| |
| |
| |
Boekbespreking
Dr. H. de Buck: De studie van het middelnederlandsch tot in het midden der negentiende eeuw. - 1931. Groningen, Wolters.
Een eerste, niet geringe verdienste van dezen arbeid van den bibliothecaris der rijksuniversiteit te Groningen, is dat hij nagenoeg volledig oorspronkelijk werk levert. Afgezien van een paar korte bijdragen, w.o. de ‘Opkomst van de Middelnederlandsche studie’ door Gerard Brom, had tot nog toe niemand eenige aandacht gewijd aan dit onderwerp, laat staan het in zijn vollen omvang behandeld. Dit doet nu Dr. H. de Buck in deze uitvoerige, rijk gestoffeerde en stevig gedocumenteerde studie zoo volledig als men, het maar wenschen kon. Na den stormloop der 17e eeuwsche Renaissance in Nederland hadden de vaderen alleen de herinnering aan Melis Stoke gered uit de vergetelheid waarin onze Middelnederlandsche literatuur gestort werd. Met dit schamele restje deed men het de gansche gouden eeuw door, tot in de 18e weer opnieuw belangstelling ging groeien uit de verzamelmanie van handschriften en oude drukken. Maar wat een lange weg over Huydecoper, Siegenbeek, Clignett, Tydeman en anderen tot, onder de stuwing van de Nieuwe school van Jonckbloet en De Vries, de moderne studie van het Middelnederlandsch voorgoed ingezet en erkend werd!
Dit alles wordt met autoriteit in den breede uiteengezet met omstandige karakteriseering der voornaamste figuren, zoodat dit werk boeiende lectuur mag heeten voor alle neerlandici.
Maar zelfs buiten het beperkte gebied der philologie heeft het een niet te onderschatten belang. Wie bedenkt wat een rol de studie en het begrip van de middeleeuwsche letterkunde gespeeld hebben in de beweging der romantiek, beseft dat hier een werk geboden wordt dat ten nauwste samenhangt met een der meest interessante hoofdstukken der beschavingsgeschiedenis. En na deze bladzijden begrijpen we beter dan ooit waarom de Nederlandsche romantiek zoo armtierig gewoekerd heeft en krijgen we een duidelijker inzicht in een figuur als Bilderdijk.
Slechts een voorbehoud: schrijver laat zich al te reticent uit over de waarde en de beteekenis van Vlamingen als Willems, Snellaert e.a. die, nochtans zonder wetenschappelijke scholing, de Noord-Nederlanders op meer dan een punt den weg wezen.
T.D.
| |
L.C. Michels: Joannes Stalpart van der Wiele. - 1931. Tilburg, Bergmans.
Dit is eigenlijk de rede die, naar aanleiding van de 300e verjaring van 's dichters sterfdag, uitgesproken werd te Roermond in de vergadering van de Letterkundige afdeeling der Katholieke Wetenschappelijke Vereeniging. Onder de talrijke schrifturen die bij deze gelegenheid het licht zagen maakt zij ongetwijfeld aanspraak op een blijvende plaats. Zij brengt inderdaad allerlei ‘nieuws’: voor den juisten datum van het afsterven, over allerlei persoonlijkheden die met Stalpart in nauw verband stonden, over verschillende van zijn verwanten, over zijn persoonlijkheid zelf. De toon waarmee dit alles aaneengeregen wordt bederft niets: hij is pittig en fijn.
T.D.
| |
Georges Goyau: Le Catholicisme, doctrine d'action. - ‘Editions Spes’. Paris. - 15 fr.
Schrijver geeft ons hier eene reeks vroeger verschenen artikels, die hij onder drie rubrieken heeft herleid: 1) Le catholicisme, école de vie, waarin hij het heeft over Gratry en Manning, Johannes Joergensen en Ruskin, alsook over de sociale politiek der katholieke Regeering, in ons land, van 1884 tot 1914 en over de briefwisseling van Kard. Mercier met de Duitsche overheden tijdens de bezetting; 2) Pour l'apprentissage de l'action, handelend over de voorbereiding der vrouw tot politieke actie, over opvoeding door de patronages, het katholiek scoutisme, zoowel als over het familiebegrip, de katho- | |
| |
lieke werken, de actie van den priester tijdens den oorlog, enz.; 3) Les besoins vitaux du catholicisme, zijnde: priesters, kerken, vereenigingen, intellectueele en sociale actie.
Hoe uiteenloopend deze studies ook schijnen, toch loopt een zelfde leitmotiv door allen, te weten: dat ‘het catholicisme al de krachten van ons leven moet orienteeren en aanvoeren, en omgekeerd dat deze zich ten dienste van het catholicisme moeten stellen’.
Een boek waaruit veel nut kan getrokken worden, gelijk trouwens uit al de werken van den vruchtbaren schrijver.
