| |
| |
| |
Boekbespreking
Ernest Claes: Het Leven van Herman Coene. Tweede Deel. De Standaard, Brussel, 1930. 35 fr.
Met dit tweede deel, weten wij nu eindelijk, hoe het met het leven van Herman Coene, den jongsten zoon van den heereboer der Donkelhoeve is vergaan. Hij wilde priester worden, maar na de dood van zijn moeder, en door de liefde voor Elza van Berckelaer die stilaan in hem ontkiemt en groeit, belandt hij aan de hoogeschool. Van huwen met zijn beminde kan er echter geen sprake zijn, omwille van den haat, dien de Coene's, geslachten ver, reeds de van Berckelaers toedragen. Maar ondertusschen verongelukt Fons Coene, Peter's oudste zoon en opvolger, en de vader roept Herman terug om op de hoeve te blijven. Deze weigert echter en de oude jaagt hem uit zijn huis weg. Na drie jaren verblijf in de stad komt Herman toch naar de Donkelhoeve weer: Peter is ziek en vraagt naar hem, wordt er geschreven. Waarop de verzoening volgt en het sprookjeseinde: als de jonge boer naar het Wazinghuis gaat om de hand van Elza te vragen, treedt zij hem tegemoet en zegt: ‘Nu zijt ge eindelijk gekomen’. De oude Coene gaat wat later gerust de dood in, waar hij op zijn bed ligt, en zijn jongen achter zijn paarden naar het veld ziet stappen, en weet dat een Coene op het erf blijven zal en voortdoen, wat hij heeft voorgedaan.
Claes is één onzer beste schrijvers. Hij verhaalt zoo grootsch en krachtig niet als Streuvels, maar zijn romans hebben meer spanning en zijn beter gebouwd. Vaak valt er bij hem een milde humor en een soort wijze gelatenheid te genieten, die zijn werk boeiend maken en de levens zijner helden doorzichtig als fijn glas. Dit boek over Herman Coene herinnert in zijn beste deelen aan sommige fragmenten van Knut Hamsun en hetzelfde gedacht ligt aan beider opvatting ten grondslag ook: de menschen moeten naar de aarde terugkeeren, door veel stormen en moeilijkheden heen soms, maar spijts alles is de mensch van de aarde nog de beste en gelukkigste. En als Claes over het bedrijf der boeren spreekt, als hij zijn personen plaatst in hun midden, in den gang der seizoenen, aan het werk van zaaitijd en oogst, krijgen zij een symbolische grootheid. Een epische kracht en breedheid heeft zijn stijl op de schoonste oogenblikken, een soberheid van zegging en een zekere weemoedige wijsheid, die ontroeren en medeslepen kan. Ik verwijs naar het hoofdstuk dat Herman's wederkeer verhaalt, als de boer aan zijn zoon afstand doet van macht en heerschappij met het eenvoudige woord: ‘Herman, het koren moet nog worden gezaaid,’ ofwel naar de dood van de hoevevrouw of van Peter Coene zelf.
Moest Claes het gansche boek op die hoogte kunnen houden hebben, het zou het eerste deel overtroffen, en onder onze naoorlogsche romans één der beste zijn geweest. Maar onbegrijpelijker wijze, heeft de schrijver meer dan eens, te veel geofferd aan een zeker lyrisme, (om de liefde van Herman en Elza te verklaren o.a.) om de gave eenheid van het boek te kunnen bewaren. Zijn wijsheid heeft hem daar zelf doen spreken, zooals dat wel in een gedicht gebeuren mag en moet, maar niet in een roman, waar de schrijver zelf niet op den voorgrond mag komen en zijn gedachten door zijn helden doen beleven moet. Die deelen zijn wel niet slecht geschreven, integendeel, doch zij passen niet in het kader, zij verbrokkelen de epische gedrongenheid en de objectiveering van het verhaal, het blijven versieringen die afleiden van den kern van het gebeuren.
Het biezonderste verwijt aan dit werk blijft echter dat het tientallen bladzijden te veel telt. Claes heeft eraan gehouden de middens waarin Herman Coene leeft, zoo uitvoerig te teekenen, dat deze fragmenten uit het geheel zonder schade voor dit laatste kunnen weggenomen worden. De uitweidingen over Dorothea Caspeele, over het hoogeschoolleven, zijn op zichzelf afgewerkte deelen die los uit de roman, met kleine weglatingen, afzonderlijk gepubliceerd zouden kunnen worden. Zij zijn ten andere geschreven met fijne en boeiende geestigheid, zij maken een midden levend voor ons, maar ingelast
| |
| |
in het groote verhaal, blijken zij er te uitgebreid en onnoodig ook. Vooral omdat deze omstandigheden voor den held van het boek geen nieuwe factoren bijbrengen, die de ontwikkeling van zijn leven veranderen of de ontknooping anders doen zijn.
