| |
| |
| |
Boekbespreking
S. Fedortchenko: Le peuple à la guerre. (Coll. ‘Combattants européens’). - Librairie Valois Paris. - 12 fr.
Geen roman, geen handeling, geen hoofdfiguur; slechts een verzameling van opmerkingen en zegswijzen van gekwetste soldaten door schrijfster in een ambulancie van 't Russisch front verzorgd, en door haar neergepend. En het boek aldus tot stand gekomen treft en boeit door een accent van diepe oprechtheid. Het had onmiddellijk veel bijval in 't land der Sovjets; en niet te verwonderen, want het geeft, in zijn geheel genomen, een veroordeeling van den oorlog. Heel de ziel van den Russischen soldaat leeft er in; de ziel van die eenvoudige boerenjongens, die de overgroote meerderheid van het leger uitmaakten, en onverwachts in aanraking kwamen met iets geweldigs, dat al hunne begrippen over 't goede en het kwade in de war kwam brengen, en waarschijnlijk aldus de revolutie in de hand werkte.
Misschien is dit boek wel wat al te eenzijdig, maar het is levendig geschreven, en zoo door en door Slavisch!
L.D.
| |
Francis Ambrière: Joachim du Bellay. - Firmin-Didot. Paris. - 15 fr.
Geen geromanceerd leven, maar een getrouwe levensbeschrijving, vlot geschreven, en die men met oprecht genot leest.
Du Bellay een der grootste dichters der ‘Pleïade’, en van zijn tijd, wordt gewoonlijk achter Ronsart gesteld; ten onrechte evenwel, want Du Bellay wint het van zijn beroemden tijdgenoot in diepte van gedachte en van gevoel. Ware hij blijven leven, voorzeker had hij de plaats veroverd die hem toekwam. Doch na een veelbewogen leven, dat een ononderbroken opeenvolging was van beproeving en smart, van tegenkanting en tegenspoed, moedig en met christelijke gelatenheid gedragen, stierf de dichter op 35 jarigen leeftijd, juist toen het geluk hem scheen te willen toelachen.
Dit boek van een jongen geestdriftigen schrijver is een hulde van bewondering voor den te weinig gekenden en te zeer verwaarloosden dichter. Het is het lezen waard.
T.
| |
Walther Rathenau: Le Kaiser. - Quelques méditations. Avant-Propos de Félix Bertaux. - Editions Kra. Paris. - 12 fr.
Rathenau was een hevige tegenstander van Pruisens heerschappij over Duitschland, en wilde het Rijk bevrijden van al de strakke vormen, door Bismarck zoowel als door Marx opgelegd en aangeprezen. Zijn ideaal was de echte ziel van Duitschland versmacht door Pruisen, weer wakker te roepen. In dit boekje tracht hij den Kaiser door zijn volk - en weerkeerig - uit te leggen: de Kaiser die, door de toejuichingen, de aanbiddende bewondering, de slaafsche navolging van zijn volk verblind en gedragen, de werkelijkheid uit het oog verliest, zijne wildste droomen voor nuchter realisme neemt, en zichzelf bedwelmt door hoogdravende woorden en gebaar; het volk, dat op zijn knieën voor den vorst ligt, hem bewierookend zonder hem ooit te durven oordeelen, dronken van de snel groeiende macht en rijkdom.
L.D.
| |
Arnold Bennett: L'Escalier de Riceyman. Traduit de l'anglais par Maurice Rémon. Préface de André Maurois. (Coll. Le Cabinet Cosmopolite). - Delamain et Boutelleau. Paris. - 24 fr.
Schrijver, een der meest gevierde Engelsche romanciers ten huidigen dage, heeft veel talent; hij kan een roman opbouwen, en uit duizend kleine details een stevig geheel
| |
| |
vormen. Dit boek leest men met onverzwakte belangstelling tot het einde toe, zonder echter een enkelen keer oprecht ontroerd te worden. Schrijver heeft een aangeboren hekel aan alle sentimentaliteit, en zoekt zijne toevlucht in een zeker gewild cynisme dat wel niet alle gevoel uitsluit, maar toch koudheid over het geheel brengt. In dezen roman geeft hij ons de lotgevallen van een wel getypeerde gierigaard - die toch de loef niet zal afsteken aan Balzac's beroemde Père Grandet - verliefd op eene reeds rijpe banketbakster, die aan dezelfde kwaal mank gaat als hij. Ze trouwen, en wedijveren zoo goed in hunne al te ver gedreven spaarzaamheid, dat ze aan de ziekte weldra geen weerstand meer kunnen bieden. Veel scherpe waarnemingsgeest, een klaren blik voor het schilderachtig detail, een gaaf om het komische zelfs uit het treurige te halen; maar geen grootschheid, geen echte poêzie, geen hoogere vlucht. Alleen Elsie, de arme schommelmeid, is aantrekkelijk en edel van karakter.
