| |
| |
| |
Boekbespreking
Patrick Braybooke: ‘Some Victorian and Georgian Catholics’ 202 blz. 20 × 14; 1932; Geb. 7/6, verlucht met zes portretten. Washbourne Oats, London.
Als vervolg op zijn boek van het vorig jaar ‘Some Catholic Novelists’ waarin Chesterton, Belloc, Ayscough, Mgr. Renson, Ph. Gibbs, Sh. Kaye-Smith en Kath. Tynan werden behandeld krijgen we van den zeer productieven criticus en essayist Braybrooke dit deel waarin hij zes interessante studies bundelt over vier katholieke dichters en twee katholieke romanschrijvers: Coventry Patmore, Francis Thompson, Alice Meynell, Alfred Noyes, Kanunnik Sheehan en Joseph Conrad. Aan haast al deze schrijvers werden zoowel door ons als door anderen studies en artikels gewijd en we moeten zelfs zeggen dat bij ons Aloïs Walgrave en J. Persijn zeker even goed het schitterend gehalte van het werk van een paar dezer auteurs hebben belicht. Toch heeft dit boek van Braybrooke zijn bijzondere aantrekkelijkheid omdat we hier al die grootheden, die ook door andersdenkenden als dusdanig worden erkend, samen vinden en zoo nog duidelijker nadruk gelegd wordt op letterkundige prestaties in het katholieke kamp. Patmore heeft men in Engeland veel te lang verwaarloosd, doch nu is hij aan de orde van den dag en de studie over hem zal dus welgekomen zijn. De roem van dichters als Noyes en Alice Meynell, die tot de besten behooren in de Engelsche letterkunde, hoeft niet meer te worden bezongen doch het was een uitstekend gedacht van den schrijver ook eens speciaal op het katholieke gehalte van hun werk te wijzen en zeker is dat het geval voor Jos. Conrad, te meer wijl in het werk van R.L. Mégroz: ‘Conrad's mind and method’ (1931) hier haast geen aandacht aan wordt geschonken. Alles samen een prettig geschreven en mooi verlucht boek dat wel niet hoog vliegt doch enkele scheeve voorstellingen recht ze en dat ons, de geloofsgenooten van den schrijver, toch alleszins interesseeren moet en ons vooral leiden moet tot het genieten van het werk van de behandelde schrijvers. Warm aanbevolen.
Dr. Raph. Kreemers.
| |
G. Thomas: ‘John Masefield’ (Modern Writers Series N. 5) 261 bldz. 17,5 × 12; 1933. Thornton Rutterworth Ltd. London. Geb. 3/6.
Ondanks hun industrialisme zijn de Engelschen bij uitstek een landelijk en zeevarend volk. Daarom trof de Labour Regeering den juisten toon toen ze in 1930 Masefield tot ‘Poet Laureate’ bevorderde. En als is zijn werk ‘volksch’, als dichter heeft Masefield niet die populariteit waarop zijn dichterlijk werk hem recht geeft. Daarom moet een boek als het onderhavige welkom zijn wijl het tot een betere kennis van Mase field als dichter veel bijdragen kan. Al is het vrij lastig bij M. den ervaren verteller te scheiden van den lyrischen dichter en den exponent van geestelijke waarden, al komt deze laatste vaak te onpas om het hoekje gluren, wijl deze drie elemen en uit een te levendige spontaneïteit spruiten die zich moeilijk leent tot gave coördinatie, we moeten zeggen dat M. vooral in zijn langere gedichten zijn grootste en meest individueele bijdragen tot de literatuur heeft geleverd. Daarom had G. Thomas overschot van gelijk het leeuwenaandeel van dit boek te besteden aan den ‘dichter’ Masefield. Deze heeft wel een 20 tal bundels gedichten op zijn actief doch schreef daarnaast een 20 tal deelen proza en bijna even zooveel tooneelstukken. En toch ligt in dat eerste derde van zijn omvangrijk oeuvre de waarborg voor de toekomst en de reden van zijn verkiezen boven den in dit verband veel genoemden Kipling. G. Thomas weet echter ook de romans en de tooneelspelen goed te ontleden en de quintessens ervan in enkele gepaste zinnen te doen uitkomen en drukt er telkens ook op hoeveel de behandeling van sommige thema's uit de gedichten in romanvorm of op de planken zou hebben ingeboet, en vice versa. Het is een werk dat om zijn formaat en het aantal pagina's misschien een boekje is doch dat heel wat omvangrijker boeken in de schaduw stelt al kan de schrijver ons, omdanks zijn hameren op dit gegeven, niet ten volle overtuigen van de ‘noodzakelijkheid’ van het al te
realistische in het werk van Masefield dat daarom een zeker voor- | |
| |
behoud vergt. Ieder boek over een levenden schrijver moet eindigen met een vraagteeken, vooral bij een man met zoo'n sterke vitaliteit als Masefield die ons nog aardige verrassingen brengen kan. Toch is wat hier over het reeds gepresteerde gezegd wordt van uitzonderlijke waarde zelfs voor het begrijpen van het komende. Als de andere deeltjes in deze serie (Noyes, Moore, Joyce, e.a.) van dit gehalte zijn wordt het een prachtcollectie.
