Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1934
(1934)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 321]
| |||||||||
[1934/5]Het Oriënteeringsproces in Newman's Geest
| |||||||||
[pagina 322]
| |||||||||
advances forward with a quickness which has become a proverb, and a subtlety and versatility which baffle investigation... and thus it makes progress not unlike a clamberer on a steep cliff, who, by quick eye, prompt hand, and firm foot, ascends how he knows not himself, by personal endowment, by practice rather than by rule, leaving no track behind him, and unable to teach another’Ga naar voetnoot(3). Voorwaar degene die deze woorden schreef voelde in zijn hoofd de elektrische vlugheid van door elkaar kruisende intuïties. Newman spreekt hier uit ervaring. Ik kan niet anders dan inzien dat de veerkracht en de soepelheid waarmede hij om het even welk volumen gedachten optilt in eender welk zijner werken, stamt uit dit overvlug implicit reasoning. Zijn zwaai, zijn elegantie, zijn gratievolheid die overal te bespeuren zijn, zelfs daar waar hij de saaiste onderwerpen behandelt, houden verband met het vliemscherp en bliksemsnel stralen-schieten en verspringen van zijn geest, mijlen ver en mijlen hoog in één oogenblik. En toch, dit intuïtief zien is op verre na niet de geheele geesteswerking van Newman. Wonder om na te gaan is het, hoe dit genie van subtiliteit altijd weerkeert op zijn intuïties om ze discursief te controleeren. Newman staat wantrouwig, achterdochtig, aarzelend tegenover de spontane werking van zijn geest. Hij gaat stap voor stap en met angstige doorzoeking bij middel van het ‘explicit reasoning’ den weg dien hij bliksemsnel doorloopen heeft. Hoort het hem uitleggen: ‘When the mind reflects upon itself, it begins to be dissatisfied with the absence of order and method in the exercice (of the implicit reasoning) and attempts to analyse the various processes which take place during it, to refer one to another, and to discover the main principles on which they are conducted, as it might contemplate and investigate its faculty of memory or imaginationGa naar voetnoot(4). Hier treedt het pijnlijk proces van realisme en orientatie in, dat ik in den loop van dit artikel wil onderzoeken. Het complex: intuïtie die ieder oogenblik verzwindt, ‘leaving no track behind en explicit reasoning die achternahinkend kontroleert, geeft mijns inziens den eersten sleutel tot Newman's diamant-scherpen en kristal-helderen kop, waarin tevens een wereld van angstige self-questionings wemelt. Met deze richtlijnen kunnen we veilig op verkenningstocht gaan. | |||||||||
[pagina 323]
| |||||||||
I. De tweespalt in Newman's geest. ‘Oriëntirung’ als reageerende denkvorm.Newman was geen puur-evenwichtige natuur. Hij had heimwee naar eenheid, evenwicht en sereenheid, aldoor groeiend heimwee, dat zijn hoogste verzadiging vond in het opstreven in gedachte en verlangen naar de eeuwigheid, waar het bestaan eerst zijn volle evenwicht kan bereiken. Maar ten slotte zegde van hem zijn broeder Francis met recht: ‘he always wanted balance, as a consequence of prematurity of talent’Ga naar voetnoot(5). Laat ik even een vluchtigen blik werpen op zekere aanstuwingen van zijn geest, verbeelding en gemoed, die duidelijk een neiging tot wanorde, onevenwichtigheid of althans verdeeldheid en gesplitstheid van geest verraden: ik maak er nu reeds attent op dat de ervaring van deze aanstuwingen geheimzinnig verbonden is met Newman's nood aan ‘self-questioning’ ‘self-orientation’ en ‘realization’. Ik noteer eerst en vooral het kostelijk woord - zoo