Hij verblijft wel in die middens, maar hij handelt er te weinig in, en het leven dat hij er ervaart is te onbelangrijk om het groote aantal bladzijden te wettigen en de aandacht, die aan sommige nevenfiguren wordt besteed.
De schrijver heeft niet genoeg het hoofdgebeuren vastgehouden: van het eerste blad tot het laatste is niet in zijn werk aanwezig, die jacht naar het einde, die onverbiddelijkheid die het overbodige weglaten kan, om het wezenlijke en eenig belangrijke te verhalen; hij heeft om tien, twintig of meer bladzijden, de eenheid en schoonheid van het geheele werk laten verloren gaan en belet, wat wij thans alleen betreuren kunnen, dat dit leven van Herman Coene tot die meesterlijke roman gegroeid zou zijn, die wij van Ernest Claes mochten verwachten.
A.D.
| |
K. Hughes: Kinderen en Piraten. Uit het Engelsch vertaald door Rob. Peereboom. Uitg. N.V. Kosmos, Amsterdam. Pr. Ing. 2.90 f. geb. 3.90 f.
Doorgaans volgt de aanbeveling op de bespreking. Ik wou ze laten voorafgaan; opdat velen de onvermengde en zeldzame vreugde die ik aan dit wonderbare boek beleefde, mede genieten mogen. Ik herinner me uit de literatuur dezer laatste jaren, hier of in het buitenland, geen boek dat op zulke geestige, speelsche en doordringende wijze het wondere spel der kinderziel heeft weergegeven. Hughes verhaalt van kinderen die na een wervelstorm en een aardbeving op Jamaica, door hun ouders naar Engeland werden gezonden om daar in rustiger atmosfeer hunne opvoeding te ontvangen; doch onderweg werd de boot verrast door piraten, die de kinderen aan boord namen. Huiver niet, waarde lezer, want de kapitein van het piratenschip is een zeeroover van een bijzonder slach en het leven der kinderen op de boot en aan wal heeft, behoudens de spoedig vergeten dood van John, een onverwachte bekoring, waarover met een zeldzaam kostelijken en tot het einde volgehouden humor wordt verhaald.
Ik heb aan dit boek, dat ik ter lezing met nadruk aanbeveel, een zeldzaam en onvermengd genot beleefd.
Dr. L.D.S.
| |
Maurice Maindron: Récits du temps passé. (Coll. pour Tous). - Editions Mame. Tours. - Cart. 43 fr.
Eene reeks historische verhalen meestal uit den honderdjarigen oorlog, die een tijd van ramp en ellende voor Frankrijk was, waarin het Fransche volk dikwijls meer te verduren had van zijn verdedigers dan van de Engelschen, zijn vijanden. Ook eenige interessante hoofdstukken over de republieken van Venetië en Florentië, en de ridders van Malta. De historische waarde van deze verhalen valt te loven, zoowel als de onpartijdigheid van schrijver die niet aarzelt als het er op aan komt de fouten zijner landgenooten met dezelfde nuchterheid te onderstrepen als die der tegenstrevers.
Aangename lectuur voor de jeugd.
L.D.
| |
L. Pfandl: Johanna die Wahnsinnige, Ihr Leben, ihre Zeit, ihre Schuld. Herder Verlag. Freiburg.
Johanna de Zinlooze was koningin van Castillië en dochter van Koning Ferdinand de Katholieke; zij huwde Philips de Schoone. Dit zal wel ongeveer alles zijn wat de doorsneeman over dit personnage weet mede te deelen. Niet de minste verdienste van den schrijver is het dan ook deze figuur meer bekend te maken onder het lezend publiek; ten geheele uit wordt het leven van deze vorstin geteekend met zijn scherpe verscheidenheid aan wisselvalligheden en den langen stoet van ellende, gevolg van die pijnlijke geesteskrankheid, die haar en haar omgeving drukte. Daarenboven laat de schrijver haar leven afrollen in het historisch midden: al de verwanten en vooraanstaande Spaansche tijdgenooten worden ten voete uitgeteekend; in het Escorial en de Spaansche maatschappij krijgen wij een inzicht dat 't vermelden overwaard is. Hier is wel een first class kenner van de Spaansche Geschiedenis aan 't woord. En hij doet het met een forschig gebaar en een sterke vizie: al dadelijk heeft hij u te pakken en tal van bladzijden doen aan als een roman.
J.U.
| |
| |
| |
Sigrid Undset: De mooiste leeftijf. Vert. Henr. M.H. Ledeboer, met band en omslag van J. Dykstra. Ing. 2 gl. geb. 2,90 gl.
Sigrid Undset: Martha Oulie. Vert. W. den Hartog, band en omslag van J. Dykstra. 2e Druk. Ing. 2 gl., geb. 2,90 gl.