L.D.
| |
Charles-José: Le Crépuscule des Habsbourg. Un Dossier secret. Roman Historique (1914-1922). Adaptation francaise de Francis. F. Rouanet. - Editions Tallandier. Paris. - 12 fr.
Schrijver is overtuigd en tracht ons te bewijzen dat geheime machten de Habsburgers sedert meer dan een eeuw onmeedoogend vervolgen, en het op het uitroeien van heel het geslacht gemunt hebben. Getuigen daarvan het tragische lot van Aartshertogen Maximiliaan, Rudolf, Frans-Ferdinand, van Keizerin Elisabeth, en Keizer Frans I, alsook menig geheimzinnig gebleven gebeurtenissen, waarvan dit boek de sluiers wil opheffen. Volgens hem is een allergeheimste bond, de I.R.O.U. verantwoordelijk voor al de malkaar snel achtereenvolgende drama's, en voor het te niet gaan van Oostenrijk. Wat er ook van zij, we hebben hier te doen met een erg romantisch verhaal, dat niet aan iedereen mag gegeven worden, en dat maar weinig uitstaans heeft met letterkunde.
T.
| |
George Solomon: Parmi les maîtres rouges. Editions Spes. Paris. - 15 fr.
Schrijver heeft deel genomen aan de revolutie van Februari 1917. Tijdens de omwenteling van October was hij uit Rusland afwezig, doch keerde weldra terug en aanvaardde, op aandrang van zijn vriend Krassine, een ambt in de Sovjetische regeering. Beurt om beurt werd hij eerste Gezantschapssecretaris te Berlijn, bijgevoegd bestuurder van het Handels- en Nijverheidscommissariaat te Moscou, Vertegenwoordiger van het ‘Narkomneshtorg’ (Receptie-dienst der buitenlandsche waren) te Reval in Esthoniën, bestuurder van den ‘Arkos’ te Londen. Hij kende het bolsjevistische systeem dus grondig en was in nauwe betrekkingen met de meest vooraanstaande leiders, Lénine, Trotsky Tchitchérine, en vele andere tweederangschefs. Hij had gehoopt voor het welzijn van Rusland te kunnen ijveren, maar al heel gauw verloor hij zijne illusies, en begreep dat hij eene ‘irréparable erreur’ had begaan. Met stijgenden weerzin ging hij de daden zijner politieke vrienden na, waarvan hij ons eenige staaltjes met nog heete verontwaardiging geeft. Toch hield hij het enkele jaren vol, trots ongunst en tegenwerking en trachtte, meer dan eens op levensgevaar, rechtvaardigheid en eerlijkheid in zijn diensten te handhaven. Doch eindelijk werd het hem te bar, en in 1923 nam hij zijn ontslag.
Een uiterst belangrijk boek, te meer omdat het komt van een gedesabuseerd communist, die de russische gebeurtenissen met nuchteren blik heeft gevolgd. Niet het minst interessant zijn de hoofdstukken waarin hij de mentaliteit der revolutionnaire chefs beschrijft, en uiteenzet hoe weinig vertrouwen ze in 't begin in hun eigen zegepraal hadden, hoe hevig ze malkander vreesden en wantrouwden, en uit angst voor hun eigen leven en belangen, tot gruwelijke wreedheid werden opgezweept.
Terzelfder tijd en dat is troostend, toont schrijver de innerlijke zwakheid van die regeering die slechts blijft bestaan dank aan den steun dien sommige ‘pays bourgeois’ haar verleenen, en drukt zijne diepe overtuiging uit, dat de hachelijke toestand waarin Rusland gedompeld is, niet lang meer kan blijven duren. Mochten die woorden verwezenlijkt worden!
L.D.
| |
Edgar Wallace: Big-Foot. (Les Chefs-d'oeuvre du Roman d'Aventures). - Librairie Gallimard. Paris. - 12 fr.
Weer een detective-roman, dien men in één adem uitleest. De meest afgewisselde verwikkelingen houden de belangstelling wakker; en zooals het hoort, worden de vermoedens op valsche sporen afgeleid, tot dat heelemaal op het einde een verrassende wending der zaken licht in de ondoordringbare duisternis komt brengen. Echte ontspanningslectuur.
T.
| |
| |
| |
Alcyon: Poèmes du Soir. Préface d'Albert Pestour. Orné d'une gravure de A Delzers. - Maison Aubanel Père. Avignon. - 20 fr.
Op den avond van haar leven bezingt eene vrouw hare levensherinneringen, of beter gezegd haar zieleleven, al die rijke afwisseling van vreugde en smart, die bittere ervaring van boosaardigheid, valschheid, verraad, ontgoocheling, die het hart deden bloeden, maar aanvaard werden met een gelatenheid steunend op een vast vertrouwen in God.
