| |
| |
| |
Boekbespreking
Le R.P. Lecanuet: L'Eglise de France sous la troisième République. T. III: Les signes avant-coureurs de la Séparation. Les dernières années de Léon XIII et l'Avènement de Pie X (1894-1910). - Félix Alcan. Paris. - 60 frs.
De twee vroeger verschenen deelen van dit prachtig werk bestudeeren den toestand der Kerk van Frankrijk het eerste van 1870 tot 1878, het tweede (Pontificat de Léon XIII), van 1878 tot 1894. Alle drie sluiten aan met den ‘Montalembert’ van denzelfden schrijver. Elk boekdeel vormt evenwel een geheel op zichzelf. Al hebben wij de gebeurtenissen der laatste dertig jaren meêgeleefd, toch verslindt men dit lijvig boek van begin tot ende met stijgende belangstelling. Met benepen hart leest men de hoofdstukken gewijd aan de vergeefsche pogingen van Leo XIII om den ‘ralliement’ van alle Katholieken tot den bestaanden regeeringsvorm te bewerken; de treurige verdeeldheid tusschen de Katholieken, die zulke noodlottige gevolgen had; de onbegrijpelijke verblindheid van zekere katholieken die niet alleen weigerden gehoor te geven aan de dringende raadgevingen van den Paus, maar hun steun verleenden aan de ergste vijanden der Kerk, en zoodoende eene zware verantwoordelijkheid dragen in de vervolgingen welke de Kerk weldra te lijden had. Hoogst interessant ook zijn de hoofdstukken over de ‘Zaak Dreyfus’, die alle driften opzweepte, en de strijd tusschen Kerk en Staat bitterder dan ooit aan 't woeden bracht. Totdat, na Waldeck-Rousseau met zijn kronkelende, dubbelhartige politiek, Combes aan het bewind kwam, met het klaar uitgesproken doel de kloosters uit te roeien, en het geloof te vernietigen. Men weet met welken uitslag.
Dit werk, dat een standaardwerk is, zou in alle bibliotheken moeten staan, zoowel als de andere werken van E.P. Lecanuet.
L.D.
| |
Michel Davet: Le Prince qui m'aimait. - Plon. Paris. 12 fr. -
Een veel belovende eersteling, half sprookje, half roman, vol frissche fantazie, die aangenaam aandoet, na zoovele andere sombere, bittere, pathologische romans. Toch mag het niet blindelings in ieders landen gegeven worden, ter wille van enkele zinnen, hier en daar, die best achterwege londen gelaten worden. De kleine Bertille groeit in eene oude hoeve op, tusschen hare grootmoeder, Manoue, en den jongen koeherder Malique. Dank aan grootmoeders sprookjes, leeft ze in een gulden droom. Zonder twijfel zal een prins haar eens komen lalen. En werkelijk, opeens staat de prins daar, in de bonte pracht van het woud, en hij speelt wonderschoon viool. Haar hart hoort hem aanstonds, heelemaal toe, en slechts hare instinctieve zuiverheid en onschuld beschermen haar. Maar weldra komt de wreede verkelijkheid de zoete idylle verstooren. De schoone prins is slechts een arme zinnelooze, de gevaarlijk wordt. Zoo leert het meisje de bittere smart kennen: Maar Malique is nog daar, met zijne groote, offervaardige liefde. Het geluk zal nog op haar weg bloeien.
T.
| |
Panaït Istrati: Le Pêcheur d'éponges. - Rieder. Paris. - 12 fr.
Schrijver geeft ons eene reeks van vijf novellen, die wel een soort auto-biografie zin. 't Is niet van zijn beste werk, de dichterlijke vlucht van zijn vroegere romans ontbreekt hier, terwijl zijn primaire mentaliteit al te dikwijls op den voorgrond treedt. Nochtans vindt men er, hier en daar, den innerlijken gloed, het diep gevoel van het lijden, die zijne boeken soms zoo boeiend maken. Want Panaït Istrati heeft aan den levende lijve geleerd wat armoede en verdrukking beduiden; en het heeft hem tot het communisme gebracht - maar op welke wankelende philosophie gesteund! Wat hij echter bijzonder goed in deze bladzijden beschrijft, dat is de mentaliteit van den echten, geboren vagebond, die geen steun van princiepen of geen standvastigheid kent.
L.D.
| |
| |
| |
Hélène Iswolsky: La vie de Bakounine (Coll. ‘Vies des Hommes illustrés’. No 44). - Librairie Gallimard. Paris. - 13 frs. 50.
