Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1931
(1931)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 662]
| |
Bloy en PéguyGa naar voetnoot(1)
| |
[pagina 663]
| |
humanisme, als iemand die er al de verlokkende geneugten van geproefd had, drukte hij zich uit in 't latijn. Juvenalis was zijn echte meester uit de Oudheid. Van dien ouden hekeldichter heeft hij honderden verzen van buiten gekend, en dikwijls - zoo heeft hij zelf me verteld - op zijn afmattende tochten-te-voet door Parijs als hij op zoek was naar het dagelijksch brood (de trams waren nog ver te zoeken, en aan de omnibus kon hij zelfs niet denken), zei hij ze bij zich zelf op, om er den moed in te houden. Wat Péguy betreft, ‘sa philosophie vivait autour de lui en un système d'amitiés et d'inimitiés où les concepts masquaient des hommes, des enthousiasmes et des brouilles’ terwijl dit bij Bloy juist omgekeerd was: want hier waren het de menschen, die - in die beteekenis - de begrippen maskeerden! Vandaar de strijdigheid van hun polemische procedees, al was dan ook bij beiden de toon essentieel episch, want beiden beminden den ‘sens militaire’ tot vereerens toe. Maritain heeft een uitleg gegeven van de ethico-metaphysische doenwijze die Bloy noodzakelijk moest toepassen tegenover alwie hij aanklaagde: ‘Bloy, zoo zegt hij, ‘était dans une impuissance native de voir et de juger en eux-mêmes les individus et les circonstances particulières. Il ne les discernait pas. De là, pour qui en considère les points d'application immédiate, l'outrance démesurée de ses violences. Elles visaient autre chose en réalité. Dans ces violences je vois tout d'abord l'effet d'une sorte d'abstraction très spéciale, non pas philosophique certes, mais artistique ou, si l'on veut, de typification: tout évènement, tout geste, tout individu donné hic et nunc était instantanément transposé, arraché des contingences; des conditions concrètes de l'ambiance humaine l'expliquent et le rendent plausible, et transformé, sous le regard de ce terrible visionnaire, en un pur symbole de quelque dévorante réalité spirituelle’Ga naar voetnoot(5). Daarenboven waren de aktie-standpunten zelf, van die twee typische mannen lijnrecht tegenover elkaar. Bloy was, menschelijkerwijze, het pessimisme zelf: ‘Désespoir philosophique, espoir théologique’ was zijn formuul (Mon Journal, blz. 261); terwijl, langen tijd toch, Péguy het meest menschelijk optimisme was en, het moet gezegd, het meest edelmoedige ook, en het diepst treffende. Slechts | |
[pagina 664]
| |
op het eind, toen hij voor goed was vast genomen door den Geest die niet van deze wereld is, liet hij alle aardsche hoop varen, en kende hij de heilzame verbranding van dien laatsten afstand. ‘Je m'abandonne. Je ne tiens plus à rien. La gloire qui m'intéressait il y a deux ans, je m'en fous. Je m'abandonne’Ga naar voetnoot(6). Péguy is essentieel een meelevende: ‘citoyen communiant dans la cité, chrétien communiant dans la paroisse, il ignorait jusqu'au désir de se séparer’Ga naar voetnoot(7). De vreugde die hij gevoelt is ‘une joie de rite et de communauté, une joie de paroisse’Ga naar voetnoot(8). Terwijl Bloy uit zijn wezen zelf, een ‘eenzame’ is, een afgezonderde, een aan-de-kant-gezette, een segregatus bij verordening. Zijn parochie, is de universeele gemeenschap der Heiligen. Zijn hergroepeering, de Eeuwigheid. Zijn vreugde, de Hemel zelf, het eindelooze van aanschijn tot aanschijn der Gelukzaligheid. Péguy - in een zeer specialen zin - is meer kerkelijk, en Bloy meer theologaal. Péguy is paroissien ‘de Saint-Aignau’ en Bloy ‘citoyen de l'Infini’. Waar ze samenkomen en naast elkaar gaan - eenigszins ten minste - dat is in ‘de mystiek’, in wat Péguy noemde ‘la mystique’ in tegenstelling met ‘la politique’. ‘Une mystique, ce n'est pas... cette tourmente intérieure et passionnée qu'ont décrite certains critiques du romantisme et qui emporte sans contrôle l'âme qui croit la posséder. C'est une lumière qui excite la ferveur, mais écarte la confusionGa naar voetnoot(9). C'est un centre de rassemblement des forces vives d'une âme et par là elle exclut la dissolution de l'activité dans une vaine recherche de la gratuité pure.’Ga naar voetnoot(10). Neen waarlijk, niets is minder kosteloos dan Bloy en dan Péguy. ‘Je mets mon coeur dans tout ce que j'écris’Ga naar voetnoot(11) heeft Bloy gezegd, en Péguy kon dat eveneens zeggen. Beiden zijn getuigen, ‘jusqu'au gibet, jusqu'à la torture’ van iets of liever van Iemand die oneindig veel grooter is dan zij en die juist Hij is, die is. Zij zijn, in den grond, mannen van vurig leven, en schrijvers van geestelijke en rechtstreeksche aktie, bijgevolg, inderdaad mystiekers, in dezen zin dat, boven al het zichtbare dat hen somtijds zoo sterk schijnt bezig te houden, ze heel en al vastgehecht blijven aan het Mysterie, aan deze innerlijkste en | |
[pagina 665]
| |
subliemste bestaansreden, van den mensch en van de wereld, aan ‘dàt, zonder hetwelk al het overige ons onbegrijpelijk schijnt’ zooals Jacques Rivière zeiGa naar voetnoot(12). Maar daar ook houdt de overeenkomst op. ‘Le texte religieux essentiel de Péguy, Eve, et la suite des trois mystères: Mystère de la Charité de Jeanne d'Arc, Le Porche du mystère de la deuxième vertu. Mystère des saints Innocents, nous donne une expérience religieuse... qui reste commune, celle d'un chrétien ‘qui connaît son catéchisme’Ga naar voetnoot(13). Dat is heelemaal niet het geval met Bloy. Door ‘verdieping’ komt Péguy ten slotte tot het Geloof (nochtans nooit, dit dient aangestipt, tot de pure en eenvoudige volheid der beoefening.) Voorzeker, op zijn tocht naar boven, vindt Péguy wonderen van litteratuur. Het gaat er niet om, in een simpelen catechumeen om te vormen dezen superieuren schrijver, die dikwijls overloopt van de schoonste katholieke helderheden. Bloy daarentegen, vliegt op, uit de gewoonlijke positie van den kristen, door Péguy gezocht en daarna ook ingenomen, naar de dramatische hoogten van de wereld der gedoopte ziel, waar de complementaire drama's van de Verlossing worden af gespeeld. Hierin is het eindpunt van den eene, het uitvliegingspunt van den andere. Hun posities vallen in de geestelijke ruimte enkel samen aan hun uiteinde. Daarmee moet worden rekening gehouden als men - zooals ik eenigszins getracht heb te doen - Bloy door Péguy wil belichten. En eveneens is dat noodig als men Péguy door Bloy wil verklarenGa naar voetnoot(14). |
|