Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1932
(1932)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 791]
| ||||||||
Telekinema-Problemen door J.G.R. Van Dyck, ingenieur.
| ||||||||
[pagina 792]
| ||||||||
Dit ‘Zien’ heeft natuurlijk ook zijne grenzen: juist gelijk U nu uit uw luidspreker niet méér vernemen kunt, dan het mikrofoon binnen het studio of binnen zijn gehoorveld opneemt, zoo zal ook het televisietoestel U nooit méér kunnen geven, dan wat onder het bereik van het elektrisch oog van den zender valt, dus binnen zijn gezichtsveld gebeurt. Laten wij om duidelijker te zijn eene vergelijkingslijn trekken tusschen eene gewone omroepverbinding en eene televisie-uitzending en -ontvangst. Het ‘elektrisch oor’ of mikrofoon voor den spreker opgehangen toovert de geluidsgolven (luchttrillingen) zijner stem om in een veranderlijken elektrischen stroom, welke nauwkeurig de trillingen der verschillende uitgebrachte klanken weergeeft. Wanneer er voor datzelfde mikrofoon wordt gezongen of gespeeld, zal het trillingsgetal of de frekwentie van dezen stroom wisselen tusschen de 50 en de 5.000 trillingen per sekonde. Na versterking nu, wordt deze mikrofoon-stroom geënt op de draaggolf van den zender, welke eene bepaalde grootte heeft, in meters uitgedrukt. (b v. voor Veltem, Vlaamsche golf: 337,8 m.). Gedragen door die golf, gaan de geluiden dan den ether in, waar zij in alle richtingen worden voortgeplant. U moogt U nu dien ether wel inbeelden als een groot vlak terrein. Iedere draaggolf, iedere zender dus, mag op dat terrein eene bepaalde breedte innemen. Die breedte meet men in Kilocycles of Kiloperioden. Door internationale overeenkomst is bepaald dat de verschillende zenders, welke ieder als herkenningsteeken eene bepaalde draaggolf kregen, ieder slechts een wegbreedte van 9 Kilocycles zouden innemen, ten einde te verhinderen dat de eene den anderen in den weg zou loopen. In het ontvangsttoestel wordt dan door detektie die opgevangen draaggolf gezeefd, en zoo krijgen we terug de mikrofoonstroom ter onzer beschikking. Deze wordt, na versterking, aan uw luidspreker medegedeeld, waarin die elektrische trillingen terug in geluidstrillingen worden omgezet en uw oortrommelvlies treffen, als bevondt gij U in de nabijheid van den spreker of van den artist. Voor de Televisie- of Telekinemaverbinding bespreken we gelijkaardig drie voorname deelen: de zendinrichting met haar elektrisch oog, - het verbindingsmidden en - het ontvangsttoestel. Oor en Oog: Vooraf echter past het even te wijzen op het groote | ||||||||
[pagina 793]
| ||||||||
verschil dat er bestaat tusschen ons menschelijk ‘zien’ en ‘hooren’! Het oor is praktisch slechts één kontaktpunt (verwezenlijkt door trommelvlies en hamerken) tusschen het geluid en het verstand. Ieder geluid wordt om zeggens direkt in een zenuwprikkel omgezet, welke ons verstand alles dietsch maakt omtrent de toonhoogte en het min of meer ingewikkelde van dit geluid. Wat het oog betreft, hier is de zaak niet zoo eenvoudig. Hier wordt door de ooglens van het geziene een omgekeerd en verkleind beeld geprojekteerd op het netvlies, juist zooals dit in een fototoestel gebeurt. Het netvlies bestaat uit eene groote lichtgevoelige oppervlakte, eene groote menigte kontaktpunten dus, die, onder den vorm van millioenen kleine celletjes, ieder slechts een zeer klein deeltje in een zenuwprikkel om te zetten hebben. Vandaar dan, dat vanuit het netvlies millioenen zenuwdraden naar het verstand loopen, waar zij in evenveel hersencellen het min of meer donker zijn van ieder beelddeeltje weergeven. Wanneer die netvliescelletjes nu door een lichtindruk getroffen zijn geworden, duurt het ongeveer 1/10 seconde, vooraleer die zelfde celletjes opnieuw voor eene volgende opname vatbaar zijn. Dit noemt men de gezichtstraagheid, waarop de gewone kinema geheel gesteund is. U weet dat in de film de bewegingen worden weergegeven door het snelle doen opeenvolgen, voor onze oogen, van verschillende momentopnamen. Wanneer die filmbeeldjes met een snelheid van minstens tien per sekonde vertoond worden, zuilen wij het defileeren der verschillende beelden niet meer opmerken, maar slechts één beeld meenen te zien, waarop elk eigenaardig teeken der verschillende beelden worden weergegeven. | ||||||||