Een vreemde verschijning, die Bakounine, de vader der Russische anarchisten. Dostoïevsky heeft hem, zoo het schijnt, uitgebeeld onder den naam van Stavroguine, in zijn roman ‘Les Possédés’. Revolutionnaire in merg en been van kindsbeen af, onevenwichtig, onverbeterlijke utopist droomend van universeele omwenteling en wonderbare avonturen. Vooraleer het gevaarlijke zaad van opstand en revolutie in Rusland en heel Europa uit te strooien, wist hij door zijn noodlottigen invloed en onbezonnenheid, het vreedzaam geluk van den ouderlijken haard te verwoesten. Gedreven door zijn woeligen geest, verliet hij weldra het vaderlijk huis, en leidde tot zijn einde toe een veel bewogen leven. Vervolging, gevangenis, ballingschap werden zijn deel. Van dien tijd dagteekenen zijne ‘Bekentenissen’, op aanvraag van Tsaar Nikolaas I geschreven, waarin hij heel zijn ziel bloot legt. Eindelijk uit Siberië gevlucht, was hij weldra te vinder overal waar ontevredenheid broeide. In Polen, in Finland, in Italië, overal trachtte hij revolutie te stoken, om daarna heelemaal naar de anarchie over te gaan, naar ‘la destruction pour la destruction’. want het was hem alleen te doen om het bestaande omver te werpen, niet om weer op te bouwen. De machtige organisatiegeest van Marx boezemde hem niets dan haat en afgrijzen in. Een veelzijdige natuur, die aantrekt en afstoot te gelijkertijd. Schrijver van dit interessant boek heeft hem - sprekend van zijn ‘Bekentenissen’ in eenige trekken geteekend: ‘Malice et enthousiasme, sincérité et fourberie, envolées puissantes et intrigues mesquines, un véritable sens des réalités politiques et des naïvetés de collégien. Et puis aussi quelque chose de fuyant et de bas... cette goutte impure, infectée, qui donne la fièvre.’
L.D.
| |
Radaf Meyseune: Het Klokhof. Romanserie, nr 6. Excelsior, Brugge. - 293 bldz. - Prijs: frs. 10.
Niettegenstaande vele tekortkomingen, een sympathiek boek. In het eerste deel maakt de lezer den plezierigen tijd mee van den hoppepluk in het Poperingsche. In het derde wordt een raak beeld geschetst van het leven in het Westland, tijdens den oorlog, en maakt schrijver een dankbaar gebruik van vele, interessante bladzijden uit zijn oorlogsdagboek van frontalmoezenier. Saaier is het tweede, waar, ik zou haast zeggen: in kanselverhaaltrant, de geschiedenis wordt verteld van een pachteres, een heldin! dit, ondanks bloedige moordpogingen en laag overspel (Hans kan er niet tegen op!) haar sakkerschen vent blijft beminnen met een bovenmenschelijke standvastigheid, welke aan het einde van het boek haar belooning vindt.
Aanbevolen voor volksbibliotheken, voor volwassenen.
In het Westland mag het boek ongetwijfeld op een dankbaar publiek rekenen
J.S.
Jubileum-uitgave van de Wereldbibliotheek.
| |
L. Simons: Tot Afscheid. - Uitg. Mij. voor goede en goedkoope lectuur. A'dam
Aan de wereldbibliotheek, en vooral aan den Heer L. Simons, die haar gesticht en vijf en twintig jaar lang geleid heeft, een eeregroet.
Wat de h. Simons aldus verricht heeft voor de bevordering en verrijking onzer nederlandsche volkskracht, is van zeer bizondere beteekenis. Dat we enkele van de 968 uitgaven, die in deze 25 jaren werden bezorgd door de Wereldbibliotheek moeten afwijzen, vermindert geenzins onze hooge waardeering voor het levenswerk van den h. Simons, die er al zijn krachten opgezet heeft om het naar zijne overtuiging, beste te geven voor Noord en Zuid Nederland.
De Wereldbibliotheek heeft naar aanleiding van dit Jubileum een gedenkboek uigegeven met een bondig historiek van hare werking, een statistiek harer uitgaven, de hulde adressen en de fotos van schrijvers wier werk zij heeft uitgegeven. Van Multatuli's Max Havelaar werden meer dan 78000 ex. verkocht; van Sara Burgerhart ruim 32000; van Vondels Adam in Ballingschap, Lucifer en Gysbrecht resp. 22, 17 en 12 duizenden. Van De Genestet's Volledige Gedichten ruim 34000 ex. Van de moderne nederlandsche schrijvers komt het echtpaar Scharken-Antink vooraan: Van Sprotje werden niet min dan 25000 ex. verkocht en de Jeugd van Francisco Campana is reeds over de 26000 hem.
| |
| |
Dit Jubileum ging gepaard met het afscheid van den stichter en directeur den heer L. Simons die voor deze gelegenheid een reeks studies enlezing en bundelde over boeken en hun beteekenis.
Dr. L.D.S.
| |
Marie Koenen: De Wilde Jager. - 2e Druk. - Uitg. P. Brand, Hilversum.