Dr. R.K.
| |
A.C. Ward: ‘American Literature’ 1880-1930. 19,5 × 13; X & 273 bldz. 1932. Geb. 7/6. Methuen & Co Ltd. London.
Dit boek werd niet geschreven om den schrijversbond der V.S. met zijn 40.000 leden ter wille te zijn. Er wordt niet geschermd met quantiteit of massale bedrijvigheid. 30 Romanschrijvers, 27 dichters, 9 tooneelschrijvers, 7 critici, 8 auto- en biografen en 5 geschiedschrijvers zijn de uitverkorenen. We blijven dus heel ver van de cijfers van Manly (217) of Ar. Marble (204) doch 't strenge eclectisme dat hier wordt doorgevoerd is beter naar verhouding van de echte ‘grootheden’ in Amerika. En dan nog worden die enkele uitverkorenen, vooral vóór 1900, nu en dan zelfs wat hardhandig aangepakt al vervalt de schrijver niet in de beeldstormerij van Mencken of Schmalhausen. Uit deze studie blijkt overduidelijk wat 'n weg er in de Am. Lit. sinds 1880 werd afgelegd. Op 50 jaar heeft ze zich heelemaal van Europa losgescheurd en den overweldigenden invloed van zijn literatuur. Grooter tegenstelling dan tusschen dit boek en het werk van Macy: ‘The spirit of Am. Lit.’ is wel niet denkbaar, en al de euvels die Macy aanklaagde zijn nu zoowat verdwenen. Het boek van Ward gaat niet uit van een standpunt dat het onze is en er zijn nog al aanvechtbare dingen in doch over 't algemeen is het een frisch werk dat veel afgoden van hun voetstukken rukt en ten onrechte onbekenden voor het voetlicht brengt al nemen we het den schrijver kwalijk dat hij zich in 4 regels van Jack London afmaakt.
Dr. R.K.
| |
Maurice Baring: In my End is my Beginning. Tauchnitz Edition. Leipzig. Paris. - M. 1.80.
Schrijver veronderstelt dat elk der vier jonge hofdames, die met Mary Stuart opgroeiden, en haar leven deelden tot zij in Engeland gevangen werd, hare herinneringen neerpent, en de gebeurtenissen die ze bijwoonden vertelt, volgens eigen opvatten en begrijpen. Op die wijze geeft hij ons vier keeren het relaas van een zelfde periode, gaande van de geboorte der jonge koningin tot aan haar vlucht naar Engeland. Doch ieder keer dank aan nieuwe details, komt de figuur der ongelukkige koningin in een klaarder licht te staan. Geen apologie, maar een nauwkeurig nagaan van al de feiten, van het vreeselijk drama dat haar eindelijk het leven kostte. De arme Mary, zoo interessant, zoo sympathiek, trots haar feiten, zoo moedig en groot in 't ongeluk, kwam te heerschen in een land diep verscheurd door de Hervorming. Ze was achttien jaar, zonder ondervinding, en had te strijden voor haar geloof en voor haar kroon tegen sluwe, doortrapte edellieden, zonder geweten, en zonder medelijden, die haar met ondank en onraad omgaven, en haar eindelijk ten val brachten.
Een laatste hoofdstuk geeft ons de zoogezegde herinnering der trouwe meid die haar gevangenis deelde, en haar tot het laatste oogenblik met hare toewijding bijstond.
T.
| |
Clemence Dalf: Broome Stages. 2 vol. - Tauchnitz Edition. Leipzig. Paris. - Elk boekdeel M. 1.80.
Deze roman, mengsel van waarheid en verzinsel, verhaalt de lotgevallen, gedurende twee eeuwen, eener dynastie tooneelspelers, de Broome's, die beurt om beurt acteurs, managers, tooneelschrijvers en eindelijk film-stars aan het Engelsch tooneel schonk. In de aderen der Broome's vloeiden wel eenige druppels grillig gypsiebloed, maar ook hoog-adelijk bloed, door het huwelijk van Hilart, dochter van den eersten Broome, met een authentieken hertog. Daardoor hadden zij een voet gekregen in de hooge kringen, en dat gaf hun eene blijvende voornaamheid. De roman, alhoewel lang, leest men zonder vermoeienis. Levendig en raak zijn al die verschillende Broome's, zoo mannen als vrouwen, getypeerd, hun persoonlijkheid boeiend, hun lotgevallen
| |
| |
interessant. En we krijgen een welgelukten kijk op het theater en het theaterleven in Engeland, gedurende de twee laatste eeuwen.
L.D.
| |
I. Vialatoux. Philosophie économique, études critiques sur le naturalisme. - Desclée de Brouwer. Paris, 1933.
Wij mogen met vreugde het verschijnen van dit boek begroeten. De katholieke schrijver en philosoof, aarzelt niet aan een strenge kritiek te onderwerpen, geheel den in eere zijnde positivistischen gedachtengang der 19e eeuw, en meteen den principieelen grondslag der liberale economie.
