| |
| |
| |
Boekbespreking
I. De andere klok
(die van den lezer, welke het boek koopt, leest, en doorgaans zwijgen moet).
Eigenlijk zouden schrijvers nooit over gelijksoortig werk van andere schrijvers moeten spreken, laat staan er iets over in druk geven. De ernstigen, de geslaagden doen het doorgaans ook niet. Ziet men Stijn Streuvels een oordeel ten beste geven over Ernest Claes, of Felix Timmermans over Cyriel Buysse bijvoorbeeld? Men zou kunnen antwoorden, dat zij daar alle vier te verstandig voor zijn en als de eene er in een vergeten oogenblik toch toe kwam, de andere zich nooit de moeite zou geven het te lezen, waar hij groot gelijk aan zou hebben. Ik kan me niet voorstellen, dat een kunstenaar zich ooit aan critiek stoort. Wat er aan zijn werk ontbreekt, wat hij kan en wat boven zijn krachten reikt, wat geslaagd is en wat mislukt, ziet en voelt hij zelf zoodra het boek gedrukt is, zoodra het kind zijn vader verlaten heeft, zoodra de schepping buiten den schepper is getreden en hij er dus vreemd tegenover staat, zooal niet hard dan toch onmeedoogend. Wie er niet onmeedoogend tegenover staat, gaat veranderen, verdraaien en knoeien in een volgend boek is geen kunstenaar, geen geboren schrijver, is zoo maar een schrijver zonder meer, levert maakwerk en loopt kans dat hij om Jan plezier te doen een goed brok schrapt, en om Piet in het gevlei te komen een zwak stuk uitdeint, en om de pijlen van Klaas te ontgaan het geheel, dat toch al middelmatig was, hopeloos verbroddelt. Als dan bij een volgende gelegenheid zijn geestesproduct niet door Jan, Piet of Klaas, maar door Kees of Ildefons of Polycarp beoordeeld wordt, dan zeggen die allicht: ‘het vorige was wel goed maar dit boek levert hoogstens scheurpapier.’
Daar zijn wel lieden, die niet anders doen beoordeelen en het werk van anderen bestudeeren en ontleden, dat is dan hun vak, hun speciaal arbeidsveld, omdat zij literatuur onderwijzen op school, of kunstgeschiedenis trachten te leveren, en als zoodanig kan men er vrede mee hebben, vooral wanneer zij over een vlotte pen beschikken maar overigens niet begaafd om scheppend werk voort te brengen. Maar als een dichter poëzie van een anderen dichter bespreekt, dan denkt de lezer: Och heden, het is al zoo moeilijk om door al die verzen heen te komen, waarom moeten we nu ook nog slikken wat er over die verzen gezegd kan worden. We zullen zelf wel ondervinden of het hart bekoord wordt en of de ziele luistert. Bij romanschrijvers is het nog erger. Prijzen ze elkaar dan denkt men: het zijn zeker goede maatjes, kammen ze elkaar af dan voelt men, dat er toch altijd de een of andere oorzaak diep verscholen ligt in hun onderbewustzijn, waarom ze elkander niet kunnen uitstaan.
Ik ben maar een nuttelooze toeschouwer, een ijdele ontspanningslezer, de man die het boek bestelt, betaalt, leest en als 't mooi is niet uitleent, maar zijn vrienden aanzet het ook te koopen, en ik vind het dus uitstekend als er over een werk drie regels verschijnen om te zeggen dat het geen prul is, geen pornographie, of het geschreven is voor onder-de-achttien of boven-de-vijf-en-twintig jaar en men zich zelf verder maar over de inhoud en deszelfs kunstwaarde moet vergewissen. Het beste acht ik dan die bespreking, wanneer prijs en uitgever er bijvermeld staan, zoodat men niet in den val kan loopen. Afgaande op Nobelonderscheidingen en torenhooge ophemelingen over een Scandinaafsche bekeerlinge heb ik mijn vrouw twee van haar werken in Hollandsche vertaling cadeau gedaan, kostende elk bijna drie gulden, of een kleine honderd frank. Wel, ik wou dat ik er boeken van Louisa Duykers of M. Vandenbroucke voor had gekocht, of mijn geld gespaard had voor den volgenden bundel van Josette Pasquasy. Ik heb waarschijnlijk uit een keuze van vier boeken een ongelukkigen greep
| |
| |
gedaan, maar als de critiek niet eenerzijds zoo geestdriftig de groote trom sloeg en anderzijds zoo ongenadig aftakelde, zou een mensch zich twee keer bedenken eer hij een bestelling deed. Ik zie dat aan mijn buurman: die heeft De Opstandigen gekocht van Jo van Ammers-Küller en de Klop op de Deur van Ina Boudier-Bakker, en die zit daar nu al drie maand lang in den tram van te genieten, want elk werk is meen ik 1100 bladzijden. Hij heeft tenminste waar voor zijn geld, terwijl ik de aanschaffing van deze twee werken door andere vervangen had, omdat ik daarover zulk een afkeurend oordeel gelezen had van een auteur, die waarschijnlijk jaloersch is daar hij het tenslotte toch niet zoo goed kan of niet zooveel aftrek vindt als die Hollandsche dames, heb ik achteraf gedacht.