I. Technische Problemen.Dit leidt ons naar de oplossing van een eerste hoofdprobleem der televisie: het weergeven der beweging. Als nu het elektrisch oog van den zender of de foto-elektrische cel, in vergelijking met ons menschelijk oog, het voordeel heeft zeer snelwerkend te zijn, dus zonder traagheid op de lichtveranderingen te reageeren, dan levert het, in beginsel, geen bezwaar op, van den artist voor het mikrofoon of van de over te zenden film, minstens 10 momentopnamen per sekonde voor het elektrisch oog te brengen en deze vandaar uit onder den vorm van elektrische evenwaarden, naar het ontvangsttoestel over te brengen. Maar... vergeten we hierbij niet, dat in ons oog millioenen cel- | ||||||||
[pagina 794]
| ||||||||
letjes, ieder slechts een klein deeltje van iedere momentopname in een zenuwprikkel om te werken hebben en dat wij dus voor het gelijktijdig opnemen en weergeven van ieder beeld in zijn geheel, bij den zender een scherm zouden moeten bezitten, bestaande uit (nemen we maar enkele duizenden in plaats van enkele millioenen), lichtgevoelige celletjes, als verbindingsmidden een duizendaderigen kabel en als ontvangsttoestel weer een scherm met evenveel traagheidslooze elektrische licht-elementen. Zoo iets is natuurlijk praktisch niet uit te werken, daar wij bij televisie of telekinema slechts beschikken over één verbindingslijn, nl. telefoonkabel of radiogolf. Dit vormt wel het voornaamste technisch probleem, waarvoor de honderden oplossingen, sedert ongeveer 60 jaar reeds, het bestaansrecht der televisie van slagkruit hebben willen voorzien. In beginsel komt de modeloplossing hierop neer: door eene uiterst traagheidslooze werking van het elektrisch oog te verkrijgen dat iedere momentopname, bij middel van eene bijzondere verdeelinrichting, zeer snel in een zoo groot mogelijk aantal kleine vlakjes of beeldelementen zou worden verdeeld, waarvan het min of meer donker zijn, zoo snel in een overeenkomend sterke elektrische stroomimpulsie wordt omgezet, dat we deze verrichting voor minstens tien momentopnamen kunnen herhalen binnen de tijdsruimte van één sekonde. Nemen we een praktisch voorbeeld bij de huidige belgische proefuitzendingen. Van de weer te geven film, wordt door eene lens een omgekeerd en tot het officieel standaardformaat (3 × 4) herleid beeld geprojekteerd op de ontleedinrichting. Deze bestaat meestal uit eene ronde aluminiumschijf, waarin over een spiraallijn, 30 vierkante gaatjes van 1 mm2 zijn aangebracht, Door hare draaiende beweging zal deze schijf het kleine, er op weerkaatste beeld, indeelen in 1200 beeldvakjes, ieder één mm2 groot. Opvolgentlijk wordt zóó de lichtsterkte (het min of meer donker zijn) van ieder van die beeldelementen opgevangen door de, achter de schijf zittende, fotoelektrische cel. Dit elektrisch oog zet die lichtsterkten om in overeenkomend sterke elektrische stroompjes. Door één omwenteling der schijf wordt zoo één momentopname van het beeld ontleed. Wanneer nu die schijf met eene snelheid van 12,5 toeren per seconde draait, zullen er 12,5 momentopnamen van het over te zenden beeld worden genomen, en zal ieder dier opnamen ontleed worden in 1200 | ||||||||
[pagina 795]
| ||||||||