Wij noteeren eens te meer sedert vijftig jaren, de ‘revanche’ der maatschappelijke realiteiten en der spiritualistische grondbeginselen der katholieke leer, op de zoogezegde ‘physica’ van politiek en zedeleer.
Laisser faire, laisser passer, is werkelijk in spoedige liquidatie.
Wij vestigen de aandacht van den lezer, vooral op de inleiding en de critiek van het sociologisch naturalism; verder op de 2 eerste hoofdstukken welke behandelen, de materialistische illusie van het economisch libéralisme en de studie van wat onder staathuishoudkunde moet worden verstaan.
Het boek wekt een dubbele fierheid: deze van een gegronde vernieuwing in de gedachte, en deze van het herstel der menschelijke waardigheid bij het beoordeelen der economische verschijnselen.
J.B.
| |
Henri Francotte: Histoire Politique de la Grèce Ancienne. Publiée d'après manuscrit de l'auteur avec une préface par Alphonse Roersch. - Albert De Wit. Bruxelles.
Schrijver, destijds hoogleeraar te Luik, was beter dan wie ook voorbereid om dit onderwerp te behandelen. Hij schreef het onder den oorlog, maar leefde niet lang genoeg om zijn verschijnen, in 1922, bij te wonen. Ten ontijde gelanceerd, ontmoette het boek de waardeering niet die het verdient, want het is een degelijk en boeiend werk. Geen handboek voor scholen of colleges, maar wel een boek dat een plaats zou moeten vinden in de bibliotheek van alle leeraars van Grieksche geschiedenis. Vloeiend en vlot geschreven, levendig en klaar, leest men het met belangstelling van begin tot einde. Boeiend zijn de lotgevallen van dat kleine volk, dat toch zoo groot was, zulk een rol in de beschaving der menschheid speelde en zijne vrijheid zoo heldhaftig wist te verdedigen. Maar het verscheurde zichzelf in onverpoosde binnenlandsche oorlogen. De heele Grieksche geschiedenis door, gaat de strijd in elke stad, en tusschen alle steden, tusschen democratie en oligarchie, tusschen autonomie en hegemonie, tot dat het eens zoo fiere volk, zijne glorievolle onafhankelijkheid voor goed verloor.
T.
| |
Grammaire de L'Académie française. - Firmin-Didot et Cie. Paris.
Werd er wel ooit een spraakleer meer afgekeurd en bedild dan deze? Haar verschijnen werd door de scherpste aanvallen begroet, en haar bewerkers op ontelbare onjuistheden gewezen. Zijn al die critieken wel gegrond, en die dwalingen zoo erg als men het ons wil doen gelooven? Het is nooit moeilijk stof tot vitterij te vinden, en het kan wel aantrekkelijk zijn de ernstige Académie française voor de vierschaar te trekken, wanneer men er zelf niet in zetelt. Deze spraakleer is niet volmaakt in al hare deelen; maar ze voldoet zeer goed aan haar doel: d.i. de Fransche taal aan Franschen en vreemdelingen op correcte wijze aan te leeren, de evolutie van grammatica en taal na te gaan en den ‘bon usage actuel’ vast te stellen. Dit alles op klare, bondige wijze. Het boek mag gerust aanbevolen worden.
T.
| |
Constant Leclère: La Formation d'un Empire colonial belge. - Vromant et Cie. Bruxelles. 1932. - 18 fr.
Een zeer interessante studie, eerst verschenen in het 3e deel der ‘Histoire de la Belgique contemporaine’. In deze 175 bladzijden wordt heel het tot stand komen van onze colonie in al hare essentieelste feiten samengevat. Na een kort overzicht der coloniale werkzaamheid onzer voorvaders, die eeuwen lang slachtoffers waren van het mercantiel egoïsme van machtigere landen en van de internationale politiek, bestudeert
| |
| |
schrijver de pogingen tot coloniale uitzetting van Leopold I. Na hem zocht Leopold II te vergeefs een colonie te stichten eerst in China, dan in de Filippijnsche eilanden, totdat zijn aandacht eindelijk op Congo gevestigd werd. Men weet met welken durf, met welke onverdroten wilskracht hij te werk ging. Dank aan hem werd de ‘Association internationale Africaine’ gesticht, die later moest overgaan tot het stichten van den ‘Etat indépendant du Congo’, waar hij alleen stond om een reusachtigen strijd te voeren, en het succes slechts aan zijn genie en aan zijne volharding te danken had. Eindelijk had hij de voldoening de ‘reprise du Congo par la Belgique’ bij te wonen. Dit alles wordt levendig uiteen gedaan, terwijl een laatste hoofdstuk gewijd is aan den ‘Congo belge’.
Een zeer goed opgevat en volledig boek over onze colonie, en de werking onzer landgenooten aldaar.
L.D.
| |
M.A.M. du Coeur de Jésus, c.d.: Le Bienheureuse Anne de Saint Barthélemy, libératrice d'Anvers. - Desclée de Brouwer et Cie. Paris. - 6 fr.