Nu vind ik het een verstandig besluit van Dietsche Warande en Belfort om af en toe een boek ter beoordeeling te zenden aan mij, den nutteloozen toeschouwer, den ijdelen ontspanningslezer, die dan de andere klok laat hooren, wanneer het tijdschrift, om redenen welke ik niet te onderzoeken heb, meer dan drie regels bespreking over een werk verkiest. Mijn critieken zullen tenminste nooit dienen om wat ik meen aan doorzicht, kunstgevoel en ontledingszin te bezitten, te luchten ten koste van eens anders arbeid.
Zoo heb ik dan ontvangen een zeer liefelijk boeksken: Op den Drempel door Josette Pasquasy, uitgave van het Davidsfonds te Leuven. Een rustig boek, evenwichtig en toch boeiend, een prettig boek, innemend en toch niet zoetsappig. Het gegeven is eenvoudig, de toestanden zijn natuurlijk, de gevoelens gewoon menschelijk, maar die het verhaal schreef is een begaafde vrouw, welke haar onderwerp volkomen beheerscht en het talent bezit menschen en toestanden te doen leven. Het Limburgsche dorp, de twee jonge geliefden op den drempel van het rijk der liefde, de maniakke vader, het hartelijke jongere zusje, de oude boer, het kapelleke van Onze Lieve Vrouw, dat alles staat bij de eerste bladzijde voor ons, zonder veel beschrijvingen, zonder langdradigen omhaal of nuttelooze uitwijkingen, en dat denkt, spreekt, voelt, handelt en... interesseert den lezer. Het laatste is het belangrijkste van het heele geval, en kan lang niet van alle boeken gezegd worden, zelfs niet al zijn ze bekroond met den een of anderen Femina- of Goncourt-prijs à la belge.
Hier hebben wij dus een boek, waarvan men niet behoeft te zeggen dat het ‘een schoone belofte voor de toekomst inhoudt’, noch dat ‘de auteur ons eenmaal den (tegelijkertijd Katholieken en Europeeschen) roman zal geven, waarop Vlaanderen wacht’, noch dat ‘hieruit een nieuwe kunst zal geboren worden’ of dergelijken onzin meer, welke stereotyp wederkeert om de drie-en-twintig kritieken van romans en tooneelstukken. Ook heeft Josette Pasquasy naar mijn oordeel niet de pretentie een nieuw tijdperk in de romankunst in te luiden, of methoden te bezigen, die tot hiertoe ongekend zijn, pretenties die andere schrijvers soms wel schijnen te bezitten, zonder te beseffen dat ze in Frankrijk of Holland van deze of dergelijke methode twintig jaar geleden al volop aan 't genieten waren.
Josette Pasquasy is als de meisjes met een mooie stem, die naar het conservatorium gaan om die te ontwikkelen, daar dan den eersten prijs behalen, en ons na afloop liederen van Mortelmans, Brahms en Chaminade voorzingen, zoodat we naar meer verlangen; ze zouden desgewenscht ook wel de groote aria's uit de opera aankunnen, maar begrijpen dat wij die sinds de radio ons en onze jeugd verstrooit wel eenigszins beu zijn en houden zich daarom bij wat hun past, terwijl ze zich volstrekt niet verbeelden, dat nu Jenny Lindt, Adeline Patti en la Malibran wel uit het geheugen kunnen verdwijnen of Lotte Lehmann er bij in het niet verzinkt, maar blijde zijn dat zij het met het talent hun door God geschonken en door oefening en volharding tot rijpheid gebracht zichzelf en hun medemenschen mogen verheugen.