L.D.
| |
Floris Prims: De ‘Kapel van Burgondië’. Boekhandel ‘Veritas’.
De onvermoeibare archivaris der stad Antwerpen, E.H. Floris Prins, heeft een echt kleinoodje geleverd aan alle vrienden van oude kunst, door zijn historiek en beschrijving der te weinig gekende ‘Kapel van Burgondië’. De verzorgde uitgave, de sierlijke platen komen nog luister bijzetten aan de boeiende gegevens. Want E.H. Prins weet altijd levendig te vertellen en oude tijden op te tooveren zoodat men er zich in terug waant.
De geschiedenis van de familie Van Immerzeele, haar luister en het bouwen der kapel, is een buitengewoon interessant stuk werk. Maar, vooral hebben ons de bladzijden getroffen waar de schrijver de beteekenis der symboliek uiteenzet te pas gebracht in het beeldhouwwerk van het gewelf. Heel de innigheid der middeneeuwsche mystiek waait den lezer tegen uit de woorden, die E.H. Prins verrijkt met citaten uit oud-vlaamsche liederen of strophen uit de larijnsche liturgie. Nu deze liturgie gezuiverd werd op eene voor zekeren al te schoolsche strengheid, doet het deugd die poëzie op eens weer te zien opduiken, ab bloemekens na een barren winter. Puik werk! En artistiek genot!
M.E.B.
| |
Franz Werfel: Le Passé ressuscite. (Der Abituriententag). Roman traduit de l'allemand par Louise Faisans-Maury. Préface de Félix Bertaux. (Coll. Le Cabinet Cosmopolite). - Delamain et Boutelleau. Paris. - 21 fr.
De geautoriseerde nederl. vertaling van R. Schilfgaarde uitgegeven door de Erven J. Bijleveld. Utrecht, verscheen onder den titel: Reunie.
Een vreemd, weinig verkwikkelijk boek, dat men evenwel in eén adem uitleest. Dr. Ernst Sebastian, rechter van instructie ondervraagt een man beschuldigd van den moord eener publieke vrouw. Een banaal geval. De man antwoordt weinig, de rechter is haastig: 't wordt laat, en hij moet nog een vergadering bijwonen. Plots meent hij, in den ineengezakten man vóór zich, een zijner vroegere collegemakkers, Franz Adler, te herkennen. Heel den nacht kwellen hem de opgeroepen beelden uit die verre jaren, en om aan de nachtmerire van die vreeselijke herinneringen te ontsnappen, pent hij ze, uur na uur, in een soort snelschrift neer. Wroeging en angst verteeren hem, want indien Franz Adler nu op de bank der aangeklaagden zit, dan valt de verantwoordelijkheid daarvan op hem, den rechter. Want hij is het die, vijf-en-twintig jaren geleden, zijn makker van de studie heeft afgebracht, en verleid tot drinken en erger nog; die hem den weg der verdachte huizen heeft geleerd en alles in 't werk gesteld heeft om van hem een bedorveling te maken - dat alles uit lage afgunst, omdat Adler moreel en verstandelijk hooger stond dan hij. Adler heeft hij ten val gebracht. En nu is hij een wrak geworden. De rechter heeft aan dat somber verleden nooit meer gedacht; succes en bijval waren zijn lot in 't leven. Nu dreigt hij te verzinken in den modder van 't verleden. Wat zal hij doen? Met
| |
| |
stijgende spanning volgt men de hijgende biecht van den ellendeling, die een eerlijk man in de oogen der wereld is. Veel talent, maar geen boek voor jongeren.
L.D.
| |
Lucien Gennari: L'Italie qui vient. Témoignages politiques et littéraires. - J. Tallandier. Paris. - 12 fr.
Schrijver heeft met scherpen blik de politieke gebeurtenissen zoowel als de literaire gedachtenstroomingen der laatste halve eeuw gevolgd, en is tot de aanmoedigende overtuiging gekomen, dat de oorlog eene kentering voor het goede in Italië heeft te weeggebracht. Het materialisme dat vroeger zegevierde, heeft uitgeleefd om plaats te maken aan godsdienstige beslommeringen. Verscheidene der beste hedendaagsche schrijvers zijn uitgesproken katholiek; anderen, alhoewel niet geloovig, zoeken toch de oplossing van 's levensvraagstuk in spiritualistische richting. Nadat hij Fogazzaro de wel verdiende hulde toekent die hem ten huidigen dage wel eens geweigerd wordt, herleidt hij de herleving der katholieke letteren tot den grooten Manzoni, Italiens roem. Daarna komt de beurt aan Giulio Salvadori, dichter der nederigheid; aan Filippo Crispolti, die een groote rol speelde na 1870; aan Ferdinando Paolieri en Ferdinando Martini,de beste Toscaansche prozaschrijvers; aan Salvator Gotta, de kroniekschrijver van het nieuw Italië; aan Ercole Luigi Morselli, de beste Italiaansche tooneelschrijver van deze eeuw. En eindelijk laat hij recht wedervaren aan het fascisme, dat orde en tucht is komen brengen waar anarchie heerschte en bolsjevisme dreigde, en het Italiaansche volk zijne vroegere grootheid weer ndachtig maakte.