karakteristiek Newmaniaansch als 't maar zijn kan, en ten slotte zoo menschelijk - dat hij aanvoert in zijn Apologia terwijl hij indrukken van jeugdlecturen bespreekt: ‘I recollect copying out some French verses, perhaps Voltaire's against the immortality of the soul, and saying to myself something like: ‘How dreadful, but how plausible’Ga naar voetnoot(6). Hier betrappen we op heeterdaad Newman's oorspronkelijke geestesgesteldheid. Hij ondergaat duidelijk een dubbelen en tegenstrijdigen indruk. ‘How dreadful’ stamt uit zijn ontvankelijkheid voor vrome indrukken - hij schrikt huiverend terug voor deze valsche negeering van de onsterfelijkheid der ziel; - terwijl ‘how plausible’ uit zijn gevoeligheid voor het schijnschoone, het schijnaannemelijke in de voorstelling geboren is. Het behendige hierin oefent magnetisch en bliksemsnel een aantrekkingskracht op hem uit. Vandaar de tweespalt; de religieuse afkeer haalt het ongetwijfeld op de intellectueele toeneiging, maar wordt er door geschakeerd. Nu is dit nog niet specifiek Newmaniaansch. Wij allen, of althans de meesten onder ons ondergaan wellicht soortgelijke tegenstrijdige ervaringen, althans een begin in verschillende richtingen; maar het eigenaardige | |||||||||
[pagina 324]
| |||||||||
bij Newman is dat die beginbewegingen tot het uiterste gaan, en dit dan nog wel als 't ware op 't zelfde oogenblik. Om dit laatste duidelijk te maken zal ik veronderstellen dat Newman zijn dubbel-indruk ‘how dreadful, but how plausible’ literair ontwikkelt. Zonder twijfel zou hij in de bladzijde waarin hij ‘how plausible’ uitlegt, volledig recht laten wedervaren aan het meesterschap in 't exposeeren bij den schrijver; en zelfs zoo dat een oppervlakkige lezer wellicht onder den indruk zou komen met een echt Voltairiaan te doen te hebben, waar men bij nauwkeuriger en fijner toezicht en bij diepere aanvoeling van taalnuances, ongetwijfeld zou moeten vaststellen dat in die bladzijde schakeeringen medespelen van terughoudendheid in de bewondering, geheime tinten van vrees die uit Newman's gevoelen ‘how dreadful’ in deze ontwikkeling van ‘how plausible’ zijn overgeheveld, en waardoor het geheel, gezond aanvaardbaar en diepmenschelijk wordt. Een klein voorbeeld ter verduidelijking. In de ‘Idea of a University’ gaat het om de tegenstelling: geesteskultuur en vroomheid. Newman weeft er voortdurend draden tusschen deze twee polen. Zoo ontvankelijk staat hij tegenover indrukken die uit deze beide werelden in hem overkomen, dat hij steeds met nuances beide ineenwerkt, zoo nochtans dat de deugd en de vroomheid ontegensprekelijk hoogst staan in zijn achting, hoezeer hij ook de problemen en eischen van den geest met rechtvaardigheid en doordringend inzicht behandelen moge. Newman bereikt in geest en aanvoeling antipodische uitersten zonder er evenwel eenheid van wil en richting bij in te schieten. Daar huist ten slotte zijn subtiliteit; en men vat ze al dan niet, naarmate men eenerzijds zijn beweeglijke ontvankelijkheid voor tegenstrijdige indrukken begrijpt en aanvoelt, en anderzijds de gebundelde energie van zijn streven dat alle tegenstrijdigheden tot eenheid terugvoert. Niets min dan dit geheele ‘complex’ drukt hij uit met nauwgezetheid, haarfijn, geschakeerd en tevens krachtig. Ik keer echter terug tot mijn vertrekpunt, en geef zonder of met een minimum commentaar enkele voorbeelden aan, waaruit een neiging tot verstandelijke wanorde of althans tot onevenwichtigheid in denken, voelen of verbeelden bij Newman blijkt te bestaan, als in den zooeven aangehaalden dubbelindruk: ‘how dreadful, but how plausible.’
