Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1931
(1931)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 947]
| |
R.P.M.-A. Leseur: Vie d'Elisabeth Leseur. Avec portrait. Lettre-préface du R.P.M.-S. Gillet, O.P. - J. De Gigord. Paris.Geboren te Parijs in 1866, stierf Elisabeth Leseur in Mei 1914. Ze was eene verstandige, breed gecultiveerde vrouw, die eene aanzienlijke plaats bekleedde in de intellectueele kringen te Parijs, en haar man, een toen wel bekende, zeer gewaardeerde journalist - en tevens een hevige vrijdenker - trouw ter zijde stond als echtgenoote, geestesgezellin en vrouw der wereld; doch niettegenstaande haar veel bewogen leven en de ongunstige atmospheer die haar omgaf, toch een diep christelijk, door en door godsdienstig leven wist te leiden, en door hare onvermoeibare voorkomendheid, haar gulle goedheid en aanminnigheid, haren verheven geest, door heel de uitstraling van haar rijk wezen, een buitengewonen invloed rondom haar wist uit te oefenen. Haar apostolaat was het apostolaat der liefde, en van het lijden in volle overgave aan Gods wil aanvaard. Ze schreef een dagboek, slechts na haar dood gevonden, en menigvuldige brieven aan talrijke vrienden, kennissen, onbekenden. Na haar dood uitgegeven hebben deze geschriften oneindig veel goed gedaan, en meer dan ééne verdwaalde of wankelende ziel naar 't geloof teruggebracht. En tusschen dezen, eerst en vooral haar man, die zich niet alleen bekeerde, maar in 't Orde van den H. Dominicus trad en priester werd. Dit boek, door hem geschreven, al is het misschien wat lang en log, is toch wel waard gelezen te worden, want het maakt ons met heel het leven van Elisabeth Leseur bekend, en geeft ons talrijke nog onuitgegeven bladzijden van die merkwaardige vrouw, die, al leefde zij in de wereld, toch hare ziel heelemaal voor God wist te bewaren, in heilige onderworpenheid en liefde. L.D. | |
J.-B. Eriau: Louise de la Vallière. De la Cour au Carmel. - J. de Gigord. Paris.De geschiedenis der minnares van Lodewijk XIV die na enkele jaren van schitterend leven, haar zonden in een Carmelietenklooster ging uitboeten, en daar zes en dertig jaren lang een leven van allerstrengste boetvaardigheid leidde, tot oprechte stichting der andere kloosterzusters. Ze had zich onbeperkt, met al den gloed harer ziel aan God gegeven, en achtte geen lijden, geene vernedering, geen offer te groot, als vergoeding voor hare zonden. Bossuet, die haar, in haar pijnlijken strijd om de wereld te verzaken, een krachtige steun geweest was, zag in haar een ‘mirakel der Genade’. Het boek van J.-B. Eriau wijdt vooral uit over het boetvaardig leven van Louise de la Vallière, of liever van Louise de la Miséricorde, alsook over den terugkeer dier ziel - die wel verdwaald, maar nooit laag of huichelachtig was. - Gedurende die lange dagen en maanden van innerlijken strijd, schreef zij hare gevoelens en gedachten neer, en die bladzijden, later uitgegeven, en waartusschen er zeer schoone en van eene verheven ingeving te vinden zijn, zullen velen met ontroering en bewondering lezen. De ‘Réflexions sur la Miséricorde de Dieu’, door Louise de la Vallière neergepend, toen ze het Hof nog niet verlaten had, maar al het bittere en bedriegelijke van het aardsch geluk reeds kende, getuigen van den hoogenadel dier ziel. Zoo ook den omzendbrief na Louise's dood door de Moeder Overste volgens gewoonte naar alle Carmelietenkloosters gezonden, en waarin zij in alle eenvoud de hooge deugden, de nooit verzadigde boetvaardigheid van Louise de la Miséricorde noemt. L.D. | |