Een uiterst belangrijk boek.
T.
| |
M. Constantin-Weyer: Clairière. Récits du Canada, avec 16 illustrations. 28e édition. (Coll. Les Livres de Nature). - Delamain et Boutelleau. Paris. - 12 fr.
M. Constantin-Weyer is een talentvolle schrijver. Hij heeft iets te zeggen, en zegt het eenvoudig en oprecht. Geen kunst om de kunst, geen beschrijven van pathologische gevallen, geen uitgesponnen, ziekelijk freudisme, maar een gezond optimisme. Het boek dat hij ons nu geeft, is geen roman, maar het relaas van zijn jarenlang verblijf, ginder ver in 't Noorden van Canada, aan den uitkant van het oerwoud. Daar ontginde hij velden waar hij koren en haver liet groeten, en deed aan veefokkerij. Tusschen door ging hij op jacht, en bestudeerde heel de prachtige, grootsche dieren- en plantenwereld, heel den wonderbaren gang der vier jaargetijden in de heerlijkheid der noordelijke natuur.
Dit alles geeft hij ons levend terug in dit mooi en frisch boek, dat leest als een roman en boeiender is dan menig modern roman.
L.D.
| |
G. Constant: La Réforme en Angleterre. Le Schisme anglican. Henri VIII (1509-1547). - Librairie académique Perrin. Paris. - 50 fr.
Schrijver heeft voor doel gehad ‘de dégager, de la foule bigarrée et mouvante des faits, les idées générales et les évènements essentiels, qui donneront aux uns sur la Réforme anglicane quelques notions précises, et aux autres le désir de pousser plus avant cette étude’. Met groote klaarheid, bondig en levendig legt hij de oorzaken en de voorafgaande gebeurtenissen van het schisma uiteen. En wanneer men die bladzijden leest, begrijpt men beter hoe het mogelijk was dat gansch een volk, gansch een geestelijkheid, onderdanig en laf, de grillen van een wulpschen vorst zich lieten welgevallen, en zonder meer hun katholiek geloof lieten varen. Niet minder interessant zijn de hoofstukken gewijd aan de echtscheiding van den Koning, die zijn afbreken met Rome tot gevolg had; aan het koninklijk oppergezag en de voltrekking van het schisma; aan het afschaffen der kloosters en aan de voorstanders van de katholieke eenheid, Thomas Morus, Kardinaal Pole, Bisschop Fischer; aan de vooruitstrevende partij met Thomas Cromwell en Cranmer; zoowel als aan de gematigde partij, geleid door Gardiner en Stokesley. Henri VIII zelf haatte het protestantisme en beoogde slechts eene ‘katholieke kerk’ waarvan hij het hoofd zou zijn.
| |
| |
Alles is te lezen in dit zeer interessant en goed gedocumenteerd boek, en de talrijke nota's achteraan, die meer dan de helft van 't zware boekdeel uitmaken, geven nog menig belangrijk détail, en vullen alle leemten best aan.
T.
| |
A.A. Kuhnert: Front de guerre des Femmes. (Coll. ‘Combattants européens’). - Librairie Valois. Paris. - 13.50 fr.
Dit boek heeft bijzonder veel bijval genoten in Duitschland, het is de ‘vrouwelijke roman van den honger, van de armoede, van de liefde, gedurende den oorlog in Duitschland. Het werpt een schel licht over de toestanden, ginder achter het front, terwijl vaders en zoons in de loopgraven stierven. Al heel gauw heerschten honger en armoede, vooral in de steden. Wat moesten de vrouwen doen om aan den honger te ontsnappen? Dit treurig boek licht ons in. Margot, het piepjonge meisje, vol droomen en illusies, doet zoovele ontnuchterende ondervindingen op, zelfs in hare onmiddellijke omgeving, dat heel haar moreel evenwicht schipbreuk lijdt. Ze gaat aan alle moreele waarden twijfelen. Hoe zou ze in hare ontreddering zich zelve kunnen verdedigen en aan de Loreley-stem der bekooring weerstaan?