beeldelementen. Dit geeft ons een totaal van 12,5 × 1200 of 15.000 beeldvlakjes, waarvan het min of meer donker zijn door het elektrisch oog moet worden gekontroleerd, binnen de tijdsruimte van één sekonde. Die 15.000 stroomvariaties zullen in den beeldstroom-versterker een wisselstroom daarstellen, evengoed als we dit vroeger voor den mikrofoonstroom hebben gezien, maar met dit verschil, dat het trillingsgetal van dezen wisselstroom een maximumwaarde kan bereiken van 7500 perioden of 7,5 Kilocycles. (1 periode per overgang van een licht naar een minder licht of donker punt en vice-versa.) Na ‘enting’ op de draaggolf van de 508 m. - Zender neemt die beeldstroom dus een maximum wegbreedte in den ether in van 7,5 Kilocycles, hetgeen dus nog binnen de grenzen blijft der internationale regeling. Maar we hebben gezien dat die maximum frekwentie (het aantal over te zenden beeldelementen gedeeld door twee), afhankelijk is van twee voorname faktoren: 1o Het aantal beeldelementen, waarin iedere momentopname wordt ingedeeld. Nu is het duidelijk, dat, hoe meer bijzonderheden door een beeld moeten worden weergegeven, dus hoe ingewikkelder een beeld is, des te fijner de indeeling moet wezen. Alhoewel we met een beeldverdeeling van 1200 elementaire vlakjes er zeer goed toe komen een borstbeeld van één of twee personen, met voldoende duidelijkheid weer te geven, mogen we toch niet hetzelfde beweren voor bv. een landschap of eene straat-scene, waarvan eene indeeling in 5.000 à 10.000 beeldelementen noodzakelijk is, al naar de weer te geven bijzonderheden. 2o Verder is die maximum in te nemen etherweg-breedte afhankelijk van een anderen belangrijken faktor: de Beeldfrekwentie. Waar we voor onze belgische uitzendingen enkel 12,5 beelden per sekonde overzenden voor het weergeven der beweging, ondervinden we nog een zeker onaangenaam geflikker, dat ook de kinemavertooningen van vóór den oorlog voor velen onuitstaanbaar maakte. Om dit flikkeren tegen te gaan, verhoogde de ‘stomme’ film zijne beeldfrekwentie tot 16 per sekonde, terwijl de klankfilm op 24 per sek. genormaliseerd werd. Voor zoover geene kabel-moeilijkheden werden ondervonden, werd ook tijdens enkele belgische telekinemauitzendingen, met uitstekend gevolg, van eene frekwentie van 16,6 beelden per sek. gebruik gemaakt. | ||||||||
[pagina 796]
| ||||||||
Terwijl men in de kino-techniek tamelijk gemakkelijk die flikkerbeelden heeft kunnen verhinderen, is dit bij telekinema en televisie niet zoo eenvoudig, daar men, met het oog op de elektrische overzending, eene bepaalde schikking treffen moet tusschen maximum-beeldstroomfrekwentie en flikkervrij-zijn. Buiten het verhoogen der beeldfrekwentie hebben ten andere enkele verbeterde ontleedmethoden (zooals de gemengde aftastmethoden van Sanabria en Toulon) eene gedeeltelijke oplossing gegeven. Buiten deze twee principieele problemen worden nog enkele nevenproblemen aangeraakt, bijzonder in verband met Telekinema. 3o Bij het overzenden van een film hangt de beeldfrekwentie ook eng samen met de opnamekarakteristieken van den bedoelden band. We zegden reeds dat de stomme film normaal 16 beelden per sekonde geeft en de klankfilm 24, terwijl we er mogen bijvoegen, dat deze cijfers een + of - toelaten van ongeveer 10 %. Gaan wij echter deze % te buiten, dan wordt de film onverdraaglijk door de te snelle of te zeer vertraagde bewegingen. Dit dwingt ons om bij de normale beeldfrekwentie van 12,5 p.s. ofwel speciaal met deze frekwentie opgenomen filmen te bezigen ofwel van de normale ontleedmethode af te wijken door de film zonder Maltheser-kruis af te rollen en de gaten der ontleedschijf niet in spiraal maar in kringvorm aan te brengen. Terwijl de beeldgaten nu alleen voor de horizontale aftasting zorgen, bewerkt de beweging van de film zelf de vertikale ontleding. 4o De Opname van speciale Televisiefilms. De duitsche Rijkspostcentrale deed voor hare televisieproefnemingen reeds ettelijke films speciaal opnemen, o.a. ‘Morgenuren’, ‘Zweedsche gymnastiek’, enz. Hierbij werd de ondervinding opgedaan, dat het noodzakelijk is: 1o de films zoo scherp mogelijk te kopieeren, 2o de afzonderlijke scenes langer dan bij gewone films te belichten, want het is gebleken, dat het ontbreken der details door de schuld der te grove beeldontleding, minder in het oog valt dan wanneer dit gebrek te wijten is aan eene te scherpe belichting bij de opname. Verder is het een algemeen geweten feit dat de emulsie van een film zich er slecht toe leent om groote verschillen van lichtintensiteiten behoorlijk weer te geven. De zilverneerslag dezer emulsie is bij het ontwikkelen niet juist evenredig met deze lichtintensiteiten. Zoo zal de fotografie van een tintenschaal, opgenomen bij normale | ||||||||