Het is nu wel erg laat geworden om nog een bespreking te geven van dit werk. Het had ons altijd verwonderd dat het werk van Marie Koenen niet zijn weg had gevonden in het buitenland; maar nu wordt eindelijk een duitsche vertaling aangekondigd van De Wilde Jager, die tot het beste behoort wat M. Koenen ooit geschreven heeft. Laten we hopen dat via Berlijn, haar werk ook in Frankrijk tot bekendheid kome.
Dr. V.
| |
Jan Stormen: De wondere legende van Sint-Servaas. - Uitgeversmaatschappij ‘Veldeke’, Maastricht, 1930.
De grootsche feesten van de zevenjaarlijksche Heiligdomsvaart, die in Juli laatst leden te Maastricht gevierd werden en die zich tot doel stellen meer bekendheid te geven aan de groote geloofsverkondigers der Maasvallei, waren zooals de schrijver zelf in zijn woord vooraf getuigt, voor hem een gereede aanleiding om de Sint-Servatiuslegende van den in 1928 herdachten Hendrik van Veldeke in een voor het volk bestemde prozabewerking te verdietschen. Elke letterkundige pretentie werd daarbij zorgvuldig geweerd. Niettemin is hij er in geslaagd, zooals Pater Albers S.J. in zijn inleiding doet opmerken, den toon der oorspronkelijke legende ‘zuiver, treffend en vaak roerend’ weer te geven. Daarom mag dit werkje er gerust zijn en wenschen wij het een ruime verspreiding toe. Jammer dat aan de uitgave niet wat meer zorg besteed werd.
Dr. C.D.
| |
John Ruskin, zijn leven en zijn werken, zijn opvoedkundige Beginselen en zijn Invloed, met een algemeene bijgewerkte Bibliographie, door Dr. Raph Kreemers. - Uitgeverij ‘Oisterwijk’ te Oisterwijk.
Dit werk, dat in zijn eerste redactie door den schrijver als academisch proefschrift verdedigd werd aan de Leuvensche Universiteit, kon nadien tijdens een verblijf in de Vereenigde Staten en vooral met behulp van de rijke bibliotheek der Universiteit te Chicago tot zijn huidigen omvang bijgewerkt worden. De schrijver stelt zich tot doel, na een kort hoofdstuk over Ruskin's leven en werken, een uitvoerige uiteenzetting te geven over de opvoedkundige beginselen van den grooten Engelschen schrijver. Dit was voorzeker geen gemakkelijke taak daar Ruskin nooit tot een systematiseering van zijn opvoedkundige opvattingen gekomen is en deze bijgevolg uit al zijne werken moeten samengelezen worden. Dit werk werd door den schrijver met buitengewoon veel ijver en nauwgezetheid volbracht en zoo heeft de Nederlandsche lezer thans het eerste volledig en betrouwbaar werk over Ruskin's pedagogische beginselen. Toch kunnen wij bezwaarlijk akkoord gaan met de zuiver-analytische methode, die door den schrijver gevolgd werd en waardoor zijn werk vaak tot een opeenvolging van aanhalingen uit Ruskin's werk en uit vooraanstaande Ruskin-studies verwordt. Daardoor wordt het den lezer moeilijk gemaakt een synthetischen kijk over het Ruskin's opvoedkundige gedachten te verkrijgen. Ook zouden wij gewenscht hebben dat de schrijver wat meer nadruk legde op de geestelijke en cultureele omgeving, waarin Ruskin opgroeide en waartegen hij zich weldra zoo scherp zou verzetten: op den toen heerschenden materialistischen en utilitaristischen geest, die ontstond onder invloed van Bentham, Stuart Mill en Spencer en op het toen algemeen geldend economisch liberalisme. Waar hij het heeft over de overeenkomst tusschen Comte en Ruskin wordt dit op zeer vluchtige wijze gedaan en is de passus bovendien duister. Het heet op blz. 46: ‘Eigenaardig is evenwel de overeenstemming tusschen Ruskin en Comte. Ze kenden elkander niet en toch was Comte op verlei gebied als een voorlooper van Ruskin. Het moge
vreemd klinken den meest systematischen en den meest onsamenhangenden geest - den streng wetenschappelijken man en den strengen metaphysicus - den wijsgeer en den dichter in één adem te noemen; ze staan beiden even ongeloovig tegenover het moderne industrialisme en het dogmatisme der wetenschappelijke hypothese’. Naar alle waarschijnlijkheid wordt in het tusschen streepjes zinsdeel door ‘streng wetenschappelijken man’ Comte aangeduid terwijl dan onder ‘strengen metaphysicus’ Ruskin moet worden verstaan. Is dit echter niet in tegenspraak met blz. 33 waar de schrij- | |
| |
ver met Wülker zegt dat Ruskin geen groot philosoof kon zijn, daar hem het ‘rustig scherp systematisch denken’ ontbrak, met bl. 46 zelf waar hij zegt dat Ruskin ‘geen wijsgeer of wetenschappelijk man in de gewone beteekenis van het woord is?’ Op Comte nu kan deze benaming van ‘strengen metaphysicus’ evenmin toepasselijk zijn daar, deze zooals algemeen bekend is, het metaphysisch denken als een overgangsstadium tot het positivistisch denken beschouwt en het positivisme precies bestaat in het uitschakelen van alle metaphysica uit de wetenschap en in het eenvoudig samenschikken in een systematisch overzicht van alle door de positieve wetenschappen ontdekte wetten.