Op den Drempel behoort tot de boeken welke men leest en daarna niet uitleent, omdat men ze zelve wenscht te behouden en geleende boeken evenals geleende regenschermen zelden tot hun eigenaars terugkeeren; het behoort tot die boeken, welke men het de moeite waard acht nog eens en nog eens te bestellen om aan anderen ten geschenke te geven, want het heeft het gebrek een beetje te goedkoop te wezen. Dat het verhaal grootendeels speelt in de beschaafde burgerij is misschien voor Vlaanderen, zoo rijk aan werken uit het boerenleven, eerder een aanwinst.
| |
| |
Men heeft mij naar mijn meening gevraagd, die van den nutteloozen toeschouwer, van den ijdelen ontspanningslezer, en ik geef ze dus in allen eenvoud. Misschien had ik me, met minder luiheid en met goeden wil, aan een letterkundige critiek kunnen wagen. Drie of vier bladzijden, waarna de andere nuttelooze toeschouwers en ijdele ontspanningslezers in den waan zouden verkeeren, dat wij in Vlaanderen Louisa Duykers en Josette Pasquasy bezitten en dus Sigrid Undset, Enrica von Händel-Mazetti en Virginia Woolf hun matten wel kunnen oprollen en niet meer op Nederlandsche vertalingen behoeven te rekenen. Of in het tegenovergestelde geval: drie of vier regels met minzamen lof, zoo vernietigend dat de lezeressen nog liever een devotie boekje met de zeven Woensdagen van den H. Jozef ter verkrijging van een goeden echtgenoot zouden koopen... Het eene is misschien niet moeilijker dan het andere, maar ik onthoud er mij van.
Indien er zwakheden in hun werk voorkomen, een gemis aan grootheid in gevoelens hier of daar, te weinig van het eene of te veel van het andere, dan weten schrijvers als Anton Thiry, of Jozef Simons of E. van der Hallen dat zelf veel beter dan ik en hebben daartoe geen beoordeeling van hun verhalen noodig. Het werk van Josette Pasquasy is mijns inziens van dien aard, dat we bij haar gerust hetzelfde kunnen veronderstellen.
Den Belleman van het Davidsfonds mogen wij intusschen gelukwenschen met een boek dat het zoo ten volle waard is als eerste in de reeks blijmoedig te worden ingeluid.
T.d.W.
| |
| |
| |
II.
Gertrude Von Le Fort: Le Voile de Véronique (Das Schweisstuch der Veronika). Traduit de l'allemand par Jean Chuzeville. - Librairie Plon. Paris. - (Le Roseau d'Or). 25 fr. - Edition ordinaire. 15 fr.
Een prachtroman, die speelt in het weidsche kader der Eeuwige Stad. Weinige personen: de grootmoeder, een fijn gecultiveerde, hoogstaande vrouw, verliefd op de beschaving der oudheid, heidensch in merg en been. maar breed toegeeflijk voor de zienswijze van andersdenkenden. Hare dochter Edelgart, een hartstochtelijk, geweldig wezen; sedert jaren staat zij op 't punt zich te bekeeren, doch kan tot den laatsten stap niet besluiten, door gemis aan allesvergetende liefde; zij weigert de genade, keert zich vol haat van God af, wordt de prooi van booze machten, totdat ze eindelijk door een soort mirakel uit haar bezetenheid verlost wordt. Jeannette, de nederige huishoudster, die de ziel heeft van eene groote heilige. Enzio, de jonge, hoog begaafde, geniale dichter, de verwende jongeling, die alles en iedereen opoffert aan zijn kunst. Tusschen dezen groeit de jonge Veronika op, heen en weer geslingerd tusschen hare grootmoeder en hare tante, aangetrokken of afgestooten door hun beider levensopvattingen, hun beider idealen; gehecht aan Enzio door een bewonderende, kinderlijke genegenheid; gedreven heel den tijd door een onbewusten drang naar de Waarheid, die haar eindelijk door alle hinderpalen, twijfel en smart, tot het geloof brengt.
Al die karakters zijn meesterlijk geteekend, in al hunne rijke afwisseling, en heel het boek, zoo door en door katholiek, geeft een klank van diepe, echte menschelijkheid. Voorwaar een der merkwaardigste romans sedert den oorlog.
L.D.
Marie-Thérèse Latzarus: Pâques. Illustrations de Pierre Jérôme. (Coll. ‘L'année en fêtes pour nos enfants’). - Desclée de Brouwer et C1e Paris. - 10 fr.
Het vierde boek van deze mooie reeks kinderboeken, en voorzeker niet het minst geschikt om kinderen te boeien. Knapen en meisjes zullen meevoelen met den kleinen Jean, het arm verlaten kind, dat dank aan eene liefderijke dame Jezus leert kennen, en de groote gebeurtenissen der Goede Week begrijpen. Nooit zal het die zalige indrukken vergeten, heel zijn leven wordt er door verlicht. En geen ander doel zal het jongsken meer hebben, dan eens zelf een waardige priester Gods te worden.
L.D.
Joseph Hergesheimer: La Robe du Soir. Traduit de l'anglais par Maurice Rémon. (Coll. des Maîtres de la Littérature étrangère.) - Albin Michel. Paris. - 15 fr.