Het boek is met veel talent en boeiend geschreven. Jammer dat er hier en daar fouten tegen den goeden smaak - zou echt duitsch - te vinden zijn die het ontsieren.
L.D.
| |
Paolo Monelli: Les pieds devant. (Coll. ‘Combattants européens’). - Librairie Valois. Paris. - 13.50 fr.
Dit is het oorlogsboek der Alpenjagers op het Italiaansch front. Een dagboek, van dag tot dag geschreven, zonder letterkundige bijbedoelingen, maar buitengewoon levendig en aangenaam om lezen, vol sprankelende humor en optimistische blijheid. Geen pathos, geen jacht naar effect door het beschrijven van gruwelijke tafereelen. Toch duikt het tragische onder de eenvoudigheid wel op, want de Alpenjagers hadden het hard te verduren. Soms verraadt een enkel woord de smart en de vernedering der nederlaag, of de wrok, de verontwaardiging tegen onbegrijpende overheden. Andere tooneelen integendeel lokken een schaterlach uit. Schrijver, een luitenant die heel den oorlog meegemaakt heeft, kende zijn jongens, en voelde warm voor die nederigen, die zoo eenvoudig en dapper hun plicht kweten en hun leven gaven. Maar hij valt niet malsch voor de hoogere militaire overheid die, op veiligen afstand van de vuurlijn, orders uitzond, die al te dikwijls geen rekenschap hielden met de bloedige werkelijkheid, en op z'n zachtst genomen, van eene al te groote onwetendheid getuigden der toestanden waarin de soldaten verkeerden.
L.D.
| |
Jean Boccace: Vie de Dante. Traduit de l'Italien par Pierre-Gauthiez. - Editions Jules Tallandier. Paris.
Boccace werd te Parijs in 1313 geboren, zeven jaren vóór Dante's overlijden: Uit eerste bron heeft hij dus de overlevering over Dante's verblijf te Parijs kunnen vernemen. Later, in Italië zelf, hoorde hij meer over den grooten dichter, voor wiens karakter en genie hij eene diepe vereering had. In dit beknopt boekje geeft hij ons een prachtig en volledig beeld van Dante. Al is men het altijd eens met den schrijver, toch rijst die edele figuur voor ons in al zijne fiere schoonheid. Veel nieuwe trekken vinden wij er natuurlijk niet in, daar de meeste latere Dante's biografen aan deze bron hebben geput. Maar uiterst interessant is het, deze beknopte bladzijden te lezen, zoo kort na Dante's verdwijnen geschreven. De vertaling is uitstekend, en geeft zeer kunstig het Italiaansch der 14e eeuw dat nog zoo dicht bij het latijn stond, terug. Vertaler heeft uit het origineel werk slechts deze deelen geweerd, die er al te klaarblijkelijk later ingelascht werden, en maar weinig te maken hadden met het eigenlijke onderwerp.
T.
| |
| |
| |
Jet Luber: Het Gezin. ‘Maatschappij voor Goede en Goedkoope Lectuur’, Amsterdam, 1930.
‘De hoofdpersoon in dezen roman leeft in onbevredigdheid bij haar werk, omdat ze in haar eenzaamheid verlangt naar het voller leven van het gezin. Haar persoonlijke aantrekkelijkheid heeft haar echter nog niets dan vluchtige liefden doen winnen en zoo laat zij, als in haar leven de jonge man komt, die haar werkelijk tot vrouw begeert, zich meevoeren door dat verlangen naar het ‘gezin’, zonder zich rekenschap ervan te geven of zij dat wel met dezen man mag vestigen. Die ‘vergissing’ drijft tot een tragische oplossing als blijkt hoe haar man, in zijn eigen begeeren naar voldoening en kroost, zijn egoïstisch verlangen stelt boven de kracht van haar teere persoonlijkheid en zij aldus het slachtoffer dreigt te worden van den onweerstaanbaren drang, die haar eenmaal haar levensvervulling beloofde. Een ondergang, dien ze ten slotte zelf bewerkstelligt, ter wille van haar kinderen. Tot daar de korte inhoud van het verhaal, zooals hij op het titelblad te lezen staat. Het is de tragedie van een vrouw, die zich vóór het huwelijk voor het gezinsleven geboren waant en nadien door hare tweeslachtigheid, die haar zoowel het leven als zuivere artiste voor de kunst alleen als dat als gewone vrouw voor het gezin alleen, onmogelijk maakt, en mede tengevolge van het brutaal-zinnelijk en egocentrisch karakter van haar man, in de volstrekte liefdeloosheid voor man en kinderen verzinkt. Het is het droevig beeld van het modern huwelijk dat niet beheerscht door plichtsbesef, moreel gevoel en wederzijdsch begrip tot ontbinding overgaat. Als letterkundig werk heeft deze roman niets, dat hem boven de kleurloosheid en de eentonigheid van het would-be literaire genre doet uitkomen.
