ten? Zoo ja, leer het snel van buiten en eet het op, want de Vossen en de Leuridans bespioneeren ons. Verbranden is niet veilig; opeten is deponeeren op de eenige plaats veilig voor spionage.
Met dietschen groet. Heil!
Handteekening onleesbaar)
Dadelijk heeft een onzer zich naar het adres in kwestie begeven, waar hij voorwendde gestuurd te zijn door een vriend soldaat, die niet buiten de kazerne mocht, om tien exemplaren te koopen van het boekje van Jef van Eyck. Zijn militaristische groet moet hem vrij goed gelukt zijn, want hij werd wel scherp van het hoofd tot de voeten gemonsterd, maar kreeg toch de noodige inlichtingen. Er werd hem toegesnauwd dat een dietsch soldaat niet leest en dat wij maar iets noodig hebben: de Daad! Zeg hem dat! De Daad! Onze medewerker drong echter aan, betuigend dat hij geen partijorder wilde schenden, maar hij zou toch graag eens kennis nemen van het geschrift. Is het zoo geniaal, vroeg hij, als de duitsche pers unaniem verklaart?
Unaniem is geen dietsch, werd hem toegesnauwd, maar als ge 't vraagt, makker, ja, geniaal is het boekje. Het is alleen maar, zie je, onze beweging is op dàt punt aangeland, waar het intellect uit den booze is.
‘Vlaanderens' diep vernederde oorden
vragen Daden maar geen woorden.’ Enzoovoorts.
Kortom onze medewerker kwam te weten dat de brochure van Jef van Eyck over Willen van Oranje verkrijgbaar was ter drukkerij Internatia en hij begaf zich onverwijld daarheen. Hij werd ontvangen door iemand met een langen zetterskiel. De man evenwel, die zelf naar vermoed wordt de brochure gezet had en dus wist dat Willem van Oranje vermoord werd (over de terechtstelling van Balthasar Gerards wordt er niets in gezegd) en die uit het feit dat er maar tien exemplaren in omloop gebracht waren, die de dichter Jef van Eyck ten geschenke had gegeven, afgeleid had dat het hier een geheim document betrof, de man, zeggen wij, was dadelijk op zijn hoede daar hij vermoedde dat het de moordzaak Willem Van Oranje betrof.
Och meneer, zeide hij, den dag van vandaag hoort ge van niets dan moorden en branden. Gisteren heeft er in de Oranjestraat weer een zijn vader vermoord, maar het is voor die moord niet dat ge komt?
Onze medewerker ondervond spoedig dat de man hem voortdurend wilde afleiden, en toen hij tot diens geruststelling zeide dat hij niet kwam voor de moordzaak zelf, daar men overigens den moordenaar van W. van Oranje reeds gesnapt had (hoe verbleekte de goede zetter hier) begon zegsman mateloos den lof te zingen van Jef van Eyck, een man die geen vlieg zou kwaad doen. Hij vreesde waarschijnlijk dat de mogelijkheid van Van Eyck's medeplichtigheid aan de moordzaak van Oranje overwogen werd en wilde dit gevaar voorkomen.
Onmogelijk een boekje machtig te worden. Hij mocht het niet verkoopen, verzekerde de man. Onze medewerker moest zich tot den schrijver zelf wenden. Hem werd ten slotte een adres opgegeven, waar Jef Van Eyck jaren geleden gewoond had en toen onze medewerker vandaar op het juiste adres was aangekomen, had onze goede drukker tijd gehad om Jef Van Eyck op te bellen, hem te waarschuwen dat hij gezocht werd, God weet waarvoor en Jef van Eyck zelf had zijn koffers gepakt en was vertrokken.
Daar wij weten waar en wanneer hij vertrokken is, zal een onderzoek der afgeleverde spoorkaartjes ons hem spoedig weer op het spoor brengen. In elk geval deelen wij mede, dat wij niet van de