- Ja, ja...
- Ga dan maar; vóór ge drukte maakt.
En Amei glijdt van haar stoel. De glazen deur valt weer aemechtig in slot, de treden kreunen onder de kleine stevige kinderschoenen, en dan: plomp! gelijk een visch die in zijn element springt. O, die drukke Amei.
Daarmee is Amei weg en ze krijgen haar niet meer te zien vóór het avond is en grootmoeder haar pap in de voorkamer op tafel zet.
Ze roepen achter Amei op het hof; ze roepen achter haar in den tuin; ze roepen hier, en ze roepen daar; maar Amei antwoordt niet. Nu beginnen ze te zoeken. Grootmoeder kermt over dat wilde kind. Ongetwijfeld zit ze in den achtertuin, waar die gebarsten molensteen ligt. Halmen zijn er tusschen opgeschoten, die zingen, gij hebt ons gemalen, maar we leven toch. Amei is daar inderdaad geweest, kort na den koffie; ze had daar op den molensteen gezeten, naast den zwijnhoeder Lambert en ze had hem gezegd: Ja, Lambert dat ge daar weer zijt; en Lambert had daarop geantwoord: Ja, Amei, en gij ook. Amei en Lambert zijn twee dikke vrienden. Lambert is oud en zijn korte beenen staan zoo krom, dat de kippen en eenden meenen dat de open staldeur daar over het hof gaat en ze loopen er zoo doorheen.
- Wilt ge de biggetjes eens zien, Amei?
Maar Amei was alweer verder. Ze had vele vrienden op de hoeve; en ze mocht toch niet den eenen voor den anderen ontstemmen.
Rond den verwarden haarbos van Ludolf, den timmerman komen de duiven gefladderd. Zij kirren en lachen en doen, waar ze maar drinken of eten vinden, zonder vrees voor het monument van een neus op Ludolfs gezicht.
- Zijt ge niet bang? vraagt Amei.
- Waarom?
- Dat uw neus eens onder de schaaf te recht komt...
- Nee, zegt Ludolf, ik ben genoeg geschaafd; geef maar acht op u zelf.
De schaaf is weer aan schaveren, krollen vallen op den grond, een duif zit te kirren onder den bek van een doffer, het ruikt naar kinnebak en pruimtabak; en Ameis helder kleedje is al verdwenen tusschen de boomen van het broek.
Ze is bij al de maalders geweest.
Ze is bij den hovenier geweest en bij zijn vrouw, die goede sukkel,