Ten slotte willen wij er nog op wijzen dat de taal hier en daar wat beter kon verzorgd zijn. Slechts enkele gallicismen, germanismen en foutieve woorden of uitdrukkingen willen wij hier als voorbeeld aanhalen: zoo b.v. bestatigen voor vaststellen, constateeren, mondelingsch voor mondeling, rechtzinnigheid voor oprechtheid, rechtschapenheid, vertiendubbelen, voor vertienvoudigen; noodzaak voor onmisbaar vereischte, de buiten voor het platteland, verschillen met voor verschillen van, vervolmaken en vervolmaking voor volmaken en volmaking, levenswekker voor levenwekker, dwarsch voor dwars, zinnens voor van zins.
Dit alles neemt echter niet weg dat de h. Kreemers met dit boek verdienstelijk werk geleverd heeft.
Dr. C.D.
| |
Clara Siebert, Frau und Volk, Herder Verlag Freiburg im Br.
Zes vooraanstaande duitsche vrouwen behandelen hier elk een vrouwenvraagstuk: wat de vrouw is voor een volk, hoe haar lot met dat van het volk verbonden is, volk en school, jong meisje en volksgemeenschap, vrouwelijk beroep, vrouwenwil en vrouwenzorg. De vorm dezer verhandelingen is zeer levendig: gesprek- dagboek- en briefvorm.
| |
Artur Maximilian Miller. Jungfer Josephe und Meister Balthasar Degenhart. Verlag Herder, Freiburg.
Drie kleermakersgasten zijn verliefd op jufvrouw Josephe en zij stuurt ze alle drie naar den vreemde om er te leeren bekwame mannen te worden. De derde doet zijn best niet. Hij komt terug zooals hij vertrokken was, maar rechtschapen, eerlijk en vol liefde. En jufvrouw Josephe oordeelt dat haar eer en geluk best aan hem vertrouwd zijn.
In de tweede novelle krijgt Balthasar Degenhart zijn Kerstspel maar niet afgedicht. Tot hij de ideale vrouw vindt: in rijpe en reine liefde vindt een man eerst volheid van leven en kunnen.
Het boek is eenvoudig maar wat langdradig van stijl.
| |
Maria Maresch, Neue Jugund, Verlag Kösel und Pustet, München Mk 9.
Schrijfster heeft zich een staf van medewerksters gekozen uit Duitschlands leidende vrouwfiguren. In 46 verschillende opstellen behandelen deze vrouwen verschillende problemen van eeuwigen en van tijdelijken aard in het licht der katholieke levensbeshouwing en in verband met de moderne levenstoestanden. Niet alle problemen zijn even gewichtig, maar over 't algemeen bevat het belangrijke en nuttige raadgevingen voor de jonge meisjes.
| |
Erich Scheurmann, De papalagi, redevoeringen van het Zuidzee-opperhoofd Tuiavii van Tiavea. N.V. Boekerij ‘De Voortganck’.
Dat opperhoofd moet een literaire fictie zijn. Hij kritiseert juist alles wat de hypermoderne, van onze materialistische overbeschaving snabistisch geblaseerde Europeaan, behept met hoogmoed en neurasthenie, beweert verderfelijk te vinden terwijl hij er toch maar met verholen gemak en genotzucht blijft van profiteeren. Voor onze machines en bioscoop hebben de wilden gewoonlijk een vreesachtige bewondering. Indien deze dolle kritiek op onze beschaving werkelijk van een wilde komt is onze conclusie dat van dien wilde iets te maken is en dat men hem gauw beschaven moet om hem zijn talent niet langer te laten verkwisten aan dergelijken onzin.
| |
K. Waliszewski, Katharina De Groote, bewerkt door C.F. van der Horst. W. De Haan, Utrecht.
Het romantisch levensverhaal van een romantische Tsarin. De poolsche schrijver, die met dit boek vóór dertig jaren den prijs der Académie Française won, beschrijft hoe de
| |
| |
veertienjarige ‘Fietje von Anhalt-Zerbst’ gehuwd wordt met den gedegenereerden Peter van Holstein en zoo Tsarin van Rusland wordt. Zij stelt haar ideaal in de opbeuring en bevestiging van den enormen grootstaat, dien Peter de Groote gesticht had. Zij wordt inderdaad na dezen de eenige groote figuur in de rij der russische despoten. Haar despotisme, hoe verlicht ook, hield haar toch afzijdig van alle groote volksbeweging en zij heeft den grooten opstand onder Pugatschen bloedig onderdrukt.