| |||||||||
[pagina 325]
| |||||||||
Zou men hierbij niet vermoeden dat Newman in de Maria-devotie een tendenz legt tegen ‘solid piety and Christian good sense’, tendenz waartegen het Engelsche volk zou gevrijwaard worden door zijn nationaal-typische eigenschappen van nuchterheid en evenwicht? En toch kan men veel teksten aanhalen waaruit blijkt dat hij de meest teedere godsvrucht tot Maria aanziet als hoogst vereenigbaar met ‘solid piety’, ja als er onafscheidelijk mee verbonden. Zijn opvatting is grondig juist zonder twijfel, maar de uitdrukking er van in den even aangehaalden tekst is niet gansch correct; of liever zij schijnt gewaagd omdat zij de oorspronkelijke tweespalt meevoert: gezonde godsvrucht - ziekelijke godsvrucht. Hierbij komt | |||||||||
[pagina 326]
| |||||||||
nog dat hij in dit particuliere geval Pusey's onbehaaglijke houding aanvoelt tegenover de zuidelijke Maria-devotie, en die opneemt in zijn uitdrukking om zijn tegenstrever aldus psychologisch te treffen en treffend mee te voerenGa naar voetnoot(11). Deze rhetorische behendigheid is echter ingeënt op de neiging van Newman's geest om steeds twee uiteenloopende lijnen in 't blikveld der beschouwing te houden. 5. Men leze 't verslag dat Newman opgesteld heeft over den invloed op hem uitgeoefend door twee boeken, tegelijk: Milner's Church History en Newton on the propheciesGa naar voetnoot(12) en men oordeele of het waar is, al dan niet, dat Newman naar het onevenwichtige overhelt. Ik kan niet nalaten den tekst te laten volgen: ‘Now I come to two other works, which produced a deep impression on me in the same autumn of 1816, when I was fifteen years old, each contrary to each, and planting in me the seeds of an intellectual inconsistency which disabled me for a course of years. I read Joseph Milner's Church History and was nothing short of enamoured of the long extracts from St Augustine and the other Fathers which I found there. I read them as being the religion of the primitive Christians; but simultaneously with Milner I read Newton on the Prophecies, and in consequence became most firmly convinced that the Pope was the Antichrist predicted by Daniel, St Paul and St John. My imagination was stained by the effects of this doctrine up to the year 1843; it had been obliterated from my reason and judgment at an earlier date; but the thought remained upon me as a sort of false conscience. Hence came that conflict of mind, which so many have felt besides myself; - - leading some men to make a compromise between two ideas, so inconsistent with each other, - driving others to beat out the one idea or the other from their minds, - and ending in my own case, after many years of intellectual unrest, in the gradual decay and extinction of one of them. - I do not say in its violent death, for why should I not have murdered it sooner, if I murdered it at all?’ | |||||||||
[pagina 327]
| |||||||||
Hier staan we duidelijk voor een ietwat ziekelijkén, passief gestelden geest, die onevenwichtig zich afpijnt in den loop van 27 jaren - van 1816-1843 - onder den indruk van een vlottend fantasiebeeld. Nog veel voorbeelden uit de andere schriften van Newman zou ik aanvoeren, had ik me niet te beperken. Ik verwijs enkel naar het sermoen ‘Faith and Sight’Ga naar voetnoot(13), waarin we de spleet in Newman's geest als 't ware betasten. Weer aanknoopend bij wat ik boven meedeelde over de wondere neiging in dien man, om gelijktijdig tegenstrijdige uitersten van gevoel en verbeelding te beleven, stip ik nog even een buitengewoon karakteristieken brief aan van 10 Mei 1828, gericht aan zijne zuster Jemina: ‘The country is beautiful; the fresh leaves, the scents, the varied landscape. Yet I never felt so intensely the transitory nature of this world as when most delighted with these country scenes’Ga naar voetnoot(14). Uit dezen tekst vernemen we zoowaar eens te meer Newman's pelgrimsgesteldheid, zijn niet te lesschen dorst naar het eeuwige, maar ook - en hier komt het juist nu op aan - de moeilijkheid die hij ervaart om het tegenwoordig oogenblik vol te beleven; het is alsof hij op een wegschuivende plank stond, en steeds het gevoelen had van ‘voorbij’ en nooit van ‘nu’. Wie ging ooit op reis zooals hij: ‘I looked at everything but as the matter for retrospective pleasure’Ga naar voetnoot(15). En andersom, wat geven de dagboeken en Meditations and Devotions niet een wonderen kijk op Newman's aarzelend uitzien naar ‘the future’, zijn uitkijken en wachten naar een teeken: ‘Waiting for a Sign’Ga naar voetnoot(16). Kortom er is iets vlottends, een verschuivend onvast element op den bodem van Newman's ziel. Men zou zeggen dat hij het oogenblik dat hij beleeft, niet durft genieten, en dat hij steeds, onzeker van zichzelf, zoekt naar een houvast. De zaak is delicaat: er is in het kris- | |||||||||