Eene brochure met portretten en platen versierd, een korte samenvatting van het leven der gelukzalige, gevolgd door uittreksels van hare auto-biographie en een overzicht van eenige mirakels door hare bemiddeling verkregen. Dit werkje heeft voor doel de gezellin der groote heilige Theresia beter te doen kennen; alsook de bemiddeling van deze gelukzalige, door wier gebeden Antwerpen tweemaal gered werd, dikwijlder in te doen roepen, en aldus hare heiligverklaring eindelijk te verkrijgen. Een heel goed en handig boekje.
L.D.
| |
Jeanne Danemarie: Visitation. Illustrations de Mme Franc-Nohain. - Desclée de Brouwer et Cie. - Paris.
Nog een van die mooie kinderboeken, die voor doel hebben de grootsche mysteries van het geloof vatbaar te maken voor de kleintjes. Het is voorzeker een der best gelukte der reeds uitgekomen reeks. Vier zusjes, waarvan het oudste acht jaar is, geholpen door een allerliefste jonge tante, voeren het bezoek van Maria aan Elizabeth op, en de kinderlijk ernstige overtuiging van hun spel, helpt ze een glim van de heerlijke schoonheid van het bijbelsch tooneel te ontwaren.
Een boek voor kinderen van 8 tot 12 jaar.
L.D.
| |
P. Rég. Garrigou-Lagrange: Le Réalisme du Principe de Finalité. (Bibliothèque française de philosophie). - Desclée de Brouwer et Cie. Paris. 1932. - 20 fr.
In dit merkwaardig boek bestudeert schrijver eenige gewichtige grondbeginselen, en vooral dit: ‘tout agent agit pour une fin’. Zonder dat principe kan er van geen werkende oorzakelijkheid spraak zijn, en zijn ontologische en transcendente waarde veronderstelt ‘le primat de l'être sur le devenir’, principe dat door Aristoteles en Plato, zoowel als door de groote kerkvaders aangenomen werd. Schrijver denkt vooral op twee primordiale toepassingen van dat beginsel, met betrekking tot de finaliteit van ons verstand en van onzen wil, en insgelijks op een gevolg van dat beginsel: ‘causae ad invicem sunt causae, sed in diverso genere’. Zijn doel is te bewijzen dat het finaliteitsprincipe tot God leidt, evenzoo zeker als dat van efficiente oorzakelijkheid, waarmee het nauw verbonden blijft.
T.
| |
Adrienne Thomas: Catherine Soldat. Préface de Jean Giraudoux. Traduction de H. Kra et A. Pierkal. - Librairie Stock. Paris. - 15 fr.
Zoo 't schijnt heeft dit boek, in Duitschland, bijna even veel bijval als ‘Im Westen nichts neùes’. 't Is het dagboek van een meisje uit een rijke, joodsche familie, wonende te Metz, heelemaal Duitsch van opvoeding. Ze is pas 17 jaar als de oorlog uitbreekt; tot dan had ze slechts gedacht aan flirteeren en vrijen, als een ‘schwärmerische Bachfisch’. Maar dan komt de oorlog: haar beminde, Lucien Quirin, trekt als vrijwilliger op. Zij biedt haar diensten aan voor de cantine van 't station, helpt, laaft, verzorgt, troost, soldaten en gekwetsten. Al heel gauw verkoelt haar eerste oorlogsroes, en ziet zij niets meer dan de wreedheid van dood en verminking. In groeiende wanhoop gaan de bittere jaren om, zonder één straal van opbeurend licht. Daarbij komt zich de verschrikking voegen der vliegtuigen, die Metz onverpoosd komen teisteren,
| |
| |
lijken en puinen achterlatend. Een na een sneuvelen al die blijde jongelingen, met wie Catherine gedanst en geflirteerd heeft, toen ze allen nog gelukkig en zorgeloos waren; en eindelijk ook Lucien, de meest geliefde van allen. Al zet zij hare taak voort, het leven - eens zoo schoon, en vol beloften - is voor haar doelloos en leeg geworden. De ziekte, die er schielijk een einde aan stelt, is eene verlossing.
De eerste helft van het boek, waarin Catherine hare menigvuldige schoolmeisjes flirtages vertelt, alhoewel heel juist gezien, gaat dikwijls mank aan een gemis aan smaak en kieschheid. Doch de tweede helft is boeiend en diep gevoeld, al is er geene hoogere bezieling in te vinden, geen echte verheven opvatting van den oorlog, en voorzeker geen diep patriotism. Spreekt het Duitsche gemoed zich echt in deze bladzijden uit, dan hoeven we voor geen nieuwen oorlog van dien kant te vreezen!
L.D.
| |
Abbé Eugene Charles. p.s.s.: L'Evangile de Maman. 1 vol. format album 22 + 27 de 196 pages. 40 illustrations en couleurs d'après les tableaux de Leinweber. 1 carte et 74 dessins documentaires. - Desclée de Brouwer et Cie, Bruges. - Cartonné sous couverture artistique: 50 frs.
Een keurig boek, uiterst wel geschikt als geschenk voor eerste communicanten. Ook voor moeders die de wonderschoone geschiedenis van Jezus aan hun kindertjes willen leeren. Het is een zeer goed commentaar van 't Evangelie, vatbaar voor jonge verstanden, op historisch en doctrinaal, zoowel als op psychologisch en opvoedend gebied. Schrijver kent de kinderziel, en zijn boek is een ‘oeuvre d'art et de foi, de piété et d'amour.’