Dr. C.D.
| |
Dr. H.J.-J. Janssen: Montaigne fideïste.
In haast alle handboeken van geschiedenis der Fransche letterkunde kan men lezen dat Montaigne, de schrijver der beroemde Essais, onder den invloed van het humanisme en van het toentertijd zeer verspreid pyrrhonisme tot het scepticisme is overgegaan. E. Faguet verwerpt dezen term en stelt voor agnosticisme, positivimse of probabilisme; ook Gustave Lanson beweert dat hij veeleer positivist dan scepticus is. Nog anderen, waaronder b.v. Sainte-Beuve, Bonnefon, Champion en Guizot houden staande dat hij alle geloof over boord geworpen heeft. Daartegen werd in de laatste jaren verzet aangeteekend door Strowski, Villey en Busson. De schrijver van dit academisch proefschrift dat in Maart II. aan de universiteit van Amsterdam verdedigd werd, stelt zich tot doel deze zaak in het klare te trekken. Zijn opzet is aan de hand van de Essais en voornamelijk van de Apologie de Raymond Sebond te bewijzen dat het fideïsme den grondslag van Montaigne's godsdienstige opvattingen uitmaakt en dat daardoor alleen het antagonisme tusschen het volstrekte scepticisme en het onwankelbaar geloof, dat in de Essais zoo vreemd aandoet, kan worden verklaard. Het fideïsme, ook ‘christelijk scepticisme’ of ‘christelijk pyrrhonisme’ genoemd, nu is, zooals men weet, een philosophisch en theologisch stelsel, dat tegen het rationalisme der Paduaansche school reageerde en in de 16e eeuw onder de Fransche katholieken en protestanten talrijke aanhangers telde. Het beweert dat er tengevolge van de zwakheid en de onbetrouwbaarheid der menschelijke rede buiten het geloof aan de goddelijke openbaring geene godsdienstige zekerheid (godsdienstig fideïsme) of zelfs geene zekerheid hoegenaamd (radicaal fideïsme) mogelijk is. ‘Buiten het geloof, geen zekerheid’ was zijne leuze. De h. Janssen nu bewijst aan de hand van talrijke citaten dat Montaigne zijn gansch leven
lang een aanhanger van het godsdienstig fideïsme, dat ofschoon nooit door de kerk veroordeeld toch niet als strict rechtgeloovig mag worden aanschouwd, geweest is en zelfs op zeker oogenblik, nl. in de Apologie de Raymond Sebond van het radicaal fideïsme. Daardoor staat voortaan het geloof van Montaigne boven allen twijfel verheven, ofschoon de h. Janssen zelf toegeeft dat, al is Montaigne fideïst voor wat het geloof aangaat, hij rationalist of liever heiden is op het gebied der moraal, een verschijnsel dat men bij de humanisten
| |
| |
vaak aantreft. Het werk van den h. Janssen is een waardevolle bijdrage tot wat men met een barbaarsch woord de ‘Montaignologie’ genoemd heeft en tot het beter begrip van de Fransche zestiende eeuw en van het humanisme over het algemeen.
Dr. C.D.
| |
Giambattista Vico: L'Autobiografia, il Casteggio e le Poesie varie, a cura di B. Croce e F. Nicolini. Bari, Laterza, 1929. Lire 30.
De bekende Italiaansche philosoof Giovanni Battista Vico (1668-1744) wordt veelal als de grondlegger van de moderne philosophie der geschiedenis en van de psychologie der volkeren beschouwd. Hij was de eerste die met de universalistische opvatting der maatschappij, die aan de middeleeuwen eigen was, brak en onze moderne maatschappij als een wereld van naties aanzag. Hij heeft vooral gewezen op het sociaal karakter van den mensch en aangetoond dat de burgerlijke vrijheid bestaat in de onderwerping aan de wet en in de noodzakelijke en rechtvaardige onderwerping van het particulier belang aan de publieke belangen, aan de heerschappij van den staat, die het orgaan van de gemeenschap is. Dank zij het fascisme, dat op gelijkaardige theorieën berust, is in Italië de belangstelling voor Vico in de laatste jaren aanzienlijk toegenomen. Bovenstaand boek is het vijfde deel van Vico's volledige werken, die in de bekende reeks ‘Scrittori d'Italia’ (Italiaansche schrijvers) van Gius. Laterza te Bari verschenen zijn en bevat de kleinere werken van den philosoof, nl. zijn autobiographie, de correspondentie van, aan en over hem en ten slotte verschillende gedichten. De uitgave werd bezorgd door den bekenden philosoof Benedetto Croce en door F. Nicolini en is van talrijke historische en verklarende nota's voorzien. Technisch is dit werk, zooals trouwens alle uitgaven van Laterza, zeer goed verzorgd.