Wij waren niet in de gelegenheid de bewerking te vergelijken met het origineel. Als vertaling is het verdienstelijk en vlot werk.
D.
| |
Les beaux poèmes de Guido Gezellet raduits par Maurice Christiaens et Pierre Groult. Ed. Ecole normale, Braine-le Comte.
Een Vlaming zal vertalingen van Gezelle's verzen zeer bezwaarlijk kunnen waardeeren. Hij zal steeds te veel mismoed ondervinden om de schoonheid die te loor ging, dan dat hij zou kunnen letten op de schoonheid die toch wordt meegedeeld. De vertalers hebben zich van een onmogelijke taak met eere gekweten. De inleiding waarmee zij Guido Gezelle aan de Walen voorstellen, is zeer goed gedocumenteerd.
W.
| |
Eddie Guérin, Vijftig jaren gevangenis, vert. C.F. Van Der Horst, uitgeverij De Haan, Utrecht.
De beruchte misdadiger, moordenaar, inbreker, bankroover Guérin verhaalt hier zijn leven. Als zestienjarige knaap kwam hij in Chicago, toentertijd een waar bandietennest, voor een betrekkelijk klein vergrijp in aanraking met de politie en in de gevangenis, mankeerde daarna de geringe kans welke nog overschoot om een fatsoenlijk mensch te worden en kwam terecht in misdadigersmiddens van cosmopolitischen aard. Tot zijn bizonderste bravourstukken behooren een groote diefstal in een bank van Lyon een tweede in een Parijsche bank (waarvoor hij levenslang krijgt), een sensationeele ontvluchting uit de Fransche strafkolonie. - De zedeles welke de nu zeventigjarige Guérin uit zijn leven trekt is dat misdaad niet veel opbrengt. Hij beproeft ook even wat schuld te werpen op de maatschappij die het den jongen misdadiger haast onmogelijk maakt zich te rehabiliteeren, maar zijn rehabilitatievoornemens zijn wel veelvuldig maar altijd zeer zwakjes geweest en men bedenkt dat, indien Guérin het eens flink beproefd had met de beterschap, de maatschappij ook wel eens iets zou gedaan hebben. Andere moraal heeft deze volkomen amoreele mensch niet. Talent heeft hij zeker en hij had gewis beter gedaan met die gaven te ontwikkelen in plaats van zijn inbrekersvaardigheden.
D.W.
| |
Karin Michaëlis, Bibi. Uit het Zweedsch door Elberts. Uitgeverij Nygh en Van Ditmar, Rotterdam.
Schrijfster verhaalt van een jong meisje dat officieel laat aankondigen dat zij voortaan Bibi zal heeten, op reis gaat, op vacantie gaat, enz. al kleine gebeurtenisjes die ver van ongewoon zijn. Maar zij verhaalt dit op geestigen humoristischen toon, zeer fijn zich inlevend in de psychologie van 't heldinnetje en voor de kinderen voor wie zij schrijft steeds prettig en interessant opmerkend. De geestige en smaakvolle illustraties van Hedvig Collin passen zeer goed bij dit schoone kinderboek.
D.W.
| |
Maurice Dekobra, De strijd om een man, vert. J. Feitsma. A.J. Strengholt, Amsterdam.
Men zou zoo denken dat de auteur met zijn amerikaansche oplagen, na zich een fortuin bijeengeschreven te hebben, zich ook eens de luxe van een ernstig werk zou permitteeren, maar neen. Nu doet hij Oostersch, verteedert zich over een parijsch dametje, ge weet wel, die haar geluk ginder ver ging beproeven, is in 't gezelschap van een pacha die te Cannes trouwt met de jeune première van het ‘Théatre national de l'Odeon’ en nu weet ge al genoeg. Hij (Dekobra) blijft weerzinwekkend lichtzinnig en hopeloos oppervlakkig.
| |
P. Plantenberg-marres, Doda's gouden leed. Hollandia-drukkerij, Baarn.
Een roman uit de negende eeuw is in onze letteren al een zeldzaamheid, daar ons individualisme den mensch van nu alleen en onze woordkunst alleen het schrijven zelf in plaats van het verhaal de moeite waard achtten. Deze schrijfster heeft zich met historische
| |
| |
kennis op de hoogte van haar taak gesteld. Daarmee alleen schrijft men ook nog geen goeden roman. Maar zij geeft blijk van een bizonder dramatisch en tragisch talent. Woord-kunstelarij kent zij niet. Zij schrijft een eenvoudigen mannelijken stijl, zonder moderne gewildheid. Nog vooral om de edele katholieke opvatting van het lijden, een licht dat over heel het werk straalt, zal ‘Doda's gouden leed’ hier een genegen onthaal vinden.