Sigrid Undset: De Splinter van den Tooverspiegel: I Uni Hjelde. Vert. Henr. Ledeboer. Band van N.J. Van de Vecht, 2e Druk. Jng. 2,50 gl., geb. 3,50 gl.
II. Harriet Waage. Vert. Henriette Ledeboer. Ing. 2,50 gl., geb. 3,50 gl.
Alle vier uitgegeven door de N.V. Uitgeversmaatschappij: ‘De Gulden Ster’, Amsterdam.
Wie deze romans gelezen heeft kan er zich niet meer over verwonderen dat Sigrid Undset ten slotte de katholieke geloofswaarheid als de eenige goede, als de eenige die een duurzaam houvast biedt in dit leven, heeft erkend. Zij heeft het leven der vrouwen rond haar, zij heeft haar eigen vrouwenhart doorschouwd, doorvoeld met een klaarheid en een ongenadigheid, waarbij ge ontstelt en huivert.
Uni Hjelde - Harriet Waage - Martha Oulie en al de vrouwenfiguren die rond deze drie bewegen, worden alle verteerd door dezelfde onvrede. Het zijn alle aspecten van hetzelfde probleem waarvan Sigrid Undset met een haast razende hardnekkigheid een oplossing bevechten wilde en heeft bevochten. Uni Hjelde - Martha Oulie - Harriet Waage, zij vangen alle drie aan of eindigen met een miskenning der gestelde orde en levenswetten en het onontwijkbare gevolg is geweest: onvrede of erger.
En de schuld van dit alles?
‘Onze tijd - verklaart Alice in “Harriet Waage” - mist de voorwaarden voor Tristan en Isolde. Bij ons komt de duivel niet met de keus tusschen twee soorten geluk: of hem te overwinnen en de voldoening gevoelen, die er voor elk schepsel ligt in het overwinnen van zijn tegenstander; - of het geluk iets te bezitten, dat meer waard is dan iemands hemelsch erfdeel’... (p. 175). Vroeger, verklaart Alice lag het ‘ik’ geheel in God; er was niets buiten God. ‘Alleen wij moeten de oorzaak van ons lot in ons eigen, kleine, eenzame ik zoeken - en ontdekken dat onze handelingen en onze sterkste gevoelens niet zooveel vermogen als kleine, ongeachte fouten en zwakheden en onaangenaamheden’.
Deze onvrede brengt ‘Martha Oulie’ tot deze bekentenis in haar dagboek: ‘Wat een genot zou het zijn om achter het rooster van een biechtstoel je tot in het stof voor een priester te verootmoedigen en naar huis te gaan, verlicht en bevrijd, met een rein geweten. Of om zijn zonde uit te kunnen zitten in een tuchthuis’. (Martha Oulie p. 11). Want Martha Oulie weet en zegt tot Henrik met wien ze de echtelijke trouw verried: ‘Zoolang wij leven, moeten wij het met ons mee sleepen, - wij zijn diep ongelukkig; het zit in ons als een kwaal die nooit genezen kan. En dat weten wij van te voren!’
Eén weg is er, die naar de bestrijding en de bevrediging voeren kan: inkeer en berouw na den val of bezinning vóór het onvermijdelijke is misdreven. Dat ligt zoo dwingend uitgesproken in Uni Hjelde: ‘Een moeder moet niet alleen onaantastbaar zijn, ze moet ook onaantastbaar lijken, anders is ze geen goede moeder’... ‘Ik zie, dat er iets wonderlijk verleidelijks ligt in het ongeluk zoowel als in 't geluk, in gebrek aan verantwoording en in gehoorzaamheid. Ik zou een beeld van alles willen geven. Maar ik heb niet de gave het zoo helder en duidelijk te zien als ik gekund heb. En daarom heb ik er geen verontschuldiging voor om mijne algemeene burgerlijke plichten tegenover het gezin, waarvoor ik zelf gekozen heb te behooren, te verzuimen. Ik ben maar een heel gewoon mensch, en ik kan evenmin van mijn plaats loopen als een soldaat in den oorlog dat kan. Het is beter te gelooven dat men er uit vrijen wil staat, dan omdat men ertoe gedwongen wordt...’.
Wie den ontwikkelingsgang van Sigrid Undset, die in Kristin Lavransdochter kulmineert, wil kennen, moet aanvangen met deze vier verhalen over het leven der vrouw: het ongehuwde meisje in ‘De mooiste leeftijd’, de gehuwde vrouw in Uni Hjelde, Harriet Waage en Martha Oulie. De vertaling is keurig en de uitgave verzorgd en goedkoop.
Dr. L.D.S.
| |
| |
| |
Arthur Schnitzler: Thérèse. Chronique de la vie d'une femme. Traduit de l'Allemand par Suzanne Clauser. Préface de Louis Gillet. - Albin Michel. Paris, 15 fr.