Dr. C.D.
| |
Jemolo Arturo Carlo. Il Giansenismo in Italia prima della Rivoluzione. Bari. Gius. Laterza. 1928.
Alwie in Frankrijk en Belgiê ook maar een zeer beperkte geschiedkundige ontwikkeling bezit, weet ten minste dat er een jansenistische beweging bestaan heeft en herinnert zich sommige algemeene kentrekken van die godsdienstige strooming der XVII-XVIIIe eeuw. Italië heeft ook zijn Jansenisten gehad maar bijna niemand wist er wat van. Tot over enkele jaren scheen men zich haast niet meer te herinneren in Italië, dat er ginds zoo iets als een jansenistische beweging bestaan had (VII-X). Met de groeiende belangstelling voor al de godsdienstige vraagstukken, trad de laatste jaren ook dit punt meer op den voorgrond, en in hooger vermeld werk geeft Jemolo een merkwaardige studie ten beste over het Jansenisme in Italie vóór de Omwenteling. De oorsprong van het italiaansch Jansenisme, zijn voorname kentrekken, zijn afkeer en zijn vergoding, zijn houding tegenover kerkelijk en pauselijk gezag, en het pauselijk optreden tegenover die beweging, dat alles wordt door schrijver grondig en helder uiteengezet, zonder vooringenomenheid van geen kanten (XXXVIII). Hij wil trouwens het gewicht dier beweging niet overdrijven (412). Van italiaansch-nationaal, niet van katholiek standpunt, zou het fanatisme der Jansenisten op 't einde der XVIIIe eeuw nog licht te vergeven zijn; zij hebben samengespannen met prinsen en staatslieden, en dezen met hen, niet uit overeenstemming op theologisch gebied, maar om elkander wederzijdschen steun te bieden in den strijd tegen pauselijk en kerkelijk gezag, waaraan beiden om zeer uiteenloopende redenen zich wilden onttrekken. Van katholiek standpunt eindigden zij als opstandelingen (403-418).
Op godsdienstig en leerstellig gebied vertegenwoordigt het italiaansch meer nog dan het fransche jansenisme in de kerkgeschiedenis een algeheele, onherstelbare nederlaag, al heeft de Kerk sedert dien meer dan één misbruik, waartegen ook de Jansenisten te keer gingen, krachtdadig onderdrukt.
Overigens vertegenwoordigt het Jansenisme in het leven der Kerk slechts de voorbijgaande uitdrukking van een eeuwigdurenden gemoedstoestand, eindeloos heen en
| |
| |
weer slingerend tusschen twee uitersten, waartusschen de Kerk van af het begin van haar bestaan met al hare macht de geesten moest in evenwicht houden: n.l. om aan het christendom zijn algemeen karakter te behouden, te beletten dat het de zuivere maar enge kring zou worden van de helden der zedelijkheid of van de geleerden of van de dapperen, en tevens te vermijden dat zou prijsgegeven of vergeten worden wat wezenlijk in de boodschap van Christus. Voor ons, katholieken, is het een geloofspunt, dat een goddelijke bijstand haar geleidt in die poging om de eenheid te bewaren; maar ook velen, die in het werk der Kerk enkel een bewonderenswaardig geschiedkundig gebeuren ontwaren, zijn van oordeel dat zij er sedert negentien eeuwen gelukkig in geslaagd is om die ononderdruk bare tegenstrijdigheid te overheerschen (418-425).
Dom Franco de Wyels, O.S.B.
| |
Buonajuti Ernesto. Il Critianesimo vell' Africa Romana. - Het Christendom in Romeinsch Africa). Bari, Laterza, 1928.
Het Christendom kende in Romeinsch Africa drie voorname, snel opeenvolgende tijdperken: de onstuimige jongelingsjaren met hun ontembaren Tertullianus, de volwassen jeugd met haren strengen Cyprianus, de volheid van den rijpen ouderdom met zijn ongeëvenaarden Augustinus. En onmiddellijk daarop, de inval der Vandalen en de algeheele vernietiging der Africaansche Kerk. Maar haar geest was onuitroeibaar en leeft voort in de Westersche Kerk, aan wie zij op leerstellig, ascetisch, liturgisch, maatschappelijk, cultureel en kerkwettelijk gebied vaste beginselen overleverde, die de grondslag gebleven zijn van haar onoverwinnelijke macht en wereldveroverenden invloed.