Gemakkelijke, soepele verzen, een zuiver gevoel, een eenvoudige dichterlijkheid, een weinig begrensd in hare vlucht.
L.D.
| |
Rachel S. du Forez: Le Couvent de Bois-Fleury. - Eugène Figuière. - Paris. 12 fr.
Een roman dat in Belgié speelt: een klooster en nonnen ‘de haute fantaisie’. Verder liefdeintrigues tusschen een allerdeugdzaamste tooneelspeelster, haar alleroffervaardigste echtgenoot, een aller-verleidelijkste ridder en een aller-bekoorlijkst jong meisje. Tranen, verwikkelingen, tragische avonturen. Maar op 't einde krijgen ze malkaar.
Stijl, taal, bewerking, alles zwak.
T.
| |
Leon Degrelle: Méditation sur Louis Boumal. - Editions ‘Rex’. Louvain. - 6 fr.
Louis Boumal was een dichter bij Gods genade, een fijn besnaarde kunstenaar, die getrouw bleef aan 't princiep uitgedrukt in 't eerste vers van zijn eerste gedicht:
‘Il faut dire ta peine ou ta joie simplement.’
In 1890 te Luik, uit een werkmansmidden geboren, werd hij in 1913, na schitterende studies in de romaansche philologie, professor te Bouillon benoemd. Hij was sedert enkele maanden getrouwd en volkomen gelukkig, toen de oorlog uitbrak, en hij het 5e Linieregiment moest vervoegen. Zijn vrouw en het kindje dat eenige maanden later ter wereld kwam, zag hij nooit terug. Heldhaftig kweet hij zich van zijn plicht aan 't front, maar 't geweld van den oorlog was hem te brutaal, en vooral de moreele eenzaamheid te pijnlijk. De katholiek die hij was, stond tegen God op, en wierp zijn geloof van zich af. Die hem in die bange jaren gekend hebben, weten dat die opstand niets was dan het al te diep lijden van zijne verscheurde ziel, hunkerend naar het vroegere, onbereikbaar geluk. Den lijdenskelk moest hij tot op den bodem ledigen, want enkele dagen vóór den wapenstilstand, stierf hij ineen gasthuis, te Brugge, aan de Spaansche griep, ver van vrouw en kind, maar verzoend met God. Hij liet een aantal werken in vers en in proza na, waarvan menig stuk een kunstwerk van 't zuiverste allooi is. Boumal was een groot dichter, die een eerste rangsplaats tusschen de letterkundigen van Wallonië zou bekleed hebben. We moeten den heer Léon Degrelle dankbaar zijn voor de diepgevoelde piëteit, de oprechte bewondering, waarmee hij het beeld van een te vroeg gestorven kunstenaar heeft geschetst. Zijn boek schreef hij vijf jaar geleden, toen hij zelf geen twintig jaar was. Het is jong werk, en niet het definitief boek over Boumal; maar toch geeft het de figuur van den dichter en van den mensch levendig en waar. Men voelt dat hij zijn werk door en door kent, en daardoor de ziel van den dichter benadert.
L.D.
| |
Maurits Wagenvoort: Rococo Italië, 250 blz. 16 foto's, uitgave Thieme en Co, Zutphen.
Het boek handelt 1o over de italiaansche reis in de achttiende eeuw, hoe de reis naar Italië van uit de Nederlanden werd aangegaan; 2) over het geestesleven in Italië van de achttiende eeuw, hoe het concentreerde rondom de muziek 3) over het Italiaansche Carnaval in deze eeuw, 4) over het Pausdom en de opheffing van de Jesuietenorde, hoe deze opheffing de tragiek werd van Clemens den veertiende; 5) over de vreemdelingen in het Rococo-gezelschapsleven te Rome.
Dat alles wordt geestig soms, in lossen aangenamen trant verteld. En het beeld dat ons wordt opgehangen van het geestelijk en moreel leven te Rome te dien tijde, den tijd der abbé's en der sigisbées, is dat van een tijdstip dat even los en luchtjes over alles heenleeft; het is dan ook geschetst grootendeels naar getuigenissen van Casanova en van den président De Brosses, en ook schrijver zal wel niet beweren dat zijn boek een spiegel voorhoudt van heel het Romeinsche leven van dien tijd. Voorbehoud dient dus wel gemaakt tegen mogelijke veralgemeening.
J.H.
| |
| |
| |
Dr. Juliane Gabriels: Een Kempisch Schildersgeslacht, de Francken's, nr 2 der studien over Herenthals, uitgave Haseldonckx, Hoogstraten; 12 platen, 2 portretten, 20 fr.