T.
| |
Jabonne et Jacques Chapoulet: Les Jumeaux As. (Coll. Benjamin). - Alcan. Paris. - 8 fr.
Tweelingen, Pierre en Paul, gelijken zoo zeer op malkaar dat ze uit elkaar niet te herkennen zijn. Dat geeft natuurlijk aanleiding tot allerlei koddige avontuurs en verwikkelingen op 't college, gedurende hun dienstplicht, en later. Caricaturaal, natuurijk; maar knapen van 9 tot 15 jaar zullen er toch hartelijk mee lachen.
T.
| |
Désiré de Clerck: ‘Koning Midas’. - Uitgave Vlaamsche Geluiden, Borgerhout.
Spijts het goede inzicht dat ongetwijfeld bij den schrijver aanwezig is, moet zijn werk afgewezen. Zijn vertelling is al te onhandig om goede lezing voor het volk te kunnen zijn. Voor den opgang onzer kultuur ware het wenschelijk, dat deze en soortgelijke uitgaven verdwenen.
A.D.
| |
Eric van der Steen. ‘Droesem’. Schrift 2, Jhrg. 10 der vrije Bladen. - Abonnement 80 fr. per jaar.
Gushoff en A.J.D. van Oosten hebben dezelfde bittere en weemoedige inhoud, in een schooner gedicht dan Eric van der Steen kunnen uitspreken. Deze laatste heeft nochtans talent, dat hier en daar een persoonlijken toon vindt. Hij dient zich echter te hoeden voor de gemakkelijkheid waarmede hij de prosodie hanteert, en voor een paar litteraire manieren die hij heeft - de onnoodige woordherhaling is er eene van - en die de gaafheid van zijn gedicht aantasten.
A.D.
| |
Chansons Provençales. Paroles de Theodore Aubanel. Musique de Borel, avec accompagnement de piano. - Maison Aubanel Père. 7, place Saint-Pierre-Avignon. - 15 fr.
Théodore Aubanel, tijdgenoot van Mistral, was een der beste Provençaalsche lyriekers. Hij heeft menig gedicht geschreven, fijn van gevoel, en keurig bewerkt in zijne zangerige taal. De beste, ongeveer een 20tal, door Borel op muziek gezet, verschijnen in een album. Geen hoog dravende muziek, geen moderne ingewikkeldheid; maar eenvoudige melodieën, heelemaal in harmonie met het gevleugeld vers en de klankrijke Provençaalsche taal, die op zichzelf reeds een zang is.
T.
| |
| |
| |
Maurice Baring: C. Roman. Traduit de l'anglais par Marthe Duproix. - Librairie Stock. Paris. - 21 fr.
C. wordt beschouwd als Maurice Baring's beste roman, met ‘Daphne Adeane’. Zeker is het een interessant boek, en vooral de eerste helft houdt de belangstelling van den lezer gespannen. Het geheel nochtans geeft een weinig den indruk van eene grisaille, trouw naar de natuur geschilderd, maar zonder veel kleur of relief. Het is heel de geschiedenis van C. d.i. Caryl Bramsley, een jongeren zoon uit een adellijke familie, van zijne kinderjaren af, tot aan zijn vroegtijdigen dood. Een leven slechts nu en dan met schaarsche zonnestralen verlicht; en ook een leven zonder draagkracht, zonder uitstraling, zonder doel, waarin de genereuze ingevingen der jonge jaren een na een uitgedoofd worden, om slechts plaats te laten voor slenter, moedeloosheid, hopeloosheid. C. heeft de wilskracht niet om zijne liefde voor Beatrice te verdedigen tegen zijne eerzuchtige moeder, noch later om zich los te maken uit de netten van Leïla, een doortrapte kokette, die hem betooverd heeft. Als hij haar eindelijk naar waarde leert kennen, dan is het te laat. Om harentwil, heeft hij een tweeden keer de kans om met Beatrice gelukkig te zijn, laten voorbijgaan. Door gemis aan wil, aan hooger doel, heeft hij zijn leven verknoeid. Slechts heel op 't einde ontwaart hij een zwakken glans van 't licht des geloofs dat Beatrice's weg beschijnt.
L.D.
| |
Abbé Jacques Leclercq: Essais de Morale Catholique. II Le Dépouillement. - Editions de la Cité Chrétienne. Bruxelles. Gabriel Beauchesne. Paris. - 15 fr. belges.
Dit zeer schoon werk volgt op ‘Le Retour à Jésus’. en toont ons den weg aan om in vereeniging met God te leven: den weg der stilaan grooter wordende, en eindelijk der algeheele verzaking aan alles wat God niet is; den weg der heiligheid, die voor ieder van ons open ligt, en wiens einddoel bereikbaar is voor ieder, die trouw wil blijven en onvermoeid aan zelfverbetering werken.