[pagina 328]
| |||||||||
telijk temperament iets dat eenigszins overeenkomt met Newman's levensgevoelen: de hoop op later behoort tot het wezen van een kristen mensch, en de nood aan een vaste rots in 't leven - hier Newman's nood aan de Katholieke Kerk - is louter katholieke levenszin. Maar bij hem komt daar iets ziekelijks bij, een zekere bloedloosheid, een ‘impossibility to grapple with the present’ die wellicht teruggaat op zijn physiologie en die ten anderen lichtelijk te bespeuren is in zekere onvaste lijnen van zijn wezenstrekkenGa naar voetnoot(17). Men legge al zijn portretten naast elkaar, men bemerke de spelende aarzelingen om zijn mond, de uitdrukking van iets als subtiliteit en nuances en aanvoelen van moeilijkheden, in de streek van het voorhoofd, even boven den krachtigen neus. Men mag echter niet overdrijven. Newman's leven is er een geweest van energie en standvastig streven en bewonderenswaardige éénheid. Hij mocht terecht bij zijn verheffing tot het Kardinalaat in zijn Biglietto-speech getuigen, dat hij één levenslijn getrokken had: met name die van den strijd tegen het liberalismeGa naar voetnoot(18). En in dien strijd heeft hij op een oogenblik van zijn leven een gebundeld geweld en een kamplust aan den dag gelegd, die schijnen tegen te spreken wat ik even aangaf als zijn ‘impossibility to grapple with the present’. Men moet er het verhaal op nalezen dat hijzelf van dien tijd gegeven heeft in zijn ApologiaGa naar voetnoot(19), speciaal vanaf bl. 145: ‘That exuberant and joyous energy with which I had returned from abroad, and wich I never had before or since... tot aan: So I went on for years, up to 1841, I was truly at home’ (bl. 174). Hier hebben we Newman die zichzelf confronteert met de Oxford-beweging, en er o.a. de vraag in beantwoordt over zijn kwaliteiten als leider van een partij; buitengewoon raak zegt hij er: ‘For myself, I was not the person to take the lead of a party; I never was, from first to last, more than a leading author of a school; nor did I ever wish to be anything else... en even verder, zeer kandied - Newman is de eerlijkheid in persoon -: ‘Thus the movement viewed with relation to myself, was but a floating opinion; it was not a power. It never would have been a power, if it had remained in my hands. Years after, a friend, | |||||||||
[pagina 329]
| |||||||||
writing to me in remonstrance at the excesses, as he thought them, of my disciples, applied to me my own verse about St Gregory Nazianzen: ‘Thou couldst a people raise, but couldst not rule’Ga naar voetnoot(20). Wat was dan ten slotte Newman's rol in de Oxford-beweging? Men kan daar op menige wijze op antwoorden, maar het éénig antwoord dat iets onthult van Newman's denk- en levensvorm in de Oxford-beweging, werd gegeven door Hutton, die echter niet schijnt te vermoeden dat hij hierbij Newman's wezen veropenbaart: ‘... from the very first, amidst all the hurry to preach Church principles, there was at least an equal amount of selfquestioning as to what precisely the new Church principles were to be. (How were the Calvinistic elements in the Anglican Church to be dealt with, and minimised? How were the authorities of the English Church to be persuaded that they ought to take a much higher stand than they had been accustomed to take, both against heresy and against the interference of the state? (bemerk dat op al die vragen, bepaalde tracts van Newman's hand antwoorden). How was the via media to be made so plain and impressive that the portion of the renovated hierarchy should be clearly marked out, as against both Rome on the one side, and the representatives of the Reformers and the Erastians on the other? In