Een roman die speelt in eene kleine plaats niet ver gelegen van New-York, in welhebbende middens, van na-oorlogsche burgerij. En waarlijk, het tafereel dat we van die Amerikaansche maatschappij krijgen, is ver van stichtend. Welke verachtelijke, laag-bij-de-grondsche mentaliteit, wat algeheel gemis aan princiepen, welk gebrek aan 't zij welk geloof, of verhevenheid van gedachte, bij al die menschen die slechts denken aan genot, aan pleizier en gemakkelijk leven, en voor wie het huwelijk niets anders is dan een contract, allergemakkelijkst te breken. De ‘idealist’ van het boek, Chalke Ewing, neemt zijn toevlucht tot zelfmoord, omdat hij bezweken is voor de bekoringskracht van de gehuwde vrouw die hij bemint, maar slechts in wettelijk huwelijk, nadat ze van haar man gescheiden is, wil bezitten. Zij is de veertig voorbij, hij enkele jaren ouder, - en hij is het meest sympathiek karakter van het boek....
Geen boek voor jongeren.
L.D.
| |
| |
Princesse Bibesco: Croisade pour l'Anémone. (Lettres de Terre Sainte). - Librairie Plon. Paris. - 12 fr.
Dit boek is eene verzameling van enkele brieven door schrijfster aan verschillige vrienden of familieleden geschreven van uit het Heilig Land, en waarin ze hare indrukken ten beste geeft. Wat moet ze dikwijls gelijk hebben in hare beoordeelingen, zoo lichtjes en oorspronkelijk weergegeven, dat ze wel eens den schijn hebben oneerbiedig te zijn: den schijn slechts, want ze komen uit een echt christene ziel. Schrijfster heeft een fijne cultuur, een pittigen geest, een nuchter verstand, een klaren kijk op de zaken, en een vlugge, elegante pen. Soms, te midden van schertsend gebabbel, flitst schielijk een diepe gedachte als een bliksemschicht op. Geen meesterwerk is dit boek, daarvoor is het te los ineengezet, maar het heeft toch iets te geven, en is gemakkelijk en aangenaam om lezen.
L.D.
Ernst von Salomon: Les Réprouvés (Die Geächteten). Traduit de l'allemand par Andhrée Vaillant et Jean Kuckenburg. - Librairie Plon. Paris. - 18 fr.
Eene auto-biographie, welke men tot het einde verslindt, een der interessantste boeken sinds enkele jaren in Duitschland verschenen, en dat de mentaliteit van sommige na-oorlogsche Duitsche middens schel verlicht. Toen de omwenteling uitbrak, in 1918, was Ernst von Salomon pas zeventien jaar, en eindigde zijn militaire opvoeding. Ontredderd door de onverwachte nederlaag, vol haat tegen de nieuwe regeering die de voorwaarden van den wapenstilstand aanvaardde streed hij toch tegen het communistisch gevaar. Daarna nam hij deel aan den hevigen strijd tegen den Bolsjevisten vloed, die Duitschland dreigde te overstroomen. Tijdens de staatsgreep Kapp, stond hij op de Zijde der opstandelingen. Hij met zijn makkers werden door de bevolking eener kleine stad aangerand en 't kwam tot een vreeselijk straatgevecht. Uit al die bloedige avonturen kwam de jonge von Salomon uit, meer ontredderd dan ooit, met meer haat in het hart, meer behoefte aan opstand en zucht naar vernieling, zonder er echter de geringste opbouwende theorie op na te houden. De ontgoocheling van Hoog-Silezië, wat later, verbitterde hem tot in 't diepst zijner ziel. Van dan af werd hij een bedrijvig lid, en weldra een der leiders van de revolutionnaire geheime maatschappijen, die rond dien tijd als paddestoelen in Duitschland opschoten, o.a. de ‘Sainte Vehme’ die het Reich enkele jaren geleden met schrik sloeg. Hij had zijne hand in al de politieke moorden, Erzberger, Rathenau, enz. In dit laatste geval, zoo hij den moord zelf niet beging was hij toch een der weinigen, die van 't plan afwisten. Aangehouden, werd hij tot jaren gevangenis veroordeeld. In zijne cel had hij tijd om na te denken, doch geen zweem berouw of leedwezen schijnt hij over het verleden gevoeld te hebben. Cynisch vertelt
hij de gebeurtenissen der na-oorlogsche jaren, en van zijn gevangenschap. Hoogst belangrijk zijn deze bladzijden, vol bittere wanhoop, opstand en haat, maar geen straaltje ideaal, geen zweem van een hooger zieleleven, geen aannemen van een zedelijke wet komt ze verlichten. Een donker, droevig boek.
L.D.