Na enkele bladzijden gewijd aan 's menschen val, en aan de oplossing door het christendom verkondigd, bestudeert schrijver den mensch op gebied van gevoel, wil en verstand, om daarna tot de studie der askese over te gaan. Stap voor stap volgt hij deze in hare trapsgewijze ontluiking, totdat de ziel, heelemaal los van de zonde, van zichzelf en van de wereld, slechts aan God gehecht blijft, in volle liefde.
Een boek van hooge ingeving, rijk aan gedachten; een diep menschelijk boek, gesproten uit een echt priesterlijk gemoed, vol begrijpen en meevoelen voor onze moeilijkheden en miseries van moderne menschen. Aan vele zoekende zielen zal het een vasten steun en wijzen raad brengen.
T.
| |
Armand Geradin: Des Apparitions à Banneux. - Editions Rex. Louvain. - 3 frs.
Een uitstekende brochure, verlucht met portretten en zichten. Heel het verloop der verschijningen wordt er eenvoudig, maar zaakrijk in vermeld. Boeiend zijn deze korte bladzijden, en uiterst sympathiek is het begenadigd kind, Mariette Beco.
T.
| |
Jeanne van de Putte: Mijn hart is niet hier.
Dit is een keus uit het werk van zaliger Jeanne Van de Putte, saamgelezen en toegelicht door E.P. Reypens en ingeleid door Prof. J. Persyn.
Ik gevoel me telkens onbehaaglijk wanneer ik zoo opvallend de verhoudingen zie forceeren als weer is geschied in deze inleiding, waar ‘deze onstuimige’ een ‘moderne Hadewych’ wordt geheeten... Dergelijke onverdedigbare vergelijkingen kunnen alleen de schoonheid schaden van de realiteit die was: een zeldzaam-zuiver en dichterlijk, drieentwintig jarig meisje dat te Gode ging. Een verrassend sterke jonge geest in een krank lichaampje; en een groot hart, dat te goed was voor deze verdorven wereld. Zij liet een lichtend spoor in onze herinnering na en zij nam iets mee van ons dat van ons diepste zelf was. Maar deze herinnering en dit keurig boekje zijn ons een duurbaar bezit.
Dr. L.D.S.
| |
Willem Elsschot: Lymen. 2e druk. Wereldbibliotheek, Amsterdam.
‘Lymen’ en ‘Villa des Roses’ van Willem Elsschot (Alfons De Ridder) behooren tot het meest persoonlijke wat de vlaamsche prozaliteratuur in deze laatste vijf
| |
| |
en twintig jaren heeft voortgebracht. En de enkele twintig jaar oude gedichten die Forum onlangs van hem gaf, waren van een opmerkelijke en bittere schoonheid. Lymen is geschreven met een scherpe soberheid en een vaak navranten humor.
V.
| |
Mary Webb: Kostbaar Gif. Uit het Engelsch vert. door J.C. Bloem. Wereldbibl. A'dam. Pr. 2,75 fl.
We verwijzen naar ons Engeland-nr en de kronieken van Dr. Kreemers. De vertaling is uitstekend.
| |
M. Boelgakow: De noodlottige Eieren. Vert. door Wladimir Aatskoy, met een inleiding van Prof. Dr. N. Van Wijk. Uitg. J. Ploegoma, Eeist.
Een geestige en fantastische satyre, op de toestanden in het na-oorlogsche Rusland.
V.
| |
Anton van de Velde: De Vloek. Lyrisch-dramatische Cyclus. Met houtsneden van Maria Aldernacht. Uitg. Gebr. Van Aelst, Maestricht.
Er zit dramatische kracht in deze korte, gedrongen, vaak eenvoudige versregels.
Dr. L.D.S.
| |
Israël Querido: Simson, de Godgewijde. 2e druk. Uitg. Schelten's en Giltay, Amsterdam.
Simson was een held naar het hart van Querido; Simson de geweldigaard van de daad; Querido de geweldigaard van het woord. Een schitterend boek.
V.
| |
Gerard Walschap: Jan Frans Cantré. Schrift 3 van De Vrije Bladen.
Een hulde die eilaas een rouwhulde werd. Het is een bondige, maar liefdevolle karakteriseering van Cantré's werk. Zij is even typeerend voor Walschap's, als voor Cantré's werk.
D.S.
| |
De Student voor de Vrede. Uitg. N.V. Servire, Den Haag.
Deze brochure werd geschreven door studenten van verschillende politieke en godsdienstige overtuiging, en van verschillende universiteiten uit Nederland en België.
| |
Mgr. Prof. Dr. Hoogveld en R. van Sante, o.p.: ‘Het Wezen der Volksgemeenschap’ en ‘Vaderland en Vaderlandsliefde’.
Twee lezingen gehouden op den tweeden Dietschen Akademischen leergang te Nymeghen in 1930; en uitgegeven door de N.V. De Delta, Amsterdam.
| |
Fray Maier: Kennst Du Dich Wirklich. Verlag Herder en Co., Freiburg, Breisgau.
Deze ‘Wege zur Selbsterkenntnis und zur Gesundung der Seele’ worden ingeleid door universiteitsprofessor Dr. Franz Xaver Eggersdorfer.
| |
Hans E. Kinck: Herman Ek. Uit het Noorsch vertaald door S. Van Praag. Uitg. De Gulden Ster, Amsterdam.