D.
| |
Groninger Volksverhalen, voor 't merendeel verzameld door E.J. Huizenga-Onnekes, bewerkt door K. Ten Laan. J.B. Wolters, Groningen. - Fl. 3.90.
Destijds bespraken wij zeer lovend ‘Het boek van Trijntje soldaats’, vertellingen opgeteekend door Mevrouw Huizenga. Het tweede deel dezer Groninger volksvertellingen is nu ‘Het boek van Minne Koning’. Een vergelijking tusschen de twee vertellers durven wij niet opstellen; waarschijnlijk zijn wij daartoe niet voldoende vertrouwd met het Groninger dialect. Daarentegen zien wij te beter het algemeen, zeer typisch volksch karakter dezer vertelkunst. Want ja, dit is vertellen en het is kunst waarvan ‘auteurs’ nog veel kunnen leeren. Het tweede hoogervermeld boek bevat minder complete, minder op hun geheel afgeronde verhalen. Het benadert meer de folkloristische studie, mede door de verklaringen en nota's van den bewerker, die bovendien de door verschillende vertellers bezorgde stof wetenschappelijk heeft gerangschikt. Het phonetisch weergegeven dialect hindert haast niet: men is er dadelijk aan gewoon. Men vergeet het door de bekoring van de gedegen wijsheid, den drogen humor, de bijzonder rake beelding van de volkstaal. Voor wolwassenen warm aanbevolen.
| |
Prof. Dr. W.J. Aalders, Godsdienst en leven, J. Ploegsma, Zeist. - Fl. 3.25.
Protestantsche opstellen over godsdienst, de majesteit Gods, de bijbel, het gebed, de sacramenten, de gemeenschap der heiligen, enz... Met zeer vele stellingen kan een katholiek zich vereenigen en waar schrijver terloops over het katholicisme spreekt, is zijn toon waardig: doch het blijkt dat hij onze opvatting niet steeds goed begrijpt.
D.
| |
Drs A. Stubbe C ss R, Permeke, reeks Eigen Schoon. De Standaard, Brussel. - Fr. 50
Dit is een hooggestemde studie over den Oostendschen schilder, die thans modieus aan de orde van den europeeschen dag is. Men mag het toejuichen, dat althans deze profeet in eigen land gevierd wordt, zooals hij zeker nergens werd gehuldigd; want deze weelderige Standaard-uitgave is een plechtige hulde. En het mag ook verwonderlijk heeten, terloops, dat een kloosterling de heraut van Permeke's hypermoderniteit is geworden, hier in dit land dat de vooruitstrevendste kunstopvattingen toch niet in de kloosters kweekt.
Aan Pater Stubbe's studie ligt een algemeene esthetiek ten grondlsag, welke het interessant zou zijn te leeren kennen, buiten elke toepassing om, dus in een zuiver theoretische studie. Nu gaat het niet op, hem daarover aan den tand te voelen, daar dit altijd een discussie over Permeke moet, nooit een debat over een theorie kan worden. Nu, over Permeke discuteeren lijkt ons thans overbodig. Men aanvaardt hem of niet; en voor beide stellingen heeft men, n'en déplaise Pater Stubbe, argumenten. Het zijn daarbij de hoogst opgejaagde waarden die spoedigst tot hun vaste kwoteering afdalen. Tijd, eenige rechter! Maar schrijft men thans over de allergrootsten in de kunstgeschiedenis, dan vindt men ook daar steeds een zeker procent gebreken of leemten. Zooveel als op Rubens, Michelangelo, Giotto, fra Angelico moet afgedongen worden, hadden wij ten minste verwacht dat Stubbe zou afdingen op Permeke. Dat hij het niet deed, is een streng teeken van de vergankelijkheid van zijn werk en boezemt ons een zelfde vrees in voor Permeke's oeuvre. Komt eens dit pijnlijk moment van inzinking, dan zullen wij beter erkennen waar Pater Stubbe zijn eigen bedoelingen is voorbij geloopen, door Permeke te noemen ‘een lyrisch visionnair, maar zooals de Hunnen’ of ‘een reus, een elementenbedwinger als Herkules, een bouwer van steden als Jubal, hij torst werelden als Atlas en schept een bovenmenschelijke wereld als Michel Angelo’. Men vraagt zich af wat Permeke en wij aan deze opwinding hebben. Daarenboven wijt Stubbe het bevreemdende van deze kunst aan vier eeuwen Renaissance (uiterlijk vormschoon) maar hij stelt niet vast, dat men zich niet alleen sedert de jaren 1500 over Permeke zou verbaasd hebben, maar dat noch een vroeg middeleeuwer, noch een byzantyn, noch een oude Helleen, noch een Egyptenaar, noch
| |
| |
een Assyriër deze kunst zou aanvaard hebben. Blijven dus alleen de negers en Pater Stubbe loochent ook langs dien kant elke nawijsbare affiniteit. Welnu dat een zeer groote, totaal nieuwe kunst geheel los van alle precedenten, na duizenden jaren menschengeschiedenis zou gevonden worden, is natuurlijk niet onmogelijk. Maar wanneer nu iemand opstaat van wien anderen beweren dat hij deze kunst brengt, moet men dan niet de sluwheid der slang en de voorzichtigheid en argwaan van ergens een ander dier aan den dag leggen, eer men dezen nieuwen god met de Hunnen, Herkules, Jubal, Atlas en Michel-Angelo vergelijkt? Zeker is het geen bewijs tegen een kunst, dat zij absoluut nieuw is, maar het is er ook geen bewijs pró voor. Doch in elk geval bewijst het tegen een criticus, dat hij een kunst bij haar ontstaan onvoorwaardelijk en kritiekloos ophemelt, vooral wanneer deze nog aan geen enkel criterium van betrouwbaar allooi kon onderworpen worden.