R. D'Harcourt: L'Education sentimentale de Goethe. (Coll. ‘Ames et Visages’. - Armand Colin. Paris. - 20 fr.
Schrijver ontleent zijn documentatie aan Goethe's herinneringen, en meer nog aan zijn briefwisseling, en tracht de waarheid aan 't licht te brengen. Hij doet Goethe voor ons leven in zijn kinderjaren, opgroeiend tusschen den strengen, pedanten vader, de vroolijke, toegeeflijke moeder, het teer beminde zusje, in het donkere huis te Frankfort. Dan komen de schooljaren, de toenemende dorst naar avontuur en levenskennis, het ontwaken van 's knapen hart, en zijn eerste liefde voor Gretchen, het simpele volksmeisje: zuivere idylle, door een schielijk drama plots onderbroken. Het tweede deel toont ons Goethe als hoogstudent te Leipzig, meêgewerveld door het brillante, wereldsch, lichtzinnig leven zijner nieuwe omgeving, zoo verschillend van zijn eenvoudig, burgerlijk midden te Frankfort, 't Is de tijd van zijne liefde voor Kätchen Schönkopf, het lieve herbergdochterken, van zijn vriendschap ook met Behrisch, die op hem zulken verderfelijken invloed uitoefende, van zijn losbandige jaren en van de erge ziekte, die
| |
| |
hem bijna het leven kostte, maar hem tot inkeer bracht. Voor den eersten keer, nam hij, dank aan deze beproeving, zijn toevlucht tot Christus, en begreep de diepe schoonheid van het Christendom. Weinig is deze mystische periode in Goethe's leven bekend, en hoogst interessant na te gaan. In dat boek van zijne prille jeugd, staat de heele Goethe reeds uitgebeeld: een buitengewoon begaafde, hoogst bekoorlijke personaliteit, doch geen warm, gevoelig hart, geen hoogstaand karakter.
Dit boek zal met belangstelling gelezen worden door dezen die de briefwisseling van den jongen Goethe niet kennen.
L.D.
Albert Rivaud, professeur à la Sorbonne et à l'Ecole libre des sciences politiques: Les Crises allemandes (1919-1931). - Armand Colin. Paris. - Rel. 12 fr. - Br. 10,50 fr.
Klaar en bondig analyseert schrijver de diepe oorzaken van Duitschland's huidige economische en financieele moeilijkheden. Ir enkele korte hoofdstukken vergelijkt hij den economischen toestand en de basis van het Duitsch crediet, voor en na den oorlog. Verder bestudeert hij de crisis van 1923-1924, het daarop volgend tijdstip van welvaart, met al de fouten en dwalingen der ‘économie dirigée’, Voorts, de financieele crisis van 1929-1931, om te eindigen met een onderzoek over de historische en psychologische oorzaken der opeenvolgende innerlijke gebeurtenissen, die het Rijk in de laatste jaren zoo geweldig ontredderd hebben.
Het is een allerinteressantst, ernstig gedocumenteerd boekje, zeer onpartijdig geschreven, met het doel den toestand van zaken en geesten, ginder in Duitschland te doen begrijpen.
Uit zijn studie komt schrijver tot twee gevolgtrekkingen: de eerste, aangaande de ontwapening, waarvan volgens hem een aanval van Duitschland op Frankrijk het onmiddellijk gevolg zou zijn; de tweede, aangaande de bijna uitsluitelijke verantwoording van het Reich tegenover de erge crisissen der laatste jaren, die voortkomen uit het ‘excès de ses ambitions, de ses constructions, de ses immobilisations de toute nature. Mais son capital fixe s'est accru, depuis 1924, dans des proportions énormes, aux dépens de sa richesse mobilisable...’ En op dat gebied kunnen noch Frankrijk, noch Engeland met Duitschland wedijveren.
Een boekje dat verdient gelezen te worden.
L.D.
Sinclair Lewis: Coups de Pompe gratis. (Free Air). Traduit de l'anglais par Maurice Rémon. (Coll. des Maîtres de la Littérature Etrangère). - Albin Michel. Paris. - 15 fr.
Miss Claire Boltwood, een rijk meisje uit Brooklijn, onderneemt, om haar vader van zijn neurasthenie te genezen, een auto-tocht van New-York naar Seattle. Zoo trekken zij met hun beiden heel de Vereenigde Staten door, en beleven natuurlijk allerlei avonturen, moeilijkheden en gevaren, welke zij overwinnen, dank vooral aan Milt Daggett, die van 't eerste oogenblik op Claire is verliefd geworden, haar volgt, en telkens als een ‘deus es machina’ verschijnt om haar te helpen of te redden. Wanneer zij eindelijk te Seattle aankomt, wordt zij gewaar dat hare mentaliteit heelemaal veranderd is. Zij heeft in die enkele weken hard, maar vrij leven, geleerd dat weelde het geluk niet geeft, en vooral dat het romaneske ‘dat de jeugd onvergankelijk maakt’, ver te verkiezen is boven het al te gemakkelijk, leeg, alledaagsch leven dat zij tot dan gekend had, en als het eenig mogelijke beschouwd.