In het Scandinavië-nummer van der Tijdschrift in 1929, schreef de J. Oskar Larsen: Kinck wordt niet veel gelezen; wellicht komt zijn uur nog. Kinck is een eigenaardig mengelmoes van een Skald die zijn toehoorders de prachtigste visioenen kan voortooveren, en een handelaar die zeer prozaisch bedriegt midden onder de poëtische hemelvlucht. Maar hij is tegelijkertijd het genie, verscheurd door verlangen naar huis en door de zucht de wereld in te trekken, gepijnigd door twijfel en door herinneringen. Er is veel in zijn karakter dat aan Peer Gynt doet denken. In een voorrede, die in de vertaling als narede wordt gegeven, heeft H. Kinck een verklaring gegeven over het innerlijk motief, den hoofdpersoon en den geestelijken achtergrond, evenals van den uiterlijken vorm van het boek, dat het algemeen menschelijk probleem behandelt van de ontplooiing van den jongeling in de Noorsche atmosfeer. Een merkwaardig werk.
Dr. V.
| |
| |
| |
Dr. Jos. J. Gielen: Belangrijke letterkundige Werken. Deel I Middeleeuwen en Vroeg-Renaissance. Deel II (met de medewerking van P.A. Eggermont) Renaissance en Romantiek. - 1932 en 1933. Purmerend, J. Muusses.
Deze ‘leidraad bij de studie der Nederlandse Literatuur’, al herinnert hij aan een dergelijk, zeer bekend werk van Rijpma, bezit genoeg zelfstandige waarde dat hij voor leeraars, studeerenden en verder alle belangstellenden in de letterkunde nagenoeg onmisbaar mag heeten. In het eerste deel worden de meesterwerken der middeleeuwen analogisch behandeld, nl. Karel ende Elegast, Beatrijs (vergeleken met Boutens' en Teirlincks bewerkingen), Reinaert, Esmoreit, Elckerlyc, en daarnaast het middeleeuwsch lied, het proza, de rederijkers, de hervorming, en de vroeg-Renaissance. De ontledingen zijn frisch en accuraat, verheffen zich niet te zeer boven den beganen grond, maar beantwoorden precies aan het beoogde doel: zonder te saai en te schoolsch te worden, het letterkunde-onderwijs dienen in dezen zin dat het leidt tot een konkrete, heldere, volledige en aangename wijze van behandelen der schoonste voortbrengselen van de Nederlandsche literatuur.
Het tweede deel is ongeveer volgens hetzelfde plan samengesteld; als grootere werken komen er in aan de beurt:
Granida van Hooft, De Spaansche Brabander van Brederoo, Gysbrecht van Aemstel en Gebroeders van Vondel, Het wederzijds Huwelijksbedrog van P. Langendijk, Sara Burgerhart van B. Wolff en A. Deken, Julia van Rhynvis Feith, Het Huis Lauernesse van Bosboom-Toussaint, Vijf en Twintig Jaren van Isaac da Costa, Het Rijksmuseum van Potgieter, De Familie Kegge van Hildebrand en Max Havelaar van Multatuli.
Indien een bezwaar in 't midden mag gebracht worden, dan is het dat we hier ‘des Guten zuviel’ krijgen: onder die reeks van twaalf werken zijn er zelfs een paar zeer omvangrijke die het niettemin met een vijftiental bladzijden moeten stellen, en het hoofdstukje over het zeventiende eeuwsche proza is bepaald te beknopt. Naar mijn bescheiden meening ware de studeerende beter gediend geweest met één grondiger bespreking van een werk voor ieder genie: bij dengene die deze handleiding gebruikt moet genoeg zelfstandigheid verondersteld worden dat hij op zijn beurt dan om 't even welk ander werk naar het gegeven voorbeeld kan ontleden.
Ik wil echter den indruk niet wekken als zouden deze besprekingen oppervlakkig zijn; sommige komen alleen wat al te zeer beknopt en gedrongen voor, zoodat ze zelf nog heel wat studie vereischen. En misschien is dat na de zooveel uitvoeriger besprekingen in het eerste deel zóó gewild.
Dat alles hier van uit een Roomschen gezichtshoek bekeken wordt, doet niets af aan de ruime visie op personen en werken, en komt zeer dikwijls het begrijpen ten goede. En het dient herhaald: het werk is onmisbaar aan alle studeerenden in de Nederlandsche letterkunde.
T.D.
| |
Dr. Jos. J. Gielen, Pr. Wolters, Fr. S. Rombouts, Joh. Janssen, Zr. M. Theresina en J. Aarts: Pedagogische Geschriften. Deel I. Inleiding van Prof. Dr. Ferd. Sassen. - 1932. Purmerend, Muusses. - 158 bl., fl. 1,75.
Deze bundel paedagogische geschriften is bedoeld als een historische inleiding voor het juiste verstaan van de moderne opvoedkundige problemen. Hij omvat een vijftal groote voorgangers in de geschiedenis van de katholieke opvoeding, nl. Fénélon (Traité de l'éducation des filles), J.B. de la Salle (Conduite des écoles chrétiennes), B. Overberg (Anweisung zum zweckmäszigen Schulunterricht), L. Auer (Alte Ziele, neue Wege), J. Lindworsky S.J. (Willenschule), met als slot en bekroning een bespreking van de Encycliek ‘Divini illius Magistri’.