Thérèse stamt uit een goede familie; doch haar vader wordt gek, en haar moeder bekommert zich maar weinig met haar dochter. Weldra begint voor 't meisje de lange reeks der liefdesavonturen, die nooit tot een huwelijk komen. Ze verlaat Salzburg om haar leven in Weenen met lesgeven te verdienen. Want in haar bestaan wil ze zelf voorzien. Zoo wordt ze beurt om beurt gouvernante of onderwijzeres bij alle slag lieden, en kwijt zich gewetensvol van haar plicht... Maar dat eentonig leven vult haar hart niet, dat dorstig is naar liefde. Ook volgt de eene liefdeintrigue op de andere; waar het op liefde aankomt is Thérèse de zwakheid zelf; ze kan aan geen enkelen man weerstaan, al weet ze zelf niet of ze hem bemint. Geen zweem van wroeging na ieder nieuwen val. Aan hoevelen geeft zij zich aldus, enkel en alleen omdat zij niet weigeren kan? En intusschen zet zij haar werkzaam leven voort, en voelt soms onverschillig, maar soms ook echt moederlijk tegenover hare leerlingen, alhoewel zij geen moederliefde gevoelt tegenover haar eigen zoon, het kind van dien raadselachtigen Casimir, van wien zij niet eens den echten naam kent, en die na enkele samenkomsten plots uit haar leven verdwijnt. De gedachte aan het kind dat gaat komen is een martelie voor haar, en als het geboren wordt, tracht zij het te verstikken onder een kussen. Nooit zal zij dat onvoltrokken gebaar echter vergeten, en het kind wordt voor haar als een levende vloek. De jongen wordt een gemeene apache, die eindelijk zijn moeder vermoordt om haar te bestelen; maar ze vergeeft hem, ter wille van die bange herinnering aan den nacht waarin hij ter wereld kwam, en zij hem om 't leven had willen brengen.
Een roman zonder crisis, maar een nauwkeurig verhaal van een leven zonder zon, alledaagsch en grijs, tusschen engzielige, egoïste, laag-bij-de-aardsche menschen. Een boek vol talent, maar een treurig, neerdrukkend boek.
L.D.
| |
Maréchal Foch: Mémoires pour servir à l'histoire de la guerre de 1914-1918. Tome I avec 18 gravures et 12 cartes. Tome II avec 26 gravures et 4 cartes.
In deze twee boekdeelen geeft Maarschalk Foch zijne herinneringen over de gebeurtenissen waaraan hij persoonlijk deel nam, gedurende de eerste maanden van den oorlog (25 Juli 1914 - 19 April 1915) eenerzijds, en anderzijds gedurende het laatste jaar, van af 21 Maart 1918 tot de neerzetting op den-Rhijn. Hij had den tijd niet om zijne volledige herinneringen neer te pennen. Een korte samenvatting der tusschenliggende gebeurtenissen leidt het tweede deel in, terwijl het eerste deel ingeleid wordt door een uiterst interessant Voorwoord, waarin Maarschalk Foch, in enkele bladzijden, ons zijn eigen levensbeschrijving geeft. Hij drukt in 't bizonder op het feit dat hij, vooraleer naar de ‘Ecole Polytechnique’ te gaan, eene volledige letterkundige opvoeding had genoten, en zijn ‘baccalauréat-ès-lettres’ achter den rug had, toen hij eindelijk van de klas van ‘Philosophie’, naar de ‘Scientifique’ ging. In eenige korte zinnen zet hij de voordeelen uiteen van eene letterkundige vorming voor wetenschapsmenschen, en in 't bizonder voor officieren, die 't meer dan wie ook noodig hebben, een breede algemeene cultuur nevens hun technische kennissen te bezitten. Komend van zulk een man, is deze getuigenis gewichtig.
Wat de ‘herinneringen’ betreft, ieder die den oorlog heeft meegeleefd, zal ze met diepe belangstelling verslinden. Wel zou hier en daar een kritiek kunnen geuit worden, wanneer de rol van ons leger, b.v. in den slag aan den IJzer te berde komt, en het oordeel van den Maarschalk ons soms onjuist en onnoodig kleineerend voorkomt. Doch dat zijn slechts de schaduwkanten van een zeer schoon boek. Al de bittere, zware uren der eerste maanden, al de bange stonden van 't voorjaar van 1918, al de heete hoop en vurige vreugde van zomer en najaar, worden weer wakker bij 't lezen van die sobere bladzijden, die zoo nuchter slechts het meest noodzakelijke vertellen, Geen lyrisme, geen overwegingen, geen verwijten of beschuldigingen, geen zweem van literatuur, niets dan het eenvoudig uiteenzetten van de feiten. En deze eenvoudigheid treft dieper dan alle dithyramben. Met recht kan men zeggen: ‘Le style c'est l'homme.’