Een onderhoudend, gezond roman, zonder veel aanspraak op letterkunde, maar vol frissche opgewektheid.
L.D.
Jaak Boonen. - Allerlei Menschen. Uitg. Excelsior, Brugge. - Ing. 12 fr.
Deze bundel bevat negen novellen, die op een paar bladzijden na, geen letterkundige waarde bezitten.
A.D.
| |
| |
Marie Schmitz: Aan het Overzetveer. - Uitg. Wereldbibliotheek, Amsterdam, 1932. - Keurband f. 3,50.
De menschen aan het overzetveer, het zijn: de energieke grootvader Arend; zijn zoon, de ingekeerde Andries; dezes vrouw Yfke en hun twee kinderen Arie en Bartha. Op één zijner zwerftochten heeft Andries Yfke leeren kennen, zij scheen echter van hem niet te houden, doch na een misstap met een gehuwd man, beriep zij zich op een gegeven woord om met den jongen te kunnen trouwen. Hun harten groeien echter nooit ineen, zij kijven niet, doch leven zwijgzaam en zonder teederheid nevens elkander. De zoon Arie loopt mis en zwerft de wereld in. En het meisje, het wordt ouder, het hoopt één, tweemaal liefde en een eigen t'huis te zullen vinden, doch telkens ervaart zij het smartelijke, zich te hebben vergist. Eindelijk, na jaren, staat haar ziel gelouterd boven dat alles - en ziet in haar vrijheid wat klein belang dat alles heeft.
Marie Schmitz schrijft veel schoone volzinnen, haar taal is verzorgd, klankrijk, schilderend. Doch dat juist belet haar een goed verhaal te bouwen. De lezing van haar proza verveelt gauw, er zijn hoogten noch laagten in, het hijgt en stormt niet, er zit geen haast in, geen ruk naar het einde. In honderd bladzijden ware met het onderwerp iets te maken geweest, nu ligt het over nagenoeg driehonderd uitgesponnen en verwaterd.
A.D.
Editions Rex: 1e Felix Timmermans: Les très belles heures de mademoiselle Symphorose Beguine. Trad. par Roger Kervyn de Marcke ten Driessche.
2e Felix Timmermans: Triptyque de Noël. Introduction et traduction de Camille Melloy.
3e Ernest Clae: Le réveillon du Gueux (Wannes Raps) trad. par Roger Kervyn de Marcke ten Driessche.
4e Gerard Walschap: Un vaincu de la vie (Teugels Gust.) trad. par R. Kervyn de Marcke ten Driessche.
Editions Rex, rue Vital de Coster, 52, Louvain.
Dit is eene onderneming die ik met een woord van dank zou willen begroeten; want zij getuigt bij den leider van de Rex-uitgaven, den heer L. Degrelle, en bij de uitstekende vertalers die hem hierbij behulpzaam zijn, van een groote waardeering voor de moderne vlaamsche literatuur. Een waardeering bovendien die zich omzet in een actieve en zeer doelmatige propaganda voor de verbreiding der vlaamsche letteren. Het zou misschien eenigszins een gewaagd ondernemen zijn geweest aan te vangen met de vertaling van uitvoeriger romanliteratuur onzer vooraanstaande prosaisten; maar ik ben ervan overtuigd dat deze kleine keurige en handige boekjes in moderne vogue letter gedrukt door de firma Wellens en Godenne een verheugenden bijval zullen genieten bij de fransch-sprekende gemeente.
De omslag alleen reeds dezer uitgaven, elk met zijn eigen, harmonieerende kleur, is een blijde verlokking.
Ten slotte een woord van blijde waardeering voor de vertaling van de heeren C. Melloy en R. Kervyn de Marcke ten Driessche, die beiden de dubbele maar onmisbare eigenschap bezitten Van een goed vertaler: de grondige kennis van de talen waaruit en waarin ze vertalen, en het scheppend vermogen van het kunstenaarschap die de atmosfeer en den geest van het oorspronkelijke gaaf houdt in zijn vertaling.
A.V.C.
Nova et Vetera. Driemaandelijksch tijdschrift voor onderwijs en opvoedkunde. Uitg. Nationale bond van het Vrij middelbaar onderwijs. Redactie en Beheer: E.H.N. Hiers, St-Aloysiusgesticht, Brussel. Pr. 30 fr.
Aan tijdschriften als Nova et Vetera, zooals de twee eerste nummers van dezen 14en jaargang daar vóór me liggen, kan men de evolutie van Vlaanderen meten.
De typographische verzorging van het tijdschrift, is een verblijdend bewijs dat
| |
| |
we ontgroeien aan onze beschamende vlaamsche slordigheid, en de inhoud, - degelijk en keurig gesteld - is het zichtbare bewijs van den groei onzer vlaamsche intellectualiteit.