Men gelieve aan te stippen dat met dit alles over Permeke's werk niets gezegd werd en wij enkel de geestelijke houding van zijn verkondiger en profeet hebben betwijfeld. En nog is met deze regelen slechts vagelijk naar de kern der kwetie gewezen, van nevenkwesties dan verder gezwegen.
Drs Stubbe schreef blijkbaar dit zeer verzorgd uitvoerig opstel, in het bewustzijn een daad van moed en durf te stellen. Moge het mettertijd ook meer en meer blijken een beraden en gepaste verstandige verstandsdaad geweest te zijn. Dit zal ook den Heer Cordemans, die dit avant-gardeboek in zijn schoone reeks heeft ondergebracht, tot eer strekken.
D.W.B.
Uitgaven der Firma J.B. Wolters te Groningen: |
Prijs: |
Ing. |
Geb. |
Palestina, door Dr. J.H. Ronhaar |
f 3,50 |
f 3,90 |
Hauptperioden, door B.E. Bouwmans & Th.A. Verdenius |
f 4,25 |
f 4,75 |
Die Freiherren von Gemperlein, door Marie von Ebner-Eschenbach |
|
f 0,75 |
Ein Deutsches Plauderstundchen, door L. Bot en J. Houtepen |
f 1,20 |
f 1,40 |
Beknopte Engelsche Spraakkunst, door L. Bot en J. Houtepen |
f 1,- |
f 1,20 |
Oefenboek bij de Beknopte Engelsche Spraakkunst, door L. Bot en J. Houtepen |
f 1,- |
f 1,20 |
Woordenlijst behoorende bij Oefenboek bij de Beknopte Engelsche Spraakkunst, door L. Bot en J. Houtepen in den prijs begrepen. |
|
Beginselen der Staathuishoudkunde, door A.C.W. Van Es |
f 1,90 |
f 2,10 |
Den Spyeghel der Saligheyt van Elckerlijc, door Dr. H.J.E. Endepols |
|
1,20 |
Fransch Woordenboek, door K.R. Galias en C.R.C. Kerckenrath; |
|
|
Twee deelen: |
|
f 7,50 |
|
Elk deel: |
|
f 3,75 |
Verschenen:
Het Boek van Minne Koning. Groninger Volksvertellingen. Deel II verzameld door E.J. Huizenga-Onnekes, met vele prenten en initialen in hout gesneden door Johan Dijkstra, te Groningen bij P. Noordhoff. 1930.
Minne Koning was een oude Groninger boer, die op 75 jarigen leeftijd in een gasthuis overleed. Hij was een levend folkloristisch document en E.J. Huizinga-Onnekes heeft de gelukkige gedachte gehad uit zijn mond een aantal typische Groninger vertellingen op te teekenen en te bundelen. Ook enkele andere vertellers komen hier aan het woord. Voor folkloristen en literators een snoepje. Het dialect dat hier wordt gebruikt, is volstrekt geen hinderpaal. Een bladzijde lektuur en men is er mee vertrouwd. De uitgever heeft het boek tot een weelde gemaakt. De geslaagde houtsneden van Johan Dijkstra hebben daar in ruime mate toe bijgedragen. |
|
Friedrich Hebbel: voornamelijk naar zijn dagboeken; door Dr. C.J. Wijnaendts Francken. - Uitg. Wereldbibliotheek.