Laten we beginnen met een beklag over het boterpapier - de studie verdient beter - en over een zekere slordigheid van stijl die hier en daar, op te landelijke wijze, in hemdsmouwen loopt. En dan seffens en eerlijk getuigen dat het boek eene verrassing is om de nieuwe gezichteinders die worden opengestooten, en eene blijde bewondering om al het materiaal dat hier werd vergaard.
Lijk elk overgangstijdperk werd het Romanisme in de handboeken der geschiedenis wat sommair verhandeld en afgemaakt; het scheen een verward en hopeloos kluwen waarover men met een spreuk en een rap oordeel heenstapte; de schrijfster brengt klaarheid, en rechtvaardigheid waar zij in dees kunstbeweging geen afwijken ziet, maar een voortwentelen naar den stijl van Rubens; zij trekt een sterke lijn van verbinding van hieruit tot Rubens. Hieronymus Francken is een voorlooper van den Barok.
Eigenlijk behandelt Dr. Gabriels vier geslachten; het tweede geslacht: Ambrosius, Hieronymus en Frans Francken I worden inzonderheid bestudeerd: voor elk dezer kunstenaars geeft schrijfster biographische bijzonderheden op, critische lijst der werken, bibliographie, en oordeel over hun kunstwaarde, bondig, stevig en fijn. Het is een degelijk werk, ten zeerste aan te bevelen.
J.H.
| |
François Boucher: Alfred Stevens, édition ‘maîtres de l'art moderne’ Rieder, Paris; 60 planches hors textes en héliogravure, 20 fr.
Eene keurige uitgave; de fotos met hun matten glans en breede vlekken laten de kleur der doeken als aanvoelen. De schrijver verhaalt op bijna gemoedelijken toon 't verloop van 't schildersleven en schetst zonder omhaal van hooge woorden de beteekenis en het gehalte van 't kunstwerk. Stevens was de schilder der vrouw uit het tweede Keizerrijk, van de mondaine of althans half mondaine, want de man verschijnt nooit op Stevens' doeken en kinderen bij rare uitzondering; elegantie, toiletten schijnen zijn groote bekommernis; en onder dat uiterlijke van volkomen geluk duikt het zieldrama op; de figuren van Stevens zijn nooit in beweging, maar staan steeds onder hooge spanning: verlangen, treurnis. Sensueel is Stevens nooit, hij geeft geen aanstoot, maar zijn personen leven heel oppervlakkig hun leventje uit, en schijnen nooit moreel gezond. Dat Stevens ongestraft zoo'n pauver gegeven heeft kunnen behandelen, jaren lang, dankt hij aan zijn vlekkelooze techniek, aan de fijnheid van toets en aan het artistiek aankleeden zijner doeken. De toen opkomende mode van Japaansch mobilier was hem een geschikt middel tot een ander.
Er wordt in dit boek gewikt, gewogen, op bezadigden toon geschreven; het is dan ook degelijk en leert ons Stevens waarlijk kennen.
J.H.
| |
Het Hart in Gethsemani, H. Uur overwegingen, door Mgr. Lenfant, bisschop van Digne; vertaald door E.P. Lammertijn, Redemptorist - Redemptoristenklooster, St. Truiden 1931.
Letten we eerst op den titel, die niet spreekt over het Heilig Hart, maar over het hart, 't uwe en 't mijne, en ons leert opzien in de uren van Gethsemani naar 't Goddelijk Hart. Mgr. ontleedt dan niet zoozeer het lijden van Kristus, dan wel hoe goed zijn lijden ons tot voorbeeld strekken en sterkte schenken moet in de uren van angst, van verlatenheid, van smart naar lichaam en bijzonder naar ziel. Bijzonder waar hij het heeft over de stille verborgen pijnen van het hart, komen er ontroerende bladzijden. Het is een heel letterkundig werk, met sterke eenheid en fijne ontleding. Om dit alles zijn deze H. Uurgebeden eerder dienstig in stadskerken, voor menschen met ontwikkeld gevoelsleven en helaas pijnlijker wantoestanden in families.
De schrijver haalt gaarne verzen aan; deze worden dan in nederlandsche rijmen omgezet door den vertaler; eene karwei die waarlijk weinig loonend is. Ik wensch het boek een breede verspreiding toe, want het kan er velen troosten.
J.H.
| |
Broder Christiansen: Het aspect van onzen tijd, vertaald door Jan Van Kasteel, prijs fl. 2,90; Van Loghum Slaterus, Arnhem.
Een buitengewoon interessant boek. Hoofdzakelijk gaat het over kunst, daarnaast ook over huwelijk, liefde, kleeding, soms opvoeding, sociale beweging, philosophie, godsdienst en zelfs over handschrift (graphologie); in elk dezer kundigheden staat, volgens
| |
| |
schrijver, de nieuwe zakelijkheid van heden tegenover het impressionisme van eergisteren, en het expressionisme van gisteren, en schijnt eene voorbereiding tot het dynamisme van morgen; we beleven in snellen tempo den cyclus: romaansch, gothiek, renaissance, barok. Het boek geeft dus een dwarsdoorsnede voor de cultuur van het huidige Europa; de systematiseering zal voor sommige vakken wel wat willekeurig schijnen, maar de synthesis is verbazend knap en helder voorgesteld, en dwingt om den opbouw en ook omwille van het inzicht bewondering af.