a word, though the movement went on merrily enough, Newman was constantly going through the process which the Germans call “Orientirung” - determining the true position of the new party, its precise latitude and longitude, so that it should be in no danger of being confounded with either Romanism or Protestantism’Ga naar voetnoot(21). Wie ziet niet in al die zoekende bedrijvigheid Newman's nood, te weten waar hijzelf precies staat en waar hij gaat. Het gaat er om een kwestie van persoonlijke levensoriëntatie bij een man die zich in diepsten grond onvast voelt. Orienteeren is Newman's bewuste bedrijvigheid niet alleen in de Oxford-beweging, maar levenslang. | |||||||||
II. Het oriënteeringscomplex.Laat ik daarom vooraleer dit artikel te besluiten even dit oriënteeringscomplex onderzoeken en toetsen aan de feiten van Newman's bekeering. | |||||||||
[pagina 330]
| |||||||||
Men veroorlove mij om in deze samenvattende uiteenzetting, duidelijkheidshalve, enkele noties te betrekken die ik tot nog toe niet of nauwelijks aangeraakt heb. Ook weze het mij toegegeven dat ik met recht veronderstel dat de lezer althans het 4e hoofdstuk van 't 1e deel (over ‘notional’ en ‘real’ assent) en ook het 9e hoofdstuk van 't 2e deel der ‘Grammar’ bestudeerd heeft. In laatstgenoemd hoofdstuk handelt Newman over ‘The Illative Sense’. (Een faculteit die deze man heeft meenen te moeten creëeren, precies omdat hij bij 't onderzoeken van zijn eigen verstandswerking - wat is de Grammar anders dan een uitbeelding daarvan? - in zich de gave aanvoelde om te oriënteeren in een complex geval.) Bij 't bespreken van de ‘Range of the Illative Sense’ vult hij systematisch aan (bepaaldelijk vanaf bladz. 371) wat hij in zijn Present Position of catholics in England, reeds in kiem voorgesteld had t.w., zijn theorie over de ‘first principles’Ga naar voetnoot(22). Hoe verwarrend deze laatste benaming ook moge wezen, wij zijn wel verplicht ze over te nemen en ons af te vragen wat Newman er door verstaat, willen we hemzelf begrijpen. Afgezien van de klasseering der first principles onder drie hoofdingen, - klassificatie waar ik den lezer naar verwijsGa naar voetnoot(23) - moge het hier volstaan enkele regels over te nemen uit zijn Present Position: ‘The First Principles are our guides and standards in speculating, reasoning, judging, deliberating, deciding and acting. They are the conditions of our mental life; by them we form our view of events, of deeds, of persons, of lines of conduct, of aims, of moral qualities, of religions. They constitute the difference between man and man; they characterize him. According to his First Principles is his Religion, his creed, his worship, his political party, his character, except as far as adventitious circumstances interfere with their due and accurate development; they are, in short, the manGa naar voetnoot(24). De menigvuldige voorbeelden van First-Principles-in-werking welke Newman aangeeft, gaan niet alle even duidelijk terug op de volgende bepaling welke hij er van aandient in de Grammar: ‘First Principles are propositions with which we start in reasoning on any given subject matter’Ga naar voetnoot(25), maar zij komen alle overeen in wat hij | |||||||||
[pagina 331]
| |||||||||
vijf bladzijden verder over hun oorsprong zegt: ‘they are really conclusions or abstractions from particular experiences’Ga naar voetnoot(26). Het komt er voor mijn opzet op aan, in 't licht van deze theorie enkele van Newman's eigen first principles te beklemtonen, en te suggereeren dat ze in hem leefden ten gevolge van zijn eigen intieme ervaringen, hem door den vlottenden grond van zijn wezen voortdurend aangebracht. En eerst en vooral: het ligt voor de hand dat reactie tegen de tweespalt die onophoudelijk uit dezen grond bifurqueerde, hem een levensnood was, en dat diensvolgens zijn intellectueele bedrijvigheid van eerst tot laatst er een was van reageerende zelf-orientatie. Net als de kompasnaald is zijn geest altijd aan 't sidderen in de richting van het Noorden. Als onderdeel van die complexe functie komt zijn op honderden bladzijden uitgedrukte en overal voelbare inspanning ‘to form a view of a thing, to take an aspect of a question.’ (Abbott heeft juist gezien waar hij aanmerkt: ‘All knowledge with him will be a ‘view’ or an ‘intelligible position’ or a ‘controversial basis’Ga naar voetnoot(27). Zijn specialiteit is dan ook het aanvoelen van een ethos, 't zij in een afzonderlijk mensch, 't zij in een gezelschap, een beweging, een instelling, en niet het minst in zichzelf. Door ethos verstaat hij: aanleg, houding, wezensneiging, mentaliteit, tendenz en atmosfeer, zooals blijkt uit veel passages der Letters and Corresp. I, bvb. bl. 205, 343, 184, 185Ga naar voetnoot(28). Hierbij helpt hem zijn psychologische en logische gave waarover hijzelf getuigde: ‘I have a vivid perception of the consequence of certain admitted principles, have a considerable intellectual capacity of drawing them out’Ga naar voetnoot(29), waarop Guitton gevat aanmerkt: ‘Un tel don est précieux pour qui vit dans un cercle distingué, car ik permet de s'enrichir par les entretiensGa naar voetnoot(30). Men heeft er niet genoeg den nadruk op gelegd welk een overwegende rol deze gave van het aanvoelen van een êthos in Newman's denk- en wilsleven gespeeld heeft. Al zijn verfijnde kantteekeningen en ontledingen in 40 boekdeelen verspreid, cirkelen rondom deze psychologisch-logische werking van zijn geest, en zijn er ten slotte slechts de discursieve uitbreiding van. Men denke hierbij aan een werk als de Idea of a University, dat gedragen wordt | |||||||||
[pagina 332]
| |||||||||
door het altijd weerkeerend motief: ‘ethos van een zuiver-intellectueel’ in tegenstelling met het ‘ethos van een kristen mensch’. Men kan de geheele ragfijne uitwerking van dit meesterstuk niet volgen, als men deze conceptiekern niet in het oog houdt; maar als men dit centrale ethos-aanvoelen bij den schrijver gevat heeft, zoo wordt alles klaar. Heeft men er verder genoeg op gelet dat Newman's overgang tot het katholicisme, voor zoover we de genade buiten beschouwing laten, in laatste instantie toe te schrijven is aan zijn allerscherpst aanvoelen van het êthos der oude Moederkerk? Ik weersta niet aan de bekoring den brief van Mozley aan te halen waaruit dit met een overgroote duidelijkheid blijkt: ‘In the time of the early Roman Empire, when Christianity arose, it arose with a certain definite ethical system... Next I have a clear perception, clearer and clearer as my own experience of existing religions increases, that this ethical system (êthos we used to call it at Oxford as realised in individuals) is the living principle also of present Catholicism, and not of any form of Protestantism whatever - living both as to its essential life, and also as being its vigorous motive power; both because without it Catholicism would soon go out, and because through it Catholicism makes itself manifest and is recognised. Outward circumstances, or conditions of its presence may change or not... but I say, even supposing there have been changes in doctrine and policy, still the êthos of the Catholic church is what it was of old time, and whatever and whoever quarrels with Catholicism now, quarrels virtually and would have quarreled, if alive 1800 years ago, with the Christianity of the Apostles and Evangelists’Ga naar voetnoot(31). Hierbij sluit aan wat Newman zegde in zijn laatste conferentie van de serie On difficulties felt by Anglicans in submitting to the Catholic Church over zijn overgang tot RomeGa naar voetnoot(32); hij haalde er de woorden aan uit zijn Essay on development van 1845Ga naar voetnoot(33); woorden die maar al te duidelijk bevestigen dat het aanvoelen van | |||||||||
[pagina 333]
| |||||||||
het kristelijk ethos dezen man in de armen van de Katholieke Kerk gedreven heeft; de woorden zelf zijn genoeg bekend, maar de intellectueele bedrijvigheid en aanleg die ze verraden werden niet beklemtoond, omdat men de vraag naar Newman's denkvorm nooit uitdrukkelijk gesteld heeft; ik citeer in verkorte vertaling deze merkwaardige passage, hierbij mede op het oog houdend de eigenaardige manier waarop Newman zijn ‘Views’ vormt: ‘Werden St Athanasius en St Ambrosius plots weer levend onder ons, het laat geen twijfel over welke Kerk zij als de hunne zouden erkennen Ze zouden, bij alle meeningsverschil, bij alle protesteeren als ge wilt, zich meer thuis gevoelen bij menschen als St Bernardus of St Ignatius van Loyola, of met een eenzamen priester in zijn woonst, of met de zusters van barmhartigheid, of met de ongeletterde massa vóór het altaar dan met de overheden of de leden van welke andere godsdienstige gemeenschap ook’... en hij voegt er bij: ‘This is the great manifest historical phenomenon which converted me, to which all particular inquiries converged.’ Het moge schijnen dat ik eenigzins van mijn onderwerp afgedwaald ben; en toch meende ik langs dezen kleinen weg duidelijker te maken en samen te vatten wat ik tot nog toe over Newman's geesteswerking zegde. Op het hoogtepunt van zijn leven zien we dus glanzend bevestigd dat hij zich oriënteert; niet precies door een onderzoek in te stellen naar de leerstellige geloofspunten van de Katholieke Kerk, maar door het psychologisch en historisch doordringen en vergelijken van een dubbel êthos - het protestantsche en het katholieke. Zijn ‘View’ - zijn blessed vision of peace - wordt geboren op het kruispunt van twee linies die door elkander snijden: daar en daar alleen slaat zijn geest een vonk uit. Als men dit niet ziet weet men bij 't lezen van om 't even welk Newman-werk nooit precies waarmee hij bezig is, vat men nooit de manier waarop hij zijn onderwerp benadert, begrijpt men niet waarom hij het zoo benadert. Ik zou hierbij even willen suggereeren dat alle misverstanden nopens dezen man hierin hun oorsprong vinden, hierdoor te verklaren zijn. Men moet Newman van Newman's standpunt uit beoordeelen en verstaan, op gevaar af er noch kop noch staart aan te vinden. Carlyle met zijn exuberant-profetische natuur, kende grijnzend Newman evenveel verstand toe als aan een ‘middelmatig groot konijn’ en York Powell maakte het simplistisch kort: ‘Newman has no brains’, | |||||||||
[pagina 334]
| |||||||||
waar ze beiden meer ponderatie en fijnheid van inzicht zouden aan den dag gelegd hebben met te erkennen, dat ze gewoonweg den sleutel niet bezaten tot Newman's speciaal-gerichte denkorganisatie. En aldus - mutatis mutandis en proportione servata, - staat het met menig ander criticus die smalend uit de hoogte op deze ‘brains of a middle-sized rabbit’ heeft neergekeken. Voorwaar heeft ieder het recht de ‘limitations’ van Newman aan te duiden, hem bvb. den titel van wijsgeer of theologant stricto sensu te ontzeggen - hijzelf zou hiermee trouwens kordaat akkoord gaan - maar... ‘there are more things on earth, Horatio, than are thought of in your philosophy’ (Hamlet); geven we aan Cesar wat aan Cesar toekomt: Newman's domein van werkzaamheid is er een naast vele andere: hij doet er zijn werk, d.i. hij oriënteert en realiseert in het concrete. Ik voel me geneigd om te besluiten een laatsten slag te slaan op den nagel dien ik reeds meerdere malen heb getikt, met nog even de aandacht te vragen voor Newman's steeds weerkeerend werkwoord ‘to realize’ en zijn voorliefde voor het ‘real’ tegenover het ‘notional’ assent, hierbij het proces der ‘Oriëntirung’ voltrekkend. Guardini weet ons juist en passend verstaanbaar te maken wat Newman met deze woorden voorheeft: ‘Er meint das Uebergeben eines Gegenstandes aus dem Zustand des bloszen Wort-Seins, Begriff-Seins in Erlebt-Sein, worin er als Wirklichkeit empfunden wird. Das führt dann zum Ernstmachen im Leben’Ga naar voetnoot(34). En het proces overbrengend op het domein van het geloof, zegt dezelfde schrijver in een merkwaardig artikel over ‘Die Mannigfaltigkeit der Glaubensgestalten’Ga naar voetnoot(35): ‘Glauben heiszt’ - voor menschen als Newman - ‘in den Bereich der echten Wirklichkeit und des wahren Lebens eintreten, getragen von der Hoffnung, sie werden allmühlich inne werden. “Realisation” war für Newman Ein und Alles; Glauben heiszt hier überzeugt sein, da zu stehen, wo “Realisation” verheiszen ist’Ga naar voetnoot(36). Hier wordt helder aangeduid waarom Newman zoekt ‘to realize’ de waarheden van het geloofGa naar voetnoot(37); maar wilt ge de reden geheimzinniger op u voelen aankomen, zoo luister dan naar Newman zelf: ‘All is dreary till we believe what | |||||||||
[pagina 335]
| |||||||||