Dr. V.
Johan Kat: Boot-Sirenen. Uitg. Het Nederlandsche Boekhuis. Tilburg. Pr. 2.50 fl.
Een bundel vlot geschreven schetsen, uitgegeven op groot formaat en stevig papier.
L.V.
Marnix Gysen: Loblitanei. Uitg. Deutscher Brücke. Verlag, Duisburg. Vert. R. Lonnes.
Een vertaling van M. Gysen's Loflitanie van den H. Franciscus, en enkele gedichten uit ‘Het Huis’.
Rudolf Lonnes heeft reeds een paar jaren geleden een keur gedichten van Hollandsche en Vlaamsche jongeren vertaald en bij dezelfde uitgeverij laten verschijnen. Ook deze vertaling is in elk opzicht zeer te prijzen.
D.W.
Aphorismen van Aug. Vermeylen, verzameld en ingeleid door Dr. Rob. Roemans.
Ze hebben Vermeylen op 8 Mei gehuldigd met redevoeringen, met een borstbeeld en met een feestdisch waar alle schakeeringen van Vlaanderens kultureele elite en politieke verscheidenheid vertegenwoordigd was. En dit is het feestgeschenk van Dr. Roemans. Een keur van aphorismen uit het levenswerk van Vermeylen.
Muziek beluisteren, door Willem Pelemans, met een woord vooraf van E.J. Verheyen, professor in de pedagogiek aan de Rijksuniversiteit te Gent, 46 blz. Uitg. L. Krijn, Brussel 1932.
Ondanks de verklaring van schrijver en uitgever, heeft het allen schijn, dat dit boekje inderdaad met een bedekte reklaam voor ‘His Master's Voice’ wel iets te maken heeft. Overigens bevat het zeer juiste bemerkingen als inwijding bij het beluisteren van muziekwerken, alhoewel te veel nadruk wordt gelegd op het melodisch element, tegenover alle andere bouwbestanddeelen, die worden verzwegen.
L.
Musica Ars, leiddraad voor muziekgeschiedenis en algemeene muziekleer, door Theo Ponten. 174 blz. Wolters, Groningen 1931.
Een handboek voor het middelbaar onderwijs, waarin na een algemeen overzicht der muziekgeschiedenis, een beknopte muziekgeschiedenis van Nederland en een korte levensschets van enkele groote figuren (vooral de Duitsche klassieken, ook de Compositie (als bespreking van de groote bouwvormen) en het gregoriaansch worden behandeld. Telkens met een korte bibliografische aanwijzing. Vlaamsche komponisten worden er niet in behandeld.
L.
Kleine Muziekleer, naar den 17e druk van J. Worp. S. Van Milligen geheel opnieuw bewerkt door Sem Dresden. 220 blz. Wolters, Groningen 1932.
Dit kleine leerboek van den bekenden Nederlandschen muziekpedagoog, S. Dresden heeft zeer groote hoedanigheden. Alle onderdeelen van de muziekleer worden door duidelijke, en van referentie's voorziene notenvoorbeelden verklaard. En het is niet 's schrijvers minste verdienste, dat hij aan de modernsten (D. Milhaud, I. Stravinsky e.a.), in de muziekleer op de school toegang verleent.
L.
Roman-Repertorium: 1e Deel. Titellijst van ± 20.000 Romans, Verhalen, Essays, Tooneelwerken en Gedichten, ten gerieve van Bibliothecarissen, Geestelijken en Intellectueelen, met Opgave van Zedelijke Waardebepaling en Vakcijfers, bewerkt door A.S.K.B. - Antwerpen, Vlaamsche Boekcentralej A'dam, R.K. Boek-Centrale, 1932 (19 × 13) 436 blz. - 45 fr.: in linnen geb. 52 fr. (Bij inschrijving 40 fr.; in linnen geb. 47 fr.).
'n Akkurate en sterke bijdrage voor Nederland's kennis ende vroedschap! In 'n solied en streng kaft gestoken, met 'n heldere letter gedrukt, bibliografies-nauw- | |
| |
gezet, ingedeeld, verscheen zo pas het eerste deel (Tietellijst) van het ‘Roman-repertorium’dat A.S.K.B. op de markt van Noord en Zuid van harte verwelkomd weet en gegeerd door al wie belang stelt in romans, verhalen, essays, toneelwerk, poëzie, taal- en letterkunde en wetenschappen allerhande.
Rond de 20.000 werken, thuishorend in één dier kategorieën, staan in dit eerste deel vermeld met, alfabeties geordend, de tietel, en daarnaast de auteursnaam, de zedelike waardebapeling, bizondere geschiktheid voor jongens of meisjes (jeugdboeken), bepaalde tint of strekking en vakaanduiding.