Dat alles wordt meesterlijk ontleed door E. Buonajuti. Maar schrijver is bekend om zijn vrijzinnige opvattingen der katholieke leer en in 't bizonder der kerkelijke geschiedenis. Hij levert er eens te meer het bewijs van in deze geschiedenis van het Christendom in Romeinsch Africa. Als met opzet worden daarin de protestantsche en modernistische thesen gehuldigd en stelselmatig worden zelfs de meest gewaardeerde katholieke geleerden doodgezwegen. Het werk van E. Buonajuti, hoe schitterend en boeiend ook geschreven, kan niet dan met streng voorbehoud gelezen worden.
Dom Franco de Wyels. O.S.B.
| |
Heynryck van Veldeken: Zijn Tijd, Leven en Werk door Jef Notermans. - Brochurenreeks: Branding, Brugge. 80, 137 blz. - 10 fr.
Deze brochure over Heynryck van Veldeken is niet alleen in vereenvoudigde spelling geschreven, maar in de alledaagsche ‘nederlandsche samensprake’ gesteld. Zeker, om niet te vervelen. Maar vermoeien doet ze wel. Niet alleen dat er slordige drukfouten in voorkomen, maar het voortdurend opeenhopen van kleine zinnetjes, die van den hak op den tak springen; dan het ver doorgedreven realisme van modernste namen en woorden, van leuke zetten en uitgezochte citaten; het vaak onderbreken door (wel eens herhaalde) verzen maken dit proza wellicht toch ongeschikt voor het doel dat de schrijver beoogt. Of de stijl bij de stof past, laat ik in 't midden.
Het opzet van den schrijver was ‘de tijd 't leven en werk van onze Loonse, Limburgse, of zo ge wilt, dietse dichter te geven’. Aan den tijd wordt het eerste (blz. 7-16), aan zijn leven het tweede (blz. 17-23), aan zijn werk het derde hoofdstuk (blz. 27-101) gewijd.
Er zijn in die eerste bladzijden veel geschiedenis-feiten naast elkander geplaatst, één veel te uitvoerig verhaald. Of ze den oningewijden niet zullen vervelen: namen, plaatsen, jaartallen, gebeurtenissen van alle slag; den kundigen zal dat bont-gedoe niet bevredigen, hoe los het er ook op toe gaat. Al te los; er wordt gesproken van Lodewijk de VIII, den heilige, van graaf Geeraert en Loon ten overstaan der H. Christina, enz.
Waarom zoo uitvoerig over den adeldom in H.v.V.? Is het daarmede bewezen?
| |
| |
Is d'r iets van aan aangaande H.v.V. en de kleine Agnes v. Loon; in dit hoofdstuk kon wel het ‘geschiedkundige’ ook eens blijken à la Marie Koenen te zijn.
Die vlotte en lustige verhaaltrant en analyse past beter bij de ontleding der werken, maar hier ook, dunkt me, ware meer bezonkenheid en lijn niet misplaatst. Want niet alleen geschiedenis ook de analyse is 'n geduchte (op te duchten) koningin.
D.A. Stracke s.J.
| |
De boer Niels Hold, door Thomas Olesen Lökken, uit het Deensch vertaald door G.J. Risselada-Garrer. - Uitgeverij ‘Elsevier’, A'dam.
Karel van de Woestijne zegt ergens in een vers: ‘Ik wilde dat ik was als dezen zang’. Hoe graag wou ik hetzelfde zeggen van dit sterke, zuivere, edele boek dat tot het schoonste behoort wat het Noorden ons in de laatste jaren gaf. De heere-boer is een geliefd onderwerp in de noorsche literatuur, het is als een motief door tientallen kunstenaars gebruikt en bewerkt, tot eindelijk de man komt die aan het haperend lied een vasten vorm geeft. Knut Hamsun heeft in ‘Hoe het groeide’ de ideale noorsche boer in zijn edelste gestalte beschreven: met zijn primitieve beweegredenen, met zijn sluwheid, met zijn generositeit en zijn monumentale levenskracht. Hier komt nu deze Deen en slaat de zelve luit aan in een hoogeren toon, hij schenkt ons de geschiedenis van den heereboer Niels Hald.