[pagina 797]
| ||||||||
belichting, in vergelijking met het origineel merkbare verschillen vertoonen. Eerst werd beproefd, evenals bij de gewone film, een gemiddelde der kontrasten op te nemen, hetgeen dan ten minste de middentinten goed deed uitkomen. Maar bij de televisiefilm komt het er juist op aan zoo scherp mogelijke kontrasten te verkrijgen! Bij de laatste opnamen mocht men echter voortreffelijke resultaten boeken, door de toepassing van het Nolte-Duplex procédé, dat we ook van toepassing weten bij de duplex-autotypografie. Volgens deze methode worden twee opnamen genomen, eene eerste met zwakke belichting, en eene tweede met sterkere. In de eerste opname komen dan de lichte, in de tweede de donkere gedeelten tot hun recht. Hiertoe kan men twee afzonderlijke filmcamera's gebruiken, waarvan de aandrijfinrichtingen gekoppeld zijn en die zoo dicht mogelijk bij elkander zijn opgesteld, ten einde paralaktische fouten te vermijden. De lichtvariaties kunnen daarbij op verschillende manieren worden tot stand gebracht. Vervolgens worden beide opnamen op elkander liggend gekopieerd. 5o Lichttechnische Problemen. Hier hebben we vooral de ontvangst ten doel. Bij de meeste traagheidslooze lichtbronnen, die we tot op heden proefondervindelijk konden nagaan, voor de omzetting der overgezonden beeldstroomen, mangelt het aan de noodige lichtsterkte om eene scherpe beeldprojektie, zelfs op kleine afmetingen mogelijk te maken. Het beeld is alleen nog voldoende lichtsterk, bij eene direkte bezichtiging door eene lens. Alleen de Natrium-lamp en de H.F. lichtbuis van Prof. Dr. Leithauser konden ons tot hiertoe, bij projektie op matglazen scherm (tot 20 × 30 cm.) voldoening geven, daar het beeld hierbij zelfs in eene gewoon verlichte kamer goed kan worden gevolgd; want dit mogen we bij het verwezenlijken der verbeterde televisie niet vergeten: de televisie-kijker zit niet in eene bioscoopzaal en kan in de meeste gevallen voor de verduidelijking van het omroepprogramma door het beeld, niet vergen, dat, tijdens heel de uitzending, van de huiskamer eene ‘camera obscura’ worde gemaakt. We mogen wel zeggen dat voor dit probleem stilaan eene wenschelijke oplossing naar voren komt, die, mits geene al te groote kosten, de individueele televisiekijkkast in een door het geheele huisgezin te volgen beeldprojektor zal omzetten. | ||||||||
[pagina 798]
| ||||||||
6o Televisie in Kleuren is een vraagstuk dat zeer eng met de ontwikkeling van fotocellen en lichtbronnen-modulatie samenhangt. Van de verschillende oplossingen: van Baird (met zijne drievoudige kleurzeefschijf), van Ahronheim, Andersen, enz., houden we het systeem van Dr. Ivens der Bell Telephone Laboratories, nog voor het meest ernstig gebaseerde, en dat voor vele uiteenloopende televisieoplossingen eene aanpassingsmogelijkheid open laat. | ||||||||
II. Programma-problemen.Alhoewel we na de beoordeeling van bovenstaande technische vraagstukken zeker niet zeggen kunnen dat de televisie en de telekinema in haar huidig ontwikkelingsstadium eene iedereen voldoende volmaaktheid heeft bereikt, moet toch de vraag worden gesteld, of de uitzending van een eenigermate aantrekkelijk programma met de ten onzen dienste staande middelen mogelijk is. Ieder uitdrukkingsmiddel onzer gedachte (pers, omroep, film, enz.), heeft zijne regelen en wetten, die zijn aanwendingsmogelijkheden bepalen en begrenzen. Televisie is nog niet zoo zeer een volledig zelfstandig uitdrukkingsmiddel geworden, doch brengt, bijzonder in verband met den omroep, reeds op dit oogenblik mogelijkheden naar voren, die niet onderschat hoeven te worden. Naar ons oordeel, dat ten andere