Maarschalk Foch vindt men heelemaal in zijn boek terug, met zijn klaren geest, zijn breed verstand, zijn ontembare wilskracht, zijn vasten wil die mirakelen bewerkte, en den eindzegen mogelijk maakte.
| |
| |
Heel dit werk in zijn nuchtere soberheid is een groote les van wilskracht en edel plichtbesef.
L.D.
| |
G.B. Means, enquêteur du Ministère de la Justice. La Mort étrange du Président Harding. Traduit par Pierre Belperron. (Coll. ‘Choses vues’). Librairie Plon. Paris, 15 fr.
Door zijn ambt was Gaston Means allerbest geplaatst om hetgeen er in het ‘Witte Huis’ van Washington omging, na te gaan. Na een tijd lang werkzaam geweest te zijn in den Duitschen spioneerdienst, werd hij beroepsdetective, en weldra factotum van de ‘bende van den Ohio’, die, meester van de hoogste plaatsen onder het bewind van President Harding, opvolger van President Wilson, het heele land schaamteloos plunderden, als bandieten op den openbaren weg. Eenige maanden fungeerde hij als privaat detective ten dienste van Mrs. Harding, die over zekere kanten van het sentimenteel leven van haar echtgenoot verkoos ingelicht te worden. Het is soms een vrij vuil karweitje, zulk een naspeuringsdienst, maar Gaston Means schijnt dat niet te voelen: met cynieke zelftevredenheid geeft hij ons zijne herinneringen, en wijst met fierheid op zijn onfeilbaar speurhondsinstinct, zijn behendig klaar spinnen der meest ingewikkelde zaken. Maar wat een walgelijk zootje, die politieke middens, welke hij ons beschrijft, waar de ministers van Justitie en van Binnenlandsche zaken, en met hen menig andere hoogere ambtenaar voor het Gerecht kwamen, voor zaken van knoeierijen met 's lands geld, ambtsmisdrijven, steekpenningen, en wat dies meer zij. Leerzaam, maar weinig stichtend, is de rol der ‘Prohibition’ in al dat geknoei. Was Pres. Harding het met zijn vrienden eens, of was hij slechts een al te zwak werktuig in hun handen? Dit schijnt wel het geval geweest te zijn. Doch was hij zwak, niet zoo zijne vrouw, die ons voorgesteld wordt als een eerzuchtige, hartstochtelijke, uiterst energieke vrouw, die met ontembare wilskracht en weinig scrupuleus in de keuze harer middelen, streed tegen die gevaarlijke vrienden, alsook tegen hare mededingster, Nan Britton, het jonge meisje van wie de President een kind had. Mrs. Harding voelde dat een schandaal ging uitbarsten, waaraan haar man misschien ten onder zou gaan; en om hem daar voor te bewaren deinsde zij
voor de uiterste middelen niet terug. G. Means aarzelt niet haar den plotsen dood van haar echtgenoot ten laste te leggen.
Wat er ook van zij, al werden deze ‘herinneringen’ door eene schrijfster van beroep, May Diton Thacker, geromanceerd, toch worden de hoofdfeiten door officieele documenten vastgesteld. Het boek geeft maar een treurig tafereel van de politieke, en andere zeden in 't land van stripes and stars in de na-oorlogsche jaren. Is het sindsdien veel verbeterd? Eens begonnen, leest men deze herinneringen tot het einde, als de boeiendste detective-roman. Ongelukkig heeft men hier te doen met weinig stichtende werkelijkheid.
L.D.
| |
Patricia Wentworth: L'Homme au Masque Gris. Adapté de l'anglais par M.L. Chaulin. - Firmin-Didot et Cie. Paris.
Een wel gelukte detective-roman, vol onverwachte verwikkelingen. Is Margot Standing een wettelijk kind, en, zoo ja, bestaat er een getuigenis van haars vaders huwelijk? Tot het einde toe blijven we in spanning, tot een plotse wending van zaken alles komt ophelderen. Uitstekende ontspanningslectuur.
T.
| |
Jan Van Lumey. De Roman van een Schilder. G.W. den Boer, Middelburg.
Dit boek negeert zoo volstrekt elke zedelijke wet, en is zoo doodgewoon geschreven, dat niemand iets verliezen zal, door het ongelezen te laten. Als Jan van Lumey met zulk werk naam en faam verwerven wil, valt hij te beklagen.
A.D.
| |
Louis Gillet: Shakespeare. Grasset. Paris, 15 fr.
