uit de grootstad. Telkens klinkt daar de boodschap ‘Spoed u, dichters, de poëzie houdt geen gelijken tred met het leven alhier!’ - Er zijn ernstige gevallen in de geschiedenis, waarbij die boodschap deugdelijke hervorming bracht, en verrijzenis uit verstarring. Maar er zijn er veel meer, waarbij de boodschap niets anders bleek te zijn dan een neurasthenische gril. En tegen die ziekelijkheden heeft zich altijd te weer gesteld, de poëzie die zich voedt met natuur. Aldus de kunst van Streuvels: een burcht van gezondheid en vreugde, van waaruit opklinkt die andere boodschap: Het menschenleven is goed en schoon, als men het maar laat gedijen in open, gezonde lucht. Vandaar dan ook de ethiek van zijn kunst, die luidt, eenvoudig en grootsch: onverbreekbare gemeenschap met het goede, trouwe, Roomsche, Vlaamsche volk. En zou dat uitsluiten dat de kunstenaar in voeling blijft met de groote beschaving, met de worstelingen der menschelijke gedachte, die steeds dringt naar hooger en dieper? Kom, tot zulke voorstellingen is uitgerust, niet de bloed- en futlooze zenuwpatient uit paleizen en achterbuurten, maar hij die zijn krachten haalt, daar alleen waar ze te vinden zijn.
Zoo scheelt het dan ook niet veel of Streuvels' werk mag heeten de literaire encyclopedie van ons land en ons volk. Meet dat werk niet met de schoolsche maten van letterkundige genres, van novellen of romans. Daar hebt ge de drama's van ‘De Vlaschaard’ en ‘Langs de Wegen’, de pastorales van ‘Minnehandel’ en ‘Open Lucht’, de meditaties van ‘Stille Avonden’, de abele spelen van ‘Najaar’ en van ‘Doodendans’, de lichtende hymnen van ‘Zonnetij’ en ‘Zonneland’, de idylles van ‘Horieneke’ en van ‘Prutske’, 't mysterie van Jantjee Verdure, de evangelische heiligheid van 't Kerstekind, de middeleeuwsche van Genoveva, en de hedendaagsche van Alma. Maar de zonde is er niet, klaagde alweer een stem uit de grootstad. - Jawel, de zonde is er, maar ze heerscht er niet, al zoo min in Streuvels' werk als in 't Vlaamsche leven. Ze loert en ze loenscht in ‘Dorpslucht’ en in ‘De Teleurgang’. Maar boven alles triomfeert ‘het glorierijke Licht’.
Dat is 't geheim der vastheid van den sterken Streuvels, die steeds zichzelf bleef in 't geharrewar van de scholen, en die rustig zijn hooge gangen gaat, ook in deze dagen van duizel-dynamiek en snelheidsmanie.
Traditietrouw is hem een deugd. Geen die guller dan Streuvels over de ouderen schreef, over Conscience, Snieders, Vrouwe Courtmans.