J.H.
| |
Dr. Van den Bergh-Van Eysinga: Leeft Jezus of heeft hij alleen maar geleefd. - 32 fr. ingenaaid; ‘Het Kompas’ Mechelen.
Het werk is opgedragen aan prof. A. Drews, en huldigt dan ook diens theoriën nopens Kristus: Jezus zou niet historisch hebben bestaan; Christus is niets anders dan een ingebeelde verlossende god die reeds voor onze tijdrekening vereerd werd in een joodsche sekte, en in het begin der eerste eeuw onder een samenloop van omstandigheden de god is geworden van de Kristenen en ten slotte een historisch bestaan kreeg onder den naam van Christus Jezus. De historische Jezus werd een strijdmiddel tegen de gnosis. Zoo tracht de geleerde doctor ons dietsch te maken met groot wetenschappelijk vertoon, dat wil overbluffen; Kristus zou niet waarlijk hebben bestaan, niet hebben geleefd, maar leeft nog steeds onsterfelijk voort, in de betrachtigingen der menschen, ongeveer lijk Faust en Job, Harpagon, Tartnffe en Uilespiegel voortleven (de vergelijkingstermen zijn van schrijver). Wie meer wil weten over deze zwaartillende theorie, en opgewarmde opwerpingen, leze het Thomistisch tijdschrift nr 2, jaargang 1931.
J.H.
| |
Das Werden des sittlichen Person. Wezen en opleiding van het Karakter door Dr. Rudolf Allers, privaat docent van psychiatrie aan de Weensche Universiteit. Derde oplage, 1930; Herder, Freiburg; 6 m. 20; ingeb. 8 m.
Een boek met breeden opzet dat uit de psychoanalyse van Freud en anderen zijnen oogst opdoet, en tegenover de soms eenzijdige en dikwijls partijdige theorieën, van katholiek standpunt uit de vraagstukken behandelt welke betrekking hebben op persoonlijkheid, karakter, driften, gemoedsziekten, enz. Het is niet mogelijk in eene korte recensie dit uiterst belangrijk en uiterst leerrijk werk recht te laten gevaren; men zou heele bladzijden moeten aanhalen, wilde men zeggen wat den lezer treft; wantschrijver, die nochtans geen jacht maakt op nieuwigheden - men staat er zelfs over verwonderd hoe sommige uitspraken der huidige psychoanalyse enkel vernieuwde uitzichten zijn van lang gekende, misschien eenigszins verwaarloosde, aphorismen - brengt u de eene verrassende bemerking op de andere.
Twee hoofdgedachten vallen op bij eene eerste lezing; - het is een dier boeken die men zich voorneemt dikwijls te raadplegen. De groote rol dien de angst, met zijne vermommingen, met zijn uitvluchten en sluiksche zijdewaartsche uitingen, de noodzakelijkheid van aanpassing aah het milieu, en het steigeren van den wil voor die taak, spelen in kinderjaren, in groeijaren, en in neurasthenie en neurose in al zijne vormen. En van de overwegende rol van het groeien en vormen der zelfstandigheid, van het bevestigen van de ikheid, in de puberteitsjaren, in de gevallen van neurose. De physische omwording in de puberteitsjaren is volgens schrijver maar een onderdeel van deze ontwakende zelfstandigheid; en schrijver zegt en allen die eenigszins zielezorg hadden zullen hierin bijstemmen, dat de zonde eigen aan die jaren veelal een gevolg is van zedelijke onzekerheid, obsedeerend gedacht van onmacht tegen het kwaad, en de zieletherapie in die jaren moet er dus eerst en vooral naar streven zelfbetrouwen aan de jeugd te schenken, betrouwen in zich zelven en betrouwen op de genade; dreigementen met lichamelijk verval van kracht en gezondheid zijn meestal uit den booze.
En neurose is eene overdreven spanning tusschen den machtswil en de machtsmogelijkheid. Wie de gemoedzieken kon onttrekken aan den egocentristischen draaikolk van gevoelens en verlangens, en hem daaruit kan slingeren naar werken van naastenliefde, of hem daaruit kan halen door betrouwen in de Voorzienigheid, heeft het pleit ook gewonnen; het is daarbij de eerste en noodzakelijke stap naar de heiligheid. Pater Lippert in ‘Zweieirlei menschen’ maakt in het hoofdstuk over zieken een gezonden, soortelijke beschouwing.