Schrijver kent Shakespeare grondig, bewondert en begrijpt hem zooals weinige Franschen dat kunnen. Zijn boek verdeelt hij in drie deelen. Het eerste is gewijd aan Shakespeare's jeugd, en aan zijn eerste stukken, Romeo en Juliette, de historische drama's, de blijspelen. Het tweede ‘Orages et Tragédies’, handelt over de rijpere jaren. Shakespeare is in de volheid zijner kracht, 't leven lacht hem toe. Dan komt de diepe crisis die hem de smart leerde kennen, en waarvan men niets met juistheid weet, dan hetgeen zijn heerlijke sonnetten laten raden. Zijn blik op 't leven verandert; het is de tijd van Hamlet,
| |
| |
Othello, Macbeth, King Lear en der Romeinsche tragedies. In het derde deel eindelijk is de dichter, alhoewel nog jong van jaren, om zoo te zeggen reeds los van de aarde. En hij schrijft Cymbeline, Winter's Tale, The Tempest. Minder dan ooit bekommert hij zich om waarschijnlijkheid of strenge compositieregels: maar misschien nooit steeg zijne poëtische vlucht tot zulke duizelige hoogten.
Heel het ontzaglijke werk gaat schrijver na: met fijn artistiek gevoel weet hij er de schoonheid te doen uitstralen, al die imponderabilia, waarvan het genie gemaakt is. Shakespeare is wel het grootste dramatisch genie van alle tijden - slechts de Grieken, Eschulos, Sophocles, kunnen met hem in dramatische kracht en diepe menschelijkheid wedijveren. Maar mag men hem bestempelen als een louter Germaansch, anti-latijnsch genie, zooals Schlegel beweerde en heel de 19e eeuw hem nasprak? Hiertegen teekent schrijver energiek verzet aan. Volgens hem is Shakespeare allerminst een romantieker, maar wel een klassieker; niet in den engen zin der Fransche zeventiend' eeuwers, gehouden door den regel der ‘trois unités’, maar door zijn klaren blik op 't leven, zijn scheppende levenskracht, zijn diepe menschenkennis. In dien zin is hij wel degelijk een klassieker, en de grootste van allen. En stilaan komen de laatste studies over Shakespeare tot deze zienswijze, die ook die van M. Gillet is.
Misschien heeft schrijver hun volle recht niet gegeven aan Shakespeare's historische drama's, die toch menige van Shakespeare's schoonste bladzijden bevatten. Misschien valt er ook wel hier en daar te bedillen in het hoofdstuk gewijd aan de vrouwenfiguren van den grooten dichter, waarin schrijver misschien wat al te ver in zijne karaktervitterij gaat, 's dichters meening heel waarschijnlijk voorbijstrevend, en daarbij enkele der heerlijke vrouwenfiguren der historische drama's heelemaal ter zijde laat. Doch deze lichte gebreken nemen niets af van de groote degelijkheid van dit schoone en boeiend boek, dat door alle Shakespeare-bewonderaars zou dienen gelezen te worden.
L.D.
| |
Cam: La Crise d'un Chef. Illustrations de Maurice Lavergne. (Coll. ‘Des Fleurs et des Fruits’. Bibliothèque pour les Jeunes dirigé par l'Abbé Félix Klein, professeur honoraire à l'Institut catholique de Paris). Editions Spes. Paris. - 10 fr.
Paul Dumont is een geboren chef. Hij heeft zijn scouts in handen en heeft den besten invloed op hen. Maar hij is nu 24 jaar, en op eens heeft hij er genoeg van, genoeg van zijn leven van toewijding en zelfopoffering. Hij wil weg, om eindelijk voor zich zelf te kunnen leven. Maar eerst zal hij zijn zes maanden dienstplicht kwijten. Hier wordt zijn innerlijke strijd heviger dan ooit. Een ongeval dat hem bijna het leven kost, verwekt zijn inkeer tot zichzelf. Hij leert weer uit 't volste van zijn hart bidden, en de schoonheid van 't sacrificie begrijpen. Voortaan zal hij zichzelf weer heelemaal wijden aan zijn ideaal. Een schoon boek, best gepast voor jongeren.
L.D.
| |
Chanoine Gaston Colombet: Fleurs de Provence offertes à Mistral à l'occasion de son Centenaire. Maison Aubanel Père. Avignon. - 12 fr.
Schrijver haalde den eersten prijs in den sonnettenprijskamp door de ‘Université des Annales’ ter eere van den grooten Provençaalschen dichter ingericht. Mistral zelf schreef hem destijds een waardeerenden brief. 't Is op aandringen van Mistral's nicht, Mev. Tresguerras-Mistral, dat schrijver het besluit nam zijne gedichten te bundelen. Geen hooge poëzie, geen adelaarsvlucht, maar enkele mooie verzen, eenvoudigheid en vroolijk humeur.
L.D.
| |
Fernand Neuray: Une grande figure nationale: Godefroid Kurth. Un demisiècle de vie belge. Librairie nationale d'art et d'histoire. Bruxelles et Paris. - 25 fr.