Het boek behelst: I Korte Levensschets. II De tooneelschrijver en dramaturg. III Hebbel's denkbeelden over kunst. IV Hebbel's Philosophie en Godsdienst. V Over de Vrouw, het huwelijk en de liefde. VI Hebbel's dagboeken. VII Aphorismen uit de dagboeken en besluit met een bibliographie en een register. |
| |
| |
Paul Halflants: Livres de Chevet. Essai de catalogue raisonné des meilleurs manuels pour l'entretien de la culture générale. Nouvelle édition. - Librairie de Lannoy, Genval. - Pr. 7 fr.
Een boekje dat velen, ouderen en jongeren, met vrucht, zullen lezen. |
|
Beeldtelegraphie en Televisie: Het overbrengen van beelden per draad en per radio. Populaire uiteenzetting door Ir. Max Polak. Met 29 foto's en teekeningen. - Uitg. Kosmos, Amsterdam. - Pr. 95 cent. |
|
Gebeden en overwegingen over Het Leven van Jesus-Christus door Thomas a Kempis: uit het latijn vertaald door Vincent Lefere, pastoor te Rolleghem-Capelle. 422 blz. - Pr. 12 fr. - Te verkrijgen bij den vertaler.
‘Dit zijn, - aldus de vertaler in zijn bericht - godvruchtige overwegingen in gebedenvorm, over het leven van Jesus-Christus. Het is een boek waarvan ik nooit had hooren spreken vóór de Latijnsche uitgave ervan door Pohl in het jaar 1902. En nochtans dit Boek is in alle opzichten waardig van den vermaarden schrijver van de Navolging. Moge deze eerste vlaamsche vertaling van “Orationes et Meditationes” welkom zijn bij mijne geloofsgenooten. Al wie naar volmaking in het geestelijke leven streeft, zal voorzeker een goeden leidsman vinden in den gelukzaligen Thomas a Kempis die hier in dit boek zoo vroomhartig, zoo zoetelijk, zoo wonderbaar schoone bidt tot Jesus-Christus’. |
|
G.K. Chesterton: The innocence of Father Brown. Bewerkt door Dr. N.H.M. Zwager. Uitg. Wolters, Groningen. - Pr. ing. 1.20 fl. geb. 1.40 fl.
Leeraars in het engelsch koopen dit boekje voor schoolgebruik. |
J. Brummelkamp: Sociale geographie van Afrika. II Midden- Zuid- en Oost-Afrika Uitg. Wolters, Groningen. - Ing. 3.90 fl. geb. 4.50 fl.
We hebben reeds het eerste deel dat over Noord-Afrika handelt aangekondigd. Ter perse is: Palestina, door Dr. J.H. Bronhaar.
Beatrijs, naar het Haagsche handschrift uitgegeven door C.S. Kaakebeen. 8e druk, bezorgd door Dr. D.C. Tinbergen. - Uitg. Wolters. Pr. 0,75 fl.
Alle aanbeveling overbodig.
Den Spyeghel der Salicheyt van Elckerlyc, uitgegeven door Dr. H.J.E. Endepols. 2e Druk. - Pr. 1.25 f. - Uitg. Wolters.
We hebben reeds gewezen op de buitengewone verzorging, naar inhoud en uitgave, van deze Lyceum-herdrukken. |
H. Teirlinck: zon. Een kleur uit Teirlinckx's bundel Zon-beschrijvingen die vijf en twintig jaar geleden bij C.A.J. Van Dishoeck verscheen.
Een wonder van detailkunst. |
Tip- Top- Serie: Uitgave Van Holkema en Warendorf. - Prijs 1 gulden.
Een heel stel geillustreerde verhalen voor jongens en meisjes van 10-14 jaar:
Agatha: Frida en haar Nichtjes. - E. De Pressensé: Huishoudstertje. - Suze Andriessen: Constance De Wild. - E. Molt: De Kluizenaar in het Woud van Glenchon. - Miss Cummins: De Lantaarnopsteker. - G.A. Henty: Door de russische Sneeuwvelden. - J. Kist: De ondergang van het rijk van Montezuma. - G.A. Henty: Lotgevallen van twee jongens in Transvaal. - A.B. Korff: Een vavantiereisje van een hollandschen jongen naar Java. - J.P. Zoomers-Vermeer: Reintje van den Watermolen. - D. Dykstra: De Jongens van Oudenoord. - Suze Andriessen: Augusta. |
Herdrukken:
Andreas Latzko, Menschen in den oorlog, zevende druk. Uitg. Wereldbibliotheek, Amsterdam. |
Prof. Sigmund Freud, De invloed van ons onbewuste in ons dagelijksch leven, vert. Johan Stärcke, arts 2e vermeederde druk, Wereldbibliotheek, Amsterdam.
Aanbevolen boeken: |
|
P. Cajetanus Maria van Bergano, Het lijden van Christus, vertaald door P. Dr. Silverius van Vechel o.m. cap. J.J. Romen en Zonen, Maesyck 1930 Fr 57.75. |
|
|