Rudolf Allers brengt daarbij den rol van den doktor en van de wetenschap tot
| |
| |
een juiste verhouding. ‘Een theoretische grondslag van de karaktervorming is onmogelijk zonder terugslag en steun op godsdienstige waarheden en zonder verankering in hen’. Alle beroep op maatschappelijke zending is onvoldoende.
Uit deze recensie blijkt alras welk voordeel elkeen die zich met zielenvorming bezig houdt, trekken kan uit den boek, zwaar aan waarde en dat nochtans gemakkelijk leest. Zoowel priesters (E.P. Gemelli die het voorwoord schrijft legt er nadruk op), als leeraars en als geneesheeren, zullen het met spanning lezen; en ook ontwikkelde ouders zullen er hun gading in vinden; de hoofdstukken die gaan over de kinderjaren en de groeijaren moesten vertaald worden.
J.H.
| |
André De Ridder: James Ensor. Volume in 4o, avec 64 pages et 60 planches hors texte en héliogravure; broché, 20 fr. Editions Rieder, Paris.
In James Ensor heeft men een der wonderste kunstenaars van alle tijden en alle eeuwen; wonder niet alleen in de beteekenis van bewonderenswaardig, maar ook in de beteekenis dat hij buiten rangen en regelingen springt. Hij durft alle genres aan, hij gebruikt alle procédés, en dat niet opvolgenlijk, maar alles samen en dooreen. Ensor is steeds zijnen tijd vooruit. Ensor is steeds in hoog lyrische spanning, en niemand kan zeggen welken weg hij uitgaat; hij is een vat vol verrassingen. Er leeft in hem een trek naar mysterie, naar hetgeen buiten de vatbare wereld ligt; de winkel van chineesche maskers en zeeschelpen waarin zijn jeugd en leven zich afspeelde, heeft dien trek misschien gelegd, of althans verscherpt. Waarin ligt nu volgens schrijver Ensor's hooge beteekenis? Zijne stillevens, zijn coloristische gaven zijn zeker uitzonderlijk; maar hiertegenover kan men impressionistische meesters stellen die daartegen opwegen; maar voor het fantatische, het bijtende, het drollige, het obsedeerende en soms waanzinnige zal niemand het tegen hem afwinnen. Wat bedoelde Ensor met zijn maskers? Het karakteristieke aandikken, den bourgeois tot dolheid drijven, maar ook uitdrukking geven aan die donkere angsten en machten die hem als achtervolgen.
De studie van De Ridder is doordacht en maakt indruk door den koelgehouden geestdrift.
J.H.
| |
Edmond Bruggeman: Les mystiques flamands et le renouveau catholique français. Ed. Mercure de Flandre, Lille; 10 fr. Français.
In een inleidend woord wenscht Mgr Waffelaert dees boek gelezen te zien door alle gestudeerden in Frankrijk en in Vlaanderen. Welk lovend woord moet daaraan nog toegevoegd?
Het boek telt slechts 150 bl. maar, lijk zijne Hoogwaardigheid zegt, is een ‘ascrifondina mystica’ eene goudmijn van allerlei wetenswaardigheden over Hadewyck, Ruysbroeck en de broeders van den gemeenen leven, over karakter, werking, invloed van ieder dezen. In een tweede deel onderzoekt schrijver waaraan het te wijten is dat Ruysbroek zoolang in Frankrijk onbekend bleef of werd miskend; waaraan te danken dat zijn beteekenis langzamerhand begrepen wordt, dank het benediktijner werk van Oosterhout, en dank bijzonder 't werk van den glorierijken trits: van Mierlo, Reypens en Stracke; en wat lessen het nieuw oplevend katholiek bewustzijn in Frankrijk er kan uit halen.
Dietsche Warandiers zullen met bijzonder genoegen luisteren naar de schallende loftrompet die wordt gestoken over artikels van V. Mierlo in dees tijdschrift verschenen.
J.H.
| |
Raoul Plus, S.J.: Doopsel en Vormsel, uit het Fransch vertaald door Kluivers pr. 's Hertogenbosch, Teuling, 23 fr.
Een boek dat voor eenieder verstaanbaar is, en leerrijk en stichtend. Het gaat over erfzonde, doopsel, ceremoniën, doopsel der kinderen, zaligheid der niet gedoopten, vormsel. Schrijver spreekt een klare taal, en waar hij handelt over erfzonde en gevolgen der erfzonde, schift hij tusschen de systemen uit, vrijheid latend waar het mag, de bindende leering der Kerk steeds vooropzettend. Vele begrippen worden aldus rechtgezet.
J.H.
| |
| |
| |
Le Chanoine L. Mahieu: Madame Justine De Monie. Librairie Albert De Wit, 1930.