M. Neuray is de leerling, en nadien de trouwe vriend van Godefroid Kurth geweest. Hij heeft dan ook een schoon boek geschreven, van piëteitsvolle waardeering en bewondering over den edelen man, wiens wezen en streven hij goed gekend heeft. Godefroid Kurth was een groot man: ‘Un puissant foyer de chaleur et de lumière,’ volgens het treffend woord van Pirenne. Van zijn prille jeugd tot zijn laatsten dag, bezielden hem dezelfde gloed en vlam, dezelfde geestdrift en dorst naar 't ideaal, hetzelfde optimisme en vertrouwen in het leven, dezelfde hartstochtelijke liefde en algeheele overgave tot God. Zoo toonde hij zich als student, als hoogleeraar en historicus, of gedurende
| |
| |
den bitteren schoolstrijd, en als onverdroten kampioen voor de christene democratie. Een koene strijder voor 't recht was hij, en zijn ergste vijanden vond hij niet altijd tusschen zijne tegenstrevers, maar al te dikwerf bij zijne eigene geloofsgenoten. Wanneer men dit boek leest, staat men verbaasd over de taaie wilskracht, de rijke veelzijdigheid, de geniale intuïtie, de verhevenheid van geest van dezen hoogstaanden man. Hoe jammer dat M. Neuray, terwijl hij dit schoon boek schreef, niet heelemaal zijn dagbladschrijverspen kon wegleggen en alle geest van polemiek vergeten. Zoo gebeurt het hem nu en dan lucht te geven aan zijn persoonlijke gevoelens over hedendaagsche toestanden, die met zijn onderwerp geen uitstaans hebben. Die ontijdige uitlatingen zijn hinderlijk, en nadeelig voor het boek zelf, dat anders overwaardig is gelezen te worden.
L.D.
| |
Maria Algoet: Regendrup. Gedichten. - Steenlandt, Kortrijk, 1931.
Deze verzen, geschreven naar het model van Alice Nahon, zijn eenvoudig, kinderlik en vroom, maar hebben niets met kunst en schoonheid te maken.
A.D.
| |
Theo Bogaerts: Het Oog op den Heuvel. Het Kompas, Mechelen, Tweede, goedkoope druk. - 18 fr.
Dit misschien allegorisch bedoelde werk, is zoo verward van opvatting en uitwerking, dat het niet alleenlijk alle ontroering, maar zelfs het klaar begrijpen van het gegeven uitsluit. Na een vijftig bladzijden lange inleiding, waarin allerlei, en vaak ongemotiveerd, de meest onbegrijpelijke personen optreden begint het eigenlijke verhaal der liefde van Alambik, de hofchemiker, voor Anouschka, de vrouw van den ambassadoor Peace. Later scheiden zij, maar vinden na veel dolen en zoeken rust en vereeniging naar den geest, in de vrede van de kerstnachtmis. Waarna Alambik sterft ‘om langs de radieuze poort van het lijden te treden in het eeuwige leven.’
Er zijn wel enkele dingen in dit boek te prijzen: een scherpe manier om de zaken voor te stellen soms, een geestige toespeling hier en daar en in 't geheel een goede ondergrond; - maar dit alles blijft toch zeer onvoldoende om het werk te redden, dat hoopeloos mislukt is, door duisterheid, verwarring, langdradigheid en dat zoeken naar stijl dat Bogaerts eigen schijnt en zijn Nederlandsch gauw onhandig en slap doet zijn.
A.D.
| |
Baron Pierre de Gerlache: Gerlache et la fondation de la Belgique indépendante. Illustré d'une planche en couleurs et de trois planches en phototypie. - Librairie nationale d'Art et d'Histoire. Bruxelles et Paris. - 30 fr.
Een schoon en degelijk boek, zoo boeiend geschreven, dat men het in één adem uitleest.
In 1785 geboren, werd Baron de Gerlache achtereenvolgens lid van den Regeeringsraad en van de Provinciale Staten van Luik, en van af 1824, lid der tweede Kamer van het Koningrijk der Nederlanden, waar hij de unie der partijen tot stand bracht, en weldra de leider der Katholieken werd. Toen de omwenteling uitbrak, zocht de Gerlache tot een voldoening gevenden uitslag te komen langs rechtmatige wegen. Doch ontmoedigd door den slechten wil van Koning Willem, koos hij openlijk partij voor de Revolutie, en speelde er een kapitalen rol in. Ondervoorzitter van het Congres benoemd, was hij het die in 1831 gelast werd de kroon aan Leopold van Saxen-Coburg te Londen te gaan aanbieden. Den 21 Juli legde Leopold I den constitutioneelen eed in zijne handen af. Toen hij een jaar later afstand deed van zijn politiek mandaat, werd hij Eerste Voorzitter van het Hof van Cassatie benoemd. Als hoofd der katholieke partij, zat hij het eerste congres van Mechelen, in 1863, voor, en stierf enkele jaren later in 1871. Zijn heele leven streed hij voor vrijheid en eendracht. Met schrijnend leedwezen sloeg hij het vijandig sectarisme der liberalen gade, dat zich lucht gaf zoodra het Koningrijk gesticht was, en de oprechte, vruchtbare samenwerking der beroerde tijd te niet deed. Een prachtmensch, een voorbeeld van liefde tot God, toewijding aan zijn land, onbaatzuchtig streven voot 't heil van zijn volk en de verdediging van den godsdienst. Een hoogstaand man, die eerbied en bewondering afdwingt.
