Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1931(1931)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 290] [p. 290] Onrust Ben ik een man of ben ik slechts een vod, Die heen en weder slaat met elken wind? O d'onrust in mijn zieke leden! God, Gedoog dat mij de slaap in zijne zwachtels wind'. Ik ben zoo moe den harden weg te gaan, Waar niet één vriend m'een woord van liefde wijdt, En slechts de barsche palissaden staan, Die waken op nog meer verlorenheid. Ik ben zoo droef. 'k Wou dat ik lachen kon, O, lachen als een gek, maar lachen toch! Ai mij! 'k Hoor steeds het klotsen van den Acheron, En 'k sla me wonde op wonde aan eigen zinsbedrog. Ik ben zoo bang. Het is misschien 't gehuil Van den orkaan, die woedt in dezen nacht; Mijn woonst, onwezig als een doodenkuil, En 't bed, waar mij geen kus van vrouwenlippen wacht! O d'onrust in mijn zieke leden. God, Gedoog dat mij de slaap in zijn zwachtels wind' En wiegewage, spijts de vlagen, tot Een nieuwe dag zijn wisse koers begint. A. De Marest. - 1930 Vorige Volgende