wordt gedeeld door de bijzonderste buitenlandsche technici (Dr. Banneitz, Thun, Leithauser, Barthelemy, Marc Chauvierre, enz.) moet in de direkte studiotelevisie nog niet het ideale huidige programma worden gezocht. Ten andere wanneer we eenige programma's in dien aard, als daar zijn: Londen en Parijs P.T.T. ontleden, dan is daarin al heel weinig leerrijks aan te stippen: balletdansen, zingende en sprekende borstbeelden, af en toe eens onderbroken door een teekenaar, die op het bord weinig duidelijke figuren in het krijt zet, een goochelaar die weinig betrouwbare toeren uithaalt, enz., al onderwerpen, die wellicht als ontspanning de aandacht gaande houden, voor de weinige uren dat er gezonden wordt en voor een publiek van liefhebbers, rasechte amateurs, die niet zoozeer een programma van uitstekende levende beelden beoogen, dan wel de technische uitslag zelf. Zulk programma eischt verder de gelijktijdige weergave van spraak en muziek, wat voor het oogenblik nog op de moeilijkheid stoot twee radiotoestellen noodig te hebben. | ||||||||
[pagina 799]
| ||||||||
De film daarentegen kan heel goed als stomme film voldoening geven en daarbij als proefmateriaal bij uitzending en ontvangst veel betere diensten bewijzen voorzeker, dan beroemde artisten, die bij eene toevallige minderwaardige weergave van hun ‘modelfacies’, tegen de omroepmaatschappij nog een rechtseisch tot schadevergoeding zouden durven indienen. Welke films zal men kiezen? Eerste hoofdzaak is dat geene te ingewikkelde scenes worden vertoond en dat de kontrasten sterk doorkomen. Ter illustratie van het gesproken dagblad, worde best beroep gedaan op het nieuwe, door de Fernseh A.G. ontwikkelde, ‘tusschenfilm-procédé’, dat tijdens de laatste Berlijnsche Radiotentoonstelling vertoond werd. Zulke installatie omvat een filmopnamecamera, eene fotografische ontwikkelingskast en een gewonen telekinemazender. De filmkamera legt iedere uit te zenden gebeurtenis vast op den band, die bliksemsnel alle fotografische bewerkingen ondergaat, ontwikkeld wordt, gefixeerd en gespoeld. Het aldus bekomen negatief loopt daarna af voor den eenvoudigen telekinemazender, die voorzien is van een schijf met cirkelvormige gatenreeks. De omkeering van negatief in positief beeld gebeurt langs elektrischen weg in den beeldstroomversterker. Al deze verrichtingen gebeuren zoodanig snel, dat tusschen opname en uitzending (dus ook ontvangst) slechts 15 seconden verloopen!! Deze geringe vertraging brengt voor deze uitvinding het voordeel der direkte opname van aktualiteiten, met daarbij al de voordeelen der filmuitzendingen. De interessante proefnemingen door ons tijdens verschillende uitzendingen genomen, met doorloopende teksten, stelt verder eene mogelijkheid open, die ook voor reklamedoeleinden nuttig kan worden uitgebaat. Buiten het aktualiteitsprogramma, dat in een eenvoudigen vorm, met weinig kosten de illustratie van een deel van het gesproken dagblad kan voorzien, moeten we een tweede programmadeel beschouwen: ‘Kultuur- en Leerfilms’. Er bestaan reeds verschillende leerfilms, die in het huidig ontwikkelingsstadium der televisie kunnen worden gebruikt: Zóó de bekende Ufa-leerfilms over uitheemsche vogels, plantengeheimen, enz., zijn in hunne volle lengte bruikbaar. Zoo ook natuurlijk de geteekende leerfilms, die een buitengewoon interessant proefmateriaal daarstellen. Het opluisteren en verduidelijken van voordrachten en lezingen, zal van vele drooge en voor het luidsprekerspubliek ongenietbare | ||||||||
[pagina 800]
| ||||||||