Ondanks de samenwerking van velen, draagt dit werk den stempel eener vaste eenheid, doordat ieder der medewerkers blijkbaar naar een zelfde vooraf bepaald plan geschreven heeft. Eerst een korte biographie van den behandelden paedagoog, waarbij deze vooral zorgvuldig gesitueerd wordt in den geest van den tijd, daarna telkens een samenvatting van zijn werk, die ofwel gepaard gaat met de noodige critische beschouwingen, ofwel gevolgd door een critische bespreking. Aldus krijgen we een, in haar beknopten vorm, volledige behandeling van eenige grootmeesters der katholieke paedagogiek. Al degenen die zich, hetzij als studeerenden, hetzij als opvoeders, aan
| |
| |
paedagogische vraagstukken, gelegen laten, zullen gretig naar dezen bundel grijpen: hij zal hen niet teleurstellen.
T.D.
| |
E.H. Alb. Decoene: Problemen. - 1932. Leuven. Davidsfonds (Keurreeks nr 7). - 143 blz.
Deze opstellen van den bekenden opvoedkundige, voor het groote publiek bestemd en derhalve losjes geschreven, hebben gedeeltelijk den vorm van reisherinneringen, en gedeeltelijk behandelen ze ‘problemen’ waarvan het ontwikkelde publiek graag echo's verneemt, als daar zijn het onderbewuste in de opvoeding, de opvoeding tot verantwoordelijkheid, de verhouding tusschen natuur en genade.
E.H. Decoene zorgt ervoor dat, al blijft zijn boek prettige lectuur, zijn lezers geen enkel oogenblik den diepen oergrond waarop alle paedagogiek moet gevestigd blijven, uit het oog verliezen. Het is gezonde en gedegen geesteskost, maar ik ben ik nog steeds zoo vrij het jammer te vinden dat zoovelen onder onze schrijvende Vlamingen zich te weinig bekommeren om taalzuiverheid en sierlijken vorm.
T.D.
| |
Etudes Carmélitaines. 18e année. Vol. I, Avril 1933. - Desclée de Brouwer et Cie. Paris. - 15 frs. français. - Les deux vol. avril et octobre, 25 frs.
Een uiterst interessant nummer. Het bevat artikels van Gabriel de Ste Marie-Madeleine ‘La voie contemplative’, van Prof. Jean Lhermitte ‘Origine et mécanisme des Hallucinations’, benevens een uitgebreide studie van B.M. Lavaud O.P. ‘Les Phénomènes extatiques et leurs dérivés chez Thérèse Neumann’, zeer belangrijk en goed gedocumenteerd. - Verder drie artikels van Bruno de Jésus-Marie, Prof. Paul Van Gehuchten en Prof. Etienne De Greef over ‘Les Faits mystérieux de Beauraing’. Schrijvers schijnen voor doel te hebben de bovennatuurlijkheid der gebeurtenissen te Beauraing terug te brengen tot auto-suggestie en illusie. Hun inkwest schijnt nog al oppervlakkig geweest te zijn, en hun argumenten tegen de echtheid der verschijningen zijn niet afdoende genoeg, om de vraag op te lossen. - Eindelijk eenige bladzijden van Leon Mirot ‘Le Séjour du Père Bernard de Sainte-Thérése en Perse’.
Een nummer dat zeker met veel belangstelling zal gelezen worden.
T.
| |
Louise Westkirch: Le Billet de Loterie. Traduit de l'allemand par Maurice Rémon, 2e édition. - Librairie Académique Perrin. Paris. - 12 fr.
Een meisje wint 20.000 marken in een loterij. 's Anderendaags verdwijnt ze, en eenige maanden later wordt haar lijk gevonden. Wie is de moordenaar? Natuurlijk worden al degenen die met haar in betrekking waren, een na een verdacht, en het Gerecht staat op 't punt een onschuldige te veroordeelen, wanneer het onwankelbaar vertrouwen van Edda van Wilmerdorfs in haar verloofde, en de scherpe speurzin van detective Printz, het raadsel eindelijk ontcijferen.
Een allerboeiendste detective-roman, die de aandacht tot de laatste bladzijde gespannen houdt.
L.D.
ERRATUM: In het artikel van U. van de Voorde, getiteld het Demasqué van het Snobisme, en verschenen in het Meinummer van D.W. en B. staat op blz. 361 verkeerdelijk gedrukt: ‘niet de stijl, niet de levenshouding van Menno ter Braak zijn vervelend of verwerpelijk, het is zijn genre dat niet deugt. Hij heeft (deze laatste inzonderheid is wellicht een ander waard) voor zijn intellectueel snobisme enz.
Dit moet zijn:
‘Niet de levenshouding (deze laatste inzonderheid is wellicht een andere waard) van Menno ter Braak zijn vervelend of verwerpelijk het is zijn genre dat niet deugt. Hij heeft voor zijn intellectueel snobisme enz.
|
|