[pagina 948]
| |
Mgr. Toth Tihamér: De Jongen met karakter. Vertaald door E.H. Dr. A. Cardijn. Uitg. N.V. De Vlaamsche Drukkerij, Leuven. Pr. 14 Fr.We hebben hier reeds de gelegenheid gehad de aandacht te vestigen op de paedagogische waarde van Mgr. Tóth Tihamér's geschriften voor de jeugd. En H. Kan. Cruysberghs getuigt ervan in de inleiding van Een jongen van Karakter: ‘Ik weet bij ondervinding dat ze (de geschriften) gelezen, herlezen en overwogen worden, inwerken op de zielen als een deesem van kracht’. Deze aanbeveling moge volstaan. C. | |
Kan. K. Cruysberghs: Kristus Koningschap in de Katholieke leering en het katholiek leven. Uitg. N.V. De Vlaamsche drukkerij, Leuven.‘Dit boek - aldus E.H. Kan. Cruysberghs, - is, in zijn eerste deel vooral, zooveel als een kommentaar op de twee pauselijke dokumenten die handelen over Kristus-Koning nl. op Annum Sacrum en Quas Primas’. Het is gegroeid uit de voorbereidingsstudie tot zes Vastenpreeken welke gehouden werden in de hoofdkerk te Hasselt: en bevat aldus zes kanselstudiën over: I Koning der Koningen, II Een driedubbele kroon (Kristus als God, als Godmensch, als Verlosser), III Kristus' Rijksgebied, IV In stillen Koningsdienst, V Koning der gezinnen, VI Wereldkoningschap en wereldapostolaat. Met een slotbeschouwing over Maria de Koningin en een Triduum voor werkjongens over Kristus-Koning. Wie Kan. Cruysberghs eenmaal heeft gehoord of gelezen weet met welke klare autoriteit hij de dingen des geloofs verkondigt, toelicht en omzet in ons leven van elken dag. We hebben ook deze studiën over Kristus' Koningschap met een bijzondere belangstelling gelezen. Ze hebben ons goed aan 't hart gedaan en we bevelen ze met nadruk ter lezing aan. Dr V. | |
Therese Neumann. Het levend Raadsel van Konnersreuth, door Kan. Eug. De Hovre. Desclée-De Brouwer, Brugge.Nog zijn er heiligen onder ons, zelfs meer dan we denken; en de tijd der mirakelen is nog niet besloten. Maar ook: nog is niet uitgestorven het soort van menschen in den aard van Goethe, die in zijn ‘Italienische Reise’ verhaalt, hoe hij ‘vol weerzin, Assisi links liggen liet’, of van den president de Brosses, van uit Modena berichtend, dat hij er zich wel voor wachten zal, Assisi aan te doen! Beiden ging het om eenzelfde reden; de Brosses verklaart zelfs uitdrukkelijk ‘qu'il craignait les stigmates comme tous les diables!’ Renan met zijn bekend aprioristisch afwijzen van alle bovennatuurlijke verschijnselen, heeft niets nieuws uitgevonden. Nil novi sub sole! We kunnen immers terug tot den tijd, dat de Meester onder de menschen leefde. Het wonder geval van Konnersreuth gaat thans meer dan ooit over de tong. Ook Kan. De Hovre heeft het aangezet tot een van-dichter-bij bekijken. Hij is ter plaats geweest; heeft gehoord en gezien, en, ter rustige studie-kamer, de rijke Neumann-litteratuur grondig bestudeerd. De vrucht van zijn bevinding ligt ons thans voor, onder den vorm van een sierlijk uitgegeven boek (de omslagteekening verdient een bizondere vermelding: werk van een fijnzinnig artist) dat op zeer levendige wijze (ik schreef haast zeer ‘enthusiaste’, denkend aan Buffon's ‘le style est l'homme même’ en niet ‘le style, c'est l'homme’) en naar