onderwerpen, een gewild programma maken, want daarin vooral is de televisie geroepen om als aanvulling van den omroep dienst te doen. Danslessen en gymnastiekoefeningen zijn daarbij een leerzaam ontspanningsmiddel. Andere voorbeelden van denzelfden aard, als de verbetering van het taalonderricht, door de juiste weergave der mondbewegingen, het vervolledigen der weerberichten door aanduidingen op de weerkaarten en eenvoudige reportages vormen verder een onuitputbaar programma voor lange jaren. Daar waar het omroepprogramma zuiver ontspanning bieden wil, kunnen televisie en telekinema ook hunne diensten aanbieden: wie vergeet niet zijn ernst bij de luimige geteekende avonturen van Felix De Kat en Mickey Mouse?... Een minder voornaam deel zal de televisie voorloopig bij de kunstprogramma's innemen. Het zien van een vioolvirtuoos of pianist, zelfs niet, het meer aantrekkelijke der houding van den orkestmeester zal er veel kunnen toe bijdragen om het kunstkarakter van het uitgevoerde meesterwerk te verhoogen. Waar zij echter wel haren rol kan vervullen, reeds van nu af is: bij de meer en meer in zwang komende luisterspelen, om zóó stilaan met de ontwikkeling der techniek, de plechtige intrede voor te bereiden van het echte en volledige ‘Tooneel in de huiskamer’!! Wie weet of met de meer en meer zich uitbreidende populariteit der ultrakorte golf, deze tijd reeds niet in het onmiddellijke verschiet ligt en reeds opduiken kan vóór er een paar jaren zijn verloopen?!... | ||||||||
III. Sociale Problemen.Met dit alles moeten de lezers minstens het doorzicht hebben opgedaan, dat we door de televisie aan den vooravond staan van belangrijke omvormingen op kultureel gebied en dat we als Katholieke Vlamingen hiertegenover niet langer onverschillig mogen staan! Want zooals Prof. Van der Mueren het laatst nog zoo wel uitdrukte: ‘Televisie is met Radio de sterkste arm, die op den hefboom drukt van den nieuwen tijd! Schuwen we deze nieuwheid weer niet om haar mogelijk slecht gebruik, we zullen intusschen worden overrompeld!’Ga naar voetnoot(1) | ||||||||
[pagina 801]
| ||||||||
‘Slaan we er gauw de hand aan en geven we het goede voedsel aan de menschheid, met deze nieuwe uitdrukkingsmiddelen, die toch door hun eigen bewustzijn werden opgeroepen.’ Er is in Vlaanderen voor den Katholieken Omroep een programma uit te werken, dat lang niet tot de onmogelijkheden behoort: vier, vijf lokaalzenders op korte golf, te Antwerpen, te Gent, te Kortrijk, te Leuven en te Hasselt, zouden een uitstekende energieverdeeling over heel het vlaamsche land waarborgen. De massa moet worden wakker geschud en hiertoe moeten we van de vlaamsche liefhebberswereld één groot televisielaboratorium maken!! Dit zou ons vasten voet geven op een terrein dat een bolwerk worden kan voor onzen katholieken strijd. Eene tweede praktische mogelijkheid waarvan het belang bijzonder voor de hand ligt, biedt de hier en daar reeds officieel goedgekeurde Radiodistributie, welke niet enkel voor het akoestische programma dient aangepast, maar tevens de mogelijkheid moet voorzien aan film en zelfs aan klankfilm-distributie te doen. Werkelijk biedt zulke plaatselijke lijnverdeeling minder technische moeilijkheden (vooral onder oogpunt der synchronisatie) dan de gewone televisieomroep. Om het belang hiervan ten volle te beseffen, hoeven we maar even onze vorschende belangstelling samen te trekken op wat de Soviets in dien zin reeds verwezenlijkten en ter uitwerking planden. Het Panrussisch Elektrotechnisch Instituut te Moskow is een der best ingerichtte Televisie laboratoria geworden der gansche wereld, waar koortsachtig wordt gewerkt aan de eindelijke verwezenlijking van een der grootste Soviet-Kultuurplannen, nl. de Radio-Film-Distributie in alle groote steden van de Unie der Sovietrepublieken. Verder werden reeds een hunner voornaamste omroepzenders, Moskow Z.S.P.S. op 230 m. en daarbij een Ultrakortegolfzender voor regelmatige televisie zendingen uitgerust. Dagelijks van 5 tot 7 uur O.E.T. op golflengte 5,80 m. smeden de Soviets hun wapen dat ze weten te zijn van de grootste sociale (?) beteekenis. Naast Rusland hebben ook Duitschland, Engeland, Frankrijk, Italië en de Vereenigde Staten het belang der televisie begrepen. Moge deze oproep volstaan, om ook in Vlaanderen de leiders te nopen tot het begrijpen hunner verantwoordelijkheid. | ||||||||
[pagina 802]
| ||||||||
Bibliografie:
|