Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1933(1933)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 127] [p. 127] [Frans de Wilde] De Magnolia. Een diepe vrees had mij bevangen: Het leven was een donkre, booze droom, Mijn oogen zagen noch schreiden meer, De dood was mijn heimlijkst verlangen. Dan leidde mij een zachte, onzichtbre hand Tot vóór de bloeiende magnolia: Zijn blanke kelken waren één, groot licht. Toen vielen plots mijn tranen in het zand. Frans De Wilde. [pagina 128] [p. 128] Vader en Zoon Voor Jan. Het peinzend gelaat van dezen knaap Met het dun, blond haar, De blik steeds afwezig verloren In een bestendigen droom, Waar zag ik het nog meer? Eens, lang geleên, in een spiegel. Frans De Wilde. Vorige Volgende