L.D.
| |
Madame de Champ: Michel-Eugène Chevreul. Vie intime, 1786-1889. Documents réunis par sa petite-fille. ‘Editions Spes’. Paris. - 12 fr.
Michel-Eugène Chevreul was een edel mensch, die heel zijn leven in volle onbaat- | |
| |
zuchtigheid aan de wetenschap wijdde. Gewichtige uitvindingen deed hij op scheikundig gebied. Bestuurder genoemd van de fabriek der Gobelins te Parijs, en later van het Museum van Natuurlijke wetenschappen, werkte en studeerde hij onvermoeid voort tot zijn laatsten dag. Hij noemde zich zelf ‘le doyen des étudiants’, oordeelend dat een echte geleerde zijn leven lang een student moet blijven. Doch Chevreul sloot zich niet op in zijn laboratorium als in een ivoren toren, maar stelde belang, niet alleen met het woord maar met der daad in menige schoone zaak. Zoo was hij voorzitter zoowel van de St-Vincentius' Genootschap als van de ‘Société d'Agriculture’ van Frankrijk, en ijverde er voor tot in den hoogsten ouderdom. Eene grootsche huldebetooging werd op touw gezet om zijn 100e verjaardag te vieren. Heel de geleerde wereld van Frankrijk en Europa zoowel als de gewone mensch namen er deel aan, want de groote geleerde was alom geëerd en bemind. Zijne laatste jaren kenden zijn algeheelen terugkeer naar het katholicisme. Aandoenlijk zijn de bladzijden waarin Mev. de Champ de bekeering van haar grootvader vertelt. Uit een zeer godvruchtige familie gesproten, had hij zijn geloof in de woelige jaren der Revolutie verloren, zonder echter ooit vijandig tegenover de Kerk te staan. Stilaan brachten zijn wetenschappelijke onderzoekingen hem weer terug tot God, en eindelijk tot de Kerk. Een schoon leven, en een schoon boek.
L.D.
| |
Albert Vogel: Voordrachtskunst (tweede herziene druk). - 1931, Arnhem, Van Loghum Slaterus.
De eerste druk dagteekent van 1919 en telde 134 bl.; deze telt er 194: dit bewijst genoeg hoe de nauwgezette en tuchtvolle kunstenaar die Albert Vogel is dit standaard-boekje over voordrachtskunst bijgewerkt heeft.
Minder dan ooit is het een vade-mecum geworden dat den dilettant-voordrager de kneepjes en de ficelletjes leert die het hem doen. ‘Onder de kunst van voordragen, verstaat men, in den ruimsten zin genomen: den meest volmaakten vorm van mededeeling door middel van gesproken woorden’. Zoo luidt de eerste zin, en zoo gaat het in stagen ernst voort over de theorie dezer kunst, die den schrijver zoo nauw aan 't hart ligt. Een ernst die eerbied afdwingt om de liefdevolle zorg waarmee hier alles wat de artistieke en technische opleiding van den voordrager raakt, klaar en bondig en ‘ad rem’ uiteengezet wordt.
Het is een studieboek zooals we er maar al te veel missen, een studieboek dat het vak waarover het handelt, niet al te licht opvat en soms zelfs zware eischen stelt aan dengene die het ter hand neemt. Maar wie niet gering denkt over de kunst van het voordragen, verdiepe er zich in: het zal zijn inzicht verruimen en verrijken.
T.D.
Boeken uitgegeven bij Wolters Groningen:
Een honderdtal examenopgaven Engelsch-Nederlandsch door Drs. H.R.S. Vander Veen. |
Exercices adaptés au Précis de Grammaire Française par L. Goemans, P. Larochette et Sondervorst. |
Lyceum-Herdrukken II Vondel's Gysbreght van Aemstel en Leeuwendalers door Ph. A. Van Lansberg. - 2e uitgave. |
Vormleer voor Homerus en Herodatus met Woordenlijst door E. Slyper. |
Uit onze omgeving door J.J.C. Starkenbrug. |
Esmoret, (Abelspel uit de veertiende eeuw) door C.G. Kaakebeen en door R. Verdeyen. |
Twee jaar Fransch door Albert Dory en A. Wepster. |
Fransch taalgebruik verhelderd door C.R.C. Herckenrath en Albert Dory. |
Uitgegeven bij: N.V. Van Loghum-Slaterus' uitgevers maatschappij Arnhem.
Rathenau's denkbeelden over onze samenleving door Dr. J.A. de Koning. |
|
|