Hoe de congregatie der damen van de H. Familie ontwikkelden uit het gesticht der damen Van Biervliet, hoe de huizen van Thielt, Leuven, Hal met Antwerpen ontstonden; de wederwaardigheden van het klooster in Guatemala, het innerlijk bestuur der Congregatie wordt breedvoerig verhaald, misschien om buitenstaanders wat omslachtig; deze zullen dan ook wel meest belang stellen in de bladzijden waarin het gaat over het zieleleven van zuster Justine en over de onderwijs-theorieën van deze uitmuntende opvoedster die de vorming der leerlingen tot zoo'n schoone verhoudingen wist op te drijven, haar huizen degelijk miek, en van eenvoudige voornaamheid, en zoo'n open oog had voor de huidige tijds-noodwendigheden waaraan haar vlug verstand zich steeds wist aan te passen.
J.H.
| |
Joseph Vialatoux: Morale et politique. (Questions disputées). - Desclée, de Brouwer et Cie Bruges-Paris.
Klaar en interessant wordt het vraagstuk der zedekundige wijsbegeerte in dit boek uiteengeezet. De redeneering wordt heelemaal op z'n Fransch gevoerd. Schrijver onderzoekt eerst of de Maurasiaansche opvatting der politieke wijsbegeerte overeen kan gebracht en aangevuld worden door de christelijke opvatting van deze wetenschap; hij ontkent het echter, steunend op St-Thomas. Deze politiek heeft het voordeel licht te werpen op de begrippen van politieke wetenschap, politieke werking, politiek beleid, zoowel als over den aard van hun ondergeschiktheid tegenover de zedenleer. Zij komt insgelijks op tegen de pretensie van het positivisme dat de sociologie - wetenschap van het maatschappelijk lichaam - tot een exacte wetenschap te herleiden, gelijk de geneeskundige wetenschap die het menschelijk lichaam bestudeert, of gelijk deze van den ingenieur die de natuurkundige wetten onderzoekt. In de sociologie hebben de wil, en vervolgens de zedenleer, een rol te spelen. De politiek kan nooit gescheiden worden van een philosophie der wereld, van den mensch en van de maatschappij. Vooral merkwaardig is het hoofdstuk waarin schrijver het begrip van 't algemeen welzijn bestudeert en de wijze nagaat waarop het zich met het geestelijk welzijn verbindt zonder het evenwel op te slorpen, zoodat de dualiteit der twee tegen over elkaar staande machten altijd gehandhaafd wordt, en het algemeen welzijn gescheiden blijft van het geestelijk welzijn.
Het boek is zeer belangrijk, vooral voor specialisten.
J.B.
| |
Albert Hublet, S.J.: Essences de Lumière. Roman. - Desclée de Brouwer et Cie. Paris.
De veertien jarige Marcel Reilly gaat ter school bij de Jezuieten, dank aan zijn godsdienstige moeder, maar tegen den wil van zijn ongeloovigen vader. Wanneer deze verneemt dat zijn zoon priester wil worden, zendt hij hem op staanden voet naar een andere, zoogezegde, neutrale school. Hier wordt het kind op alle manieren voor zijn geloof vervolgd, maar hij staat zijn grond dapper en onversaagd; en door zijn invloed geeft hij moed aan andere katholieke jongens, die tot dan eenzaam en weerloos waren geweest. Na veel tegenslag en beproeving, na harden strijd, komt alles tot een goeden uitslag. De oogen van Marcel's vader gaan open: hij zal zijn zoon vrij laten in de keus van zijn latere loopbaan.
Een levendig geschreven boek. in den aard van F. Finn's werken. Uitstekende lezing voor aankomende jongens.
L.D.
| |
Serge Barrault: Le Grand Portail des Morts. - Editions Spes. - Paris, 12 fr.
Dit boek lijkt een dier grootsche kerkportalen, waarin tafereelen van oud en nieuw testament gebeiteld staan, of een ‘Mysterie’ in verscheidene bedrijven, en waarin de dood de hoofdrol bekleedt. De dood zwaait zijn staf over jong en oud, over rijk en arm, maar machtiger dan hij is Christus, die den Dood overwonnen heeft. Het boek, een verzameling van min of meer uitgebreide dichtwerken, die toch een geheel uitmaken, opent met een reeks ‘Danses macabres’, die zooveel als een proloog zijn voor ‘L'Agonie’ De stervende ligt op zijn bed, en we volgen zijn laatsten gedachtenloop, den handel en wandel van heel zijn gezin in die bange uren, het gaan en komen van geneesheer en priester, den pijnlijken doodstrijd. Daarna, het lijken en kisten, de voorbereidselen
| |
| |
der begrafenis. En dan de lijkdienst in de kerk, veruit het schoonste deel van het boek. Het mysterie gaat voort: de priester aan het altaar, de doode die met het ‘Dies irae’ Gods barmhartigheid aanroept, de vredebrengende engelen, de biddende geloovigen, de verstrooide bijwoners die met elkaar praten, de lijkbidders die slechts het materieele van hun taak in 't oog hebben, de koetsiers, op straat, die het einde met ongeduld afwachten, heel het tooneel van den lijkdienst met zijn grootsche en kleine kanten, leven wij mee. Als naklank, nog een aantal afzonderlijke stukken, waarvan de Dood het hoofdthema uitmaakt.