our hearts tell us, that we are subjects to His Governance; nothing is dreary, all inspires hope and trust, directly we understand that we are under His Hand... till the day breaks and the shadows flee away’Ga naar voetnoot(38). Ziet ge waar het om gaat? Verlost te worden van zijn intiemste levensaanvoeling: dreariness - dat is het negatieve -, en positief vol te worden door de aanraking met God, de Alwerkelijkheid. (Het spreekt vanzelf dat ik niet bezig ben Newman egocentrische handelingen pejori sensu toe te schrijven.) In de 12 boekdeelen Sermoenen die hij ons heeft nagelaten, doet hij almaardoor onder duizend vormen hetzelfde: zijn eigen leven orienteeren tegenover God, zich afvragen waar hij staat tegenover Hem, wat hij nu doen moet om Hem te bereiken, enz., en dit met een volhardende, allesbeproevende, alles uitputtende subtiliteit en tastende nauwgezetheid die het diepste van zijn wezen onthullen: zijn oneindigen angst voor de eeuwigheid, zijn oneindigen nood aan God, ‘the Stay of the soul, the one great Reality.’ Dat is het allerdiepste in Newman. En zooals in het religieuse domein, zoo in alle domeinen is Newman er op uit om met de levende werkelijkheid in contact te komen. Men ga na welke omschrijvingen hij geeft van ‘to realize’; het heet: ‘to feel in a vivid wayGa naar voetnoot(39); to bring home to one self; to understand as a fact which must take up a position or station in our thoughts and must be acted from and acted towards, must be dealt with as existingGa naar voetnoot(40); to feel, think, speak, act as if (a thing) were trueGa naar voetnoot(41); to have a practical hold of a truthGa naar voetnoot(42). Truth which becomes an influential principle within (a man) and leads to a number of consequences both in opinion and in conductGa naar voetnoot(43). Hij wil dus met de waarheid naar het volle leven. Hij wil van de waarheid een werkelijkheid maken, een levende, gevolgen zware werkelijkheid. Daartegenover staat: ‘a barren knowledgeGa naar voetnoot(44); | |||||||||
[pagina 336]
| |||||||||
an improductive knowledge, which leaves the mind just as it found itGa naar voetnoot(45), theoretical and unreal remarks, unsubstantial way of speakingGa naar voetnoot(46); accepting shadows for things’Ga naar voetnoot(47). Men moet geheele sermoenen lezen zooals het 8e van P. and Pl. VI, over Difficulty of realising sacred privileges, of het 18e van hetzelfde boekdeel over Subjection of the reason and feeling to the revealed word, of nog de wondere preek over Unreal words (P. and Pl. V, 29-45), om te realiseeren waar Newman met zijn ‘to realize’ heenwilGa naar voetnoot(48). Hij wil boven alle getoeter van woorden en boven alle geschitter van schijn, een gedachte, een gevoelen, een toestand zich zoo eigen maken dat hij er een eigen levensindruk van ondergaat. Het object realiseeren en zichzelf meteen. De man die van het ‘real assent’ tegenover het ‘notional’ de basis gemaakt heeft van zijn Grammar is er een die aan den lijve gevoeld heeft dat er waarheden zijn die ons koud laten, terwijl er andere ons doen handelen, ja in vuur en vlam zetten. ‘Life is for action’ (dat is weer een van Newman's first principles); ‘impressions lead to action and reasonings lead from it. Knowledge of premisses and inferences upon them - this is not to liveGa naar voetnoot(49). De laatste woorden vooral verraden Newman's nood om wakker en werkzaam gehouden te worden door iets levends. Ik loochen hierbij niet dat hij in zijn philosophie ‘notional’ en ‘real’ te ver uit elkaar gehouden heeft; evenmin onderzoek ik de vraag of zijn nominalistisch-empirische inslag uit Locke Hume of Butler afkomstig is. Ik stel eenvoudig vast, dat hij steeds den punt van zijn passer zet in het reëel concrete en vandaar uit zijn cirkels trekt, en heb het verband er van aangetoond met zijn reageerenden vorm van zelf-oriëntatie. | |||||||||
[pagina 337]
| |||||||||
III. De vruchtbaarheid van Newman's orienteeringscomplex.Mocht iemand zich afvragen: ‘welk is het nut en de vruchtbaarheid van Newman's denkinrichting?’, zoo ben ik geneigd te zeggen dat de vraag onmetelijk-vér reikt, en hier slechts een gedeeltelijke, tentatieve beantwoording vinden kan in drie korte aanduidingen:
Dit organisch assimileeringswerk kan enkel verricht worden door iemand die ter zelfder tijd antipodische uitersten aanvoelt, en orthodox-ruim genoeg is om ze te verzoenen. En hierin geeft Newman in den stricten zin des woords een vingerwijzing voor onzen tijd. |
|