de strengste eischen der wetenschappelijke methode: ‘het levend raadsel van Konnersreuth’ behandelt. Men kent de feiten (men treft ze hier trouwens zeer nauwkeurig weergegeven aan); men weet welke houding de kerkelijke overheid er tegenover inneemt; men is bekend met de uitspraak van Dr Gerlich (toen ten tijde nog protestant) die zeer beslist getuigde: de feiten zijn echt, en zijn bovendien niet uitlegbaar op natuurlijke wijze, als men dit flink-gedokumenteerd, en zeer onderhoudend-geschreven, werk uit heeft. Het hier anders te resumeeren, ligt niet in onze bedoeling. Op details te wijzen, evenmin. De titel alleen zal, wie aarzelen mocht, overreden; de rijke inhoud hem ver- | |
[pagina 949]
| |
der van a tot z boeien. Wat laat dit boek een massa, godvruchtig-bedoelde, maar volslagen-stijllooze, dito's ver achter zich! Over Therese Neumann wordt veel gepraat zonder kennis van zaken. Hier is iemand, die er 't fijne van af weet. Zijn werk is een ‘summula’. Moge een tweede uitgave weldra noodig blijken; ze brengt zonder twijfel nieuw materiaal aan, en verder een gelegenheid te meer om tegenover den geleerden schrijver dankbaar te stemmen, al wie zijn leerrijk en stichtend opus over het wondermeisje van Konnersreuth las! J.E. | |
K.J. Pen: Van Kant naar Hegel. Eenige hoofdlijnen in de ontwikkeling der Philosophie. Wolters, Groningen-Den Haag, 1930; 128 blz., 80.Dit werkje is bedoeld als een inleiding tot de leer die, naar 's schrijvers uitgesproken overtuiging, de volmaakte wijsgeerige waarheid belichaamt, met name het wijsgeerig stelsel van Hegel. Uitgangspunt is het kritisch onderzoek van Kant met de problemen die hij opgeworpen heeft en waarvan hij een slechts gedeeltelijk bevredigende oplossing heeft gegeven. Verder wordt betoogd hoe die vraagstukken zelf - en de oplossing ervan mede - achtereenvolgens door Fichte en Schelling nader ontwikkeld en doordiept geweest zijn, maar toch nog onvolkomen opgehelderd gelaten, - tot Hegel verscheen, en in zijn dieper doordachte en alomvattende synthese het al beheerschende en al verklarende beginsel openbaarde. - Deze al te korte schets van het verloop van een der meest ingewikkelde en minst bevattelijke gedachtenstroomingen in de geschiedenis van het wijsgeerig denken, zal den oningewijden leek wel vrij duister voorkomen, zoodat hij over veel goeden wil zal moeten beschikken, om in de geestdrift van Schr. voor de hegelsche wijsheid te kunnen deelen. Vakmannen, - voor wie het werkje trouwens niet bestemd is, - zullen het, als te elementair zijnde, ter zij leggen. A.A.M.D.M. | |
Olivier Leroy: Les Hommes Salamandres. Recherches et réflexions sur l'incombustibilité du corps huma in. (Questions disputées). - Desclée-De Brouwer et Cie. Paris. - 7 fr.In dit boekje van 96 blz. onderzoekt schrijver of het menschelijk lichaam wel degelijk, in sommige gevallen, de vuurproef onverlet kan ondergaan, zooals beweerd wordt door heiligenlegenden, folklore, Oostersche overleveringen. Zonder eenige vooringenomenheid bestudeert hij die kwesties, steunend slechts op streng historische feiten. Hij geeft ten andere zijne bronnen op, als aanvulling van zijn boek. Slechts enkele met zekerheid vastgestelde feiten behoudt hij, en komt tot het besluit dat ten minste eenige onmogelijk door natuurlijke redenen kunnen uitgelegd worden. Iedereen zal dit bondig werkje met belangstelling lezen. L.D. |
|