Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1931(1931)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 824] [p. 824] Traumerei De wind blaast over 't hooge riet Van den wijden Scheldestroom. Wat de wind daar zingt begrijp ik niet. Het is gelijk een droom. Het water van de Schelde vloeit Gelaten naar de zee. Daar is een meeuw, die rustig roeit Met het vloeiende water mee. Daar is een schuit met een donker zeil; Daar is een huis met een bel En een staak, geteekend met het peil. Tusschen beiden kies ik wel. O, niet meer zwalpen op den vloed Naar de zee van avontuur, Doch 't hart gelouterd in den gloed Van 't huiselijke vuur. Niet meer, het noodsinjaal in top, Een driesten tocht berouwd; Doch 't kantig hoofd gelegen op Een schoot, warm en vertrouwd. En zoo de grijze veteraan, Die steeds, door weer en wind, Den eenen wateroever aan Den and'ren oever bindt, Gedreven langs hetzelfde spoor Aldoor van Dag in Nacht, Tot mij de sterke Kristofoor, Alvader's veerman, wacht. A. De Marest. Vorige Volgende