Dit alles korrekt, zuiver, duidelik, en voorafgegaan door 'n lijst van pl. m. duizend pseudoniemen met identifikasie.
Het is 'n reuzenwerk dat ons, de begunstigden, verblijdt, maar dat we slechts dàn naar z'n volle waarde schatten, wanneer ons het gestage en stille-intra-murosvroeten van A.S.K.B. bekend is.
Dit repertorium is 'n vade-mecum, 'n vertrouwde en betrouwenswaardige gezel voor 'n massa wetenswaardigheden, en ook tegenover morele perijkelen voor hen die zielezorg dragen (ik denk aan jeugdleiders, bibliothekarissen, leeraars), staat zijn advies open en klaar te lezen.
Is het niet verheugend dat Vlaanderen zó'n werk heeft volbracht? Is 't niet om fier te zijn over dit stuk gekondenseerde voorlichting in zake aard en gehalte van twintig-duizend boeken? En is 't ons diets dat het Noorden ook déze daad aan het Zuiden benijdt?
'n Gemakkelik en opportuun ‘aanbevolen’ zou hier ouwbakken aandoen, want deze uitgave vindt, door haar ‘efficiency’ vanzelf de brede weg naar algemene verspreiding.
Wanneer nu ook deel II (bio-bibliografiese auteurslijst) zal verschenen zijn, hebben we in die tweling 'n bezit van coherente blijvende waarde.
En 'n valuta die niet aan beursgrillen onderhevig is.
Anton van de Velde.
Gentsche Studentenalmanak 1932, uitgegeven door het A.V.H.V.
Een boekdeel van 320 bladzijden: jaarverslagen, inlichtingen over heel het studie- en gezelschapsleven aan de Gentsche Universiteit, verzen, proza en teekeningen van studenten en oudstudenten. Deze almanak staat in het teeken van Prof. Frans Daels, die hier gehuldigd wordt door Prof. Dr. Van Rooy van Amsterdam, Cyr. Verschaeve, Dr. J. Goossenaerts, Pater Callewaert, A. De Caluwé.
Aan de redactie ons compliment voor dit degelijk en tegelijk studentikoos jaarboek.
Dr. R.D.S.
Ernest Claes: De Witte. Met penteekeningen van Felix Timmermans.
Dit is het 35e duizendtal. ‘En daar achter komen er nog!’ voor deze en volgende generaties. Dat hopen we.
Verschenen:
Dr. C.N. Vandepoll: Zwangerschap en Kraambed. 2e druk. Ing. 0,50 fl. Wereldbibliotheek, A'dam.
Debat Vos-Rubbens. Uitg. De Nieuwe Jeugd, Thalastraat, Berchem.
Nieuwe Eva, door een Norbertijn van Tongerloo, Uitg. abdij Tongerloo. Pr. 2 fr.
Herman Muckermann: Nieuw Leven. Vertaald door H. Derhayes, 4e Boek: Zin en Waarde der Eucharistie. Uitg. de Vlaamsche drukkerij, Leuven. Pr. 7.50 fr.
ZIJ, Onze moeder en Voorbeeld. Vrij naar het Fransch door J. Sommer, pr. Uitg. Desclée De Brouwer en Cie. Brugge.
| |
| |
| |
Uitgaven van J.B. Wolters, Groningen.
Van de serie: Jac. v.d. Klei en J.B. Ubink, Het ruischende Woud, (Leesboek voor de lagere school). |
Verschijnen thans: 7e deeltje: f. 0,80; 8e deeltje: f. 0,80; - |
en een 2e druk van 9e deeltje: f. 0,80; 10e deeltje: f. 0,80; - geillustreerd door J.H. Isings. |
|
M.J. Koenen's Verklarend Handwoordenboek der Nederlandsche Taal (tevens vreemde woordentolk), vooral ten dienste van het Onderwijs. - I7e vermeerderde druk, uitgegeven door Dr. J. Endepols,met medewerking voor het Zuid-Nederlandsch van Prof. Dr. R. Verdeyen. 40,- fr. |
|
Antieke Cultuur, onder redactie van Dr. D. Cohen, Dr. E. Slijper, en Dr. H. Wagenvoort. |
|
B. Schooluitgaven van Grieksche en Latijnsche Schrijvers, |
Vergilius' Aeneis, deel II, boek III en IV, met inleiding en commentaar door Dr. J. Mehlerf. - f. 1,60; gebonden f. 1,90. |
|
Sem Dresden: Kleine Muziekleer, geheel opnieuw bewerkt naar den zeventienden druk van J. Worp-S. van Milligen. f. 1,90 - gebonden: f. 2,25 |
|
|