Een boek dat niet banaal is, interessant van ingeving, en dat benevens zwakke bladzijden en weinig dichterlijke verzen, eenige zeer schoone brokken bevat.
L.D.
| |
Gabrielle Reval: Madame Campan assistante de Napoléon. (Col. ‘Les vies authentiques’). - Albin Michel. Paris. - 15 fr.
Uit een burgerlijke famile gesproten, begaafd met een helder verstand, en zorgvuldig opgevoed door haar vader, man van breede kultuur, werd Louise Genet - later Mme Campan - op vijftienjarigen leeftijd voorlezeres der dochters van Lodewijk XV benoemd. Weinige jaren later werd ze kamenier van Marie-Antoinette, die ze met algeheele toewijding diende, en wier vertrouwen ze heelemaal bezat. Ze bleef bij haar tot het uiterste, en ontsnapte zelf met moeite aan de guillotine. Na de ‘Terreur’, stichtte zij een kostschool voor jonge meisjes, en toonde zich eene uitstekende opvoedster. Schielijk kwam het succes, dat met den dag toenam, en hoogtij vierde onder Napoléon's regeering. Opvoedster van 's Keizers zusters en pleegdochter, Hortense de Beauharnais, kende Mme Campan weldra 's meesters hooge gunst. Ze werd dan ook aan 't hoofd gezet der school door hem voor de dochters van gesneuvelde officieren gesticht. Met Mme Campan bereikte de school van Ecouen denzelfden luister als de beroemde school van Saint-Cyr, meer dan een eeuw vroeger door Mme de Maintenon opgericht. Maar Napoleon sleepte Mme Campan in zijn val mee. De Bourbons vergaven haar niet den ‘usurpateur’ gediend te hebben. Ze stierf verlaten en vergeten, niets nalatend dan hare herinneringen, die zich op twee figuren concentreeren, Marie-Antoinette, Napoléon.
Een sympathieke vrouw, een interessant boek.
L.D.
| |
A. Hublet, S.J.: Leurs Frimousses. Contes. - Desclée-de Brouwer. Paris. Bruges.
Een mooi verzameling van sprookjes en vertellingen. Uitstekende lectuur voor kinderen. Alle jongens en meisjes zullen dit boek met genoegen en aandoening lezen, en er nut uit trekken.
L.D.
| |
Joseph Rath: Job, roman d'un simple juif. Traduit de l'allemand par Charles Reber (roman de la vie nouvelle). - Librairie Valois. Paris. - 15 fr.
Een zeer schoon roman, aangrijpend en boeiend; een diep menschelijk boek vol kleur en poëzie, ondanks eenige ruwe bladzijden. 't Is de sober verhaalde geschiedenis van Mendel Singer, een armen Joodschen onderwijzer, ginder ver in Rusland. Na enkele jaren van een karig, maar bijna gelukkig bestaan, wordt hij op alle manieren beproefd. Beurt om beurt wordt hij door 't ongeluk getroffen. Een na een ontvallen hem zijn vrouw en zijn kinderen, en hij blijft eenzaam en beroofd van alles, voorwerp van medelijden en verachting, aan een vreemden haard. Dan, opgezweept door smart en toorn, staat hij op tegen den wreeden, onrechtvaardigen God, dien hij zijn leven lang, met diep geloof en nederige onderworpenheid heeft gediend, elken dag van zijn leven, zich met nauwkeurige stiptheid kwijtend van de gebruiken van zijn godsdienst. Waarom wordt hij zoo hard gekastijd? Hij scheldt God uit voor den onmeedoogenbsten, hardvochtigsten ‘isprawnik’, en wil zijn gebedenboek, zijn taleth, zijn Tefillin, verbranden. Wat heeft hij nog met God te stellen? Doch zijn vrienden weerhouden hem en staan hem met hun getrouwheid bij; maar kunnen zij hem zijn geloof, zijn hoop, zijn gelatenheid teruggeven? Hij sukkelt voort, gebukt onder den verpletterenden last van zijn lijden en van zijn opstand. Totdat, schielijk, zooals eertijds voor Job, het mirakel gebeurt dat hem zijn geloof in Gods rechtvaardigheid, en zijn hoop in 't leven teruggeeft.
Een roman, gelijk er niet veel geschreven worden. Ook de vertaling is uitstekend.
L.D.
|
|