de algemeene verstarring een nieuwe internationale economische solidariteit zal moeten worden geboren. Europa zal zich moeten rekenschap geven van zijn groeiende machteloosheid op de wereldmarkt en voor de noodlottige verstarring van zijn economisch leven in nationale economiën, in strakke autarchiën. Door allen haat heen, boven alle historische vijandigheid, over de grenzen van hare middeleeuwsch gebleven vormen, zal Europa zich moeten bevrijden van het economisch dwangkamisool dat de europeesche landen zich zelf en elkander hebben aangetrokken, en waarvan elk handelsverdrag een nieuwe band, eene nieuwe knevel vormt. | |
[pagina 173]
| |
Crisis en democratieHet gevolg van dat alles is geweest dat de omvang van den wereldhandel in 1934 gevallen is tot op minder dan een derde van den omzet van 1929, en dat over geheel de wereld een leger van nagenoeg 30 millioen werkloozen op arbeid wacht. Maar deze reusachtige verlamming van het economische apparaat kon niet zonder weerslag blijven op het sociale en politieke leven van de natiën. Het einde van den oorlog had zoowat overal den triomf, gezien van de massa, die, eens dat zij het staatsbewind in handen had, er toe overging op economisch en sociaal gebied al hare verzuchtingen te verwezenlijken. Overal zag een zware, in princiep rechtvaardige sociale wetgeving het licht. Zulks kon gemakkelijk geschieden gedurende den echten roes van productie, die tijdens de vijf eerste jaren na den oorlog over de wereld voer. Maar deze roes bemantelde den feitelijk reeds neteligen toestand van de Europeesche economie. Eens de crisis daar, bleek het, dat het democratische staatsverband niet homogeen genoeg was, niet snel genoeg op de feiten reageerde. Schreef Salvador de Madariaga niet: ‘Les democraties vivent d'action et meurent de verbiages...’ Dat de Syndikaten van alle kleur tot klassenstrijdelementen waren gegroeid en tot factors van onrust en onbestendigheid. Dat meer en meer de regeeringen een twijfelachtig bestaan hadden en de uitvoerende macht stilaan terecht kwam in de handen der Parlementen. Al naarmate de crisis verscherpte en de reserves, en het weerstandsvermogen der onderscheiden landen uitgeput werden, werd het duidelijker dat de democratie de gevangene was van haar eigen princiep. Het getal moest regeeren, maar het getal kan niet vooruitzien, het kan slechts aansturen op de verwezenlijking van onmiddellijk genietbare, stoffelijke verlangens. De leiders zijn er niet in gelukt aan de massa een breederen kijk te geven, noch het gevoel van hare verant- | |
[pagina 174]
| |
woordelijkheid tegenover het land en zijn toekomst.Ga naar voetnoot(1) Daarom deden zich ook, al naarmate het nationale temperament er zich toe leende en de omstandigheden er toe drongen, in de wereld geweldige staatkundige hervormingen voor, die ofwel op de instelling van een dictatuur uitliepen, ofwel, in de parlementaire landen, tot een afzwakking van de wetgevende macht en een versterking van de uitvoerende. Maar aan den grond van deze dictaturen ligt een overblijfsel van het parlementarisme, want al veronderstelt en gedoogt de dictatuur slechts ‘één staatspartij’ toch draagt zij aan de massa de vertegenwoordiging op der economische belangen in de nieuwe staatsorganen: de corporaties. Daar moet de democratische massa zich rechtstreeks met haar economische belangen bemoeien, terwijl zij vroeger den staat er toe dwong langs politieken weg. Nu is het de autoritaire staat die de massa langs den politieken weg dwingt een nieuw sociaal economisch evenwicht te vinden. Deze vertegenwoordiging geschiedt op paritaire basis, onder leiding en toezicht van staatsafgevaardigden in de plaatselijke groepeeringen en onder de leiding van het hoofd der regeering in een economisch parlement. Deze algemeene formuul past ongeveer op de vormen van het sociaal economisch en politieke leven in Italië, Portugal, Oostenrijk. Duitschland steunde zijn systeem op het nationaal eergevoel. Verder kwamen verkapte of uitgesproken dictaturen tot stand in Spanje, Estland, Lettoniën, Polen, Rumenië, Vereenigde Staten. En de parlementaire overblijvende staten: Frankrijk, Engeland, Nederland, België, Zwitserland evolueeren allen in de richting van een economisch geordend leven. (Wordt voortgezet). rene goris. |
|