Niels Hald leeft op Vest erg aard, een groote hoeve die niet ‘gaat’. Hij lukt erin geld te krijgen en de hand te leggen op Hojstrup, een schitterend heerenboerderij. Zijn erf groeit en groeit, hij kent niets dan succes en geweldig veel werk. Dan leert hij plots omgaan met geld en de beurs grondspeculatie neemt hem gansch in beslag, hij associeert met minder aanbevelenswaardige elementen omwege het zakendoen, hij leert ten slotte de zuivere speculatie. Zijn fiets is al lang verkocht, hij snort als een ware heerenboer per auto van zijn goed naar de stad en terug telkens de beurs onrustig danst. Ondertusschen is zijn vrouw Kristine van hem vereenzaamd. Haar ietwat prekerig figuur beheerscht het hof en het huis. Niels Hald domineert door geld en macht daarbuiten. Wanneer de innerlijke afscheiding tusschen man en vrouw schier voltrokken is, treedt de catastrophe in: een zijner compagnons verhangt zich op een ‘ongepast oogenblik’ en om een groot deel van de fondsen der gemeenschap te redden moet dit een dag lang ongeweten blijven. Heel dien dag rent Niels Hald in razende vaart van de stad naar het land, van de bank naar het sterfhuis, naar crediteuren en schuldenaars tot hij er eindelijk in gelukt is alles te redden. Hij keert naar het sterfhuis terug, daar dringt de weduwe zich aan hem op in den macaberen nacht, dan komt echter de figuur van Kristine terug naar voren, Niels Hald springt terug in zijn auto. Het zal de laatste vermoeiden rit zijn dien nacht, het is de rit naar zijn eigen huis, zijn eigen vrouw, terug uit de warrekolk van geldbejag zonder hart naar het heiligste van dit leven, hij versnelt gedurig, daar moet hij over de brug en dan is hij bijna thuis’,
‘Er zat één man in de auto, het was de boer Niels Hald. Voorovergebogen, het rad in zijn handen geklemd, stuurde hij recht op de kloof af. Zijn gezicht was aschgrauw. In zijn zwarten pels zag hij er uit als een reus. Met de auto samengegroeid, uit de duisternis komend, joeg hij voort naar de verblindende brug van licht die zijn verbeelding schiep’.
Maar de regen had de brug weggespoeld en Niels Hals vond den dood.
Thomas Oleken Lokken is een voortreffelijk romancier en een edel hart. Zijn schepping Niels Hald is meesterlijk volgehouden en gebouwd, er zit vaart en spanning in zijn proza en vooral zijn laatste hoofdstuk is aangrijpend van trillend doorleven. Interessatit ook is het kader waarin de personnages zich bewegen, het deensche agrarische midden waar de geestelijke ontwikkeling van den boerenstand merkelijk hooger blijkt te staan dan ten onzent.
Het is naar boeken als Niels Hald dat wij de lectuur van ons volk moesten orien- | |
| |
teeren Een dergelijk werk staat buiten mode en tijd, het is van veel meer belang dan de fransche prullen waar we al te vaak onze aandacht aan wijden. Waarom zou ik geleerde dingen zeggen van een boek dat ik liefheb? Volstaat het niet dat ik mijn groote bewondering voor Lökken zeg. Hij leve.
Marnix Gijsen.
| |
Dr. J. Van Mierlo, Jun. S.J.: Beknopte Geschiedenis van de oud- en middelnederlandsche Letterkunde. - 1930. N.V. Standaard-Boekhandel, Antwerpen, Brussel, Leuven. - L.C.G. Malmberg, N.V. 's Hertogenbosch. - Prijs, frs. 28.
Het is wel een zeer eigenaardig geval dat de orde der Jezuïeten, die zich wellicht het meest van alle geestelijke orden tegenover het Vlaamsche volk bezondigd heeft, een heele reeks zeer verdienstelijke vorschers op het gebied der Middelnederlandsche letterkunde en vooral onzer Middeleeuwsche mystiek onder hare leden telt. Men denke maar - om hier enkel de voornaamsten te noemen - aan Dr. J. Van Mierlo Sen., Dr. J. Van Mierlo Jun., Dr. L. Reypens en Drs. Stracke. Van de hand van Dr. J. Van Mierlo Jun. verscheen in 1928 een ‘Geschiedenis van de oud- en middelnederlandsche Letterkunde’ die zich in een uiterst gunstig onthaal mocht verheugen vooral om het vele nieuwe, dat zij bevatte, en die op een jaar tijd uitverkocht was. De schrijver heeft gemeend aan den wensch om zijne ‘Geschiedenis’ opnieuw uit te geven, niet te kunnen voldoen. ‘Zoo ligt het in mijn bedoeling’ zegt hij in zijn woord vooraf, ‘die geschiedenis nog eens geheel om en bij te werken, wat wellicht nog eenige jaren in beslag zou kunnen nemen. Intusschen heb ik er een in vele opzichten verbeterde, nauwkeurige geformuleerde en aangevilde samenvatting van vervaardigd, die voorloopig in de plaats van het uitvoerige werk, ook als tekstboek bij de voortgezette studie der letterkunde, zou kunnen gebruikt worden’. Vooral om deze laatste reden zal deze? ‘Beknopte Geschiedenis’ door de hh. leeraars van het middelbaar onderwijs en professoren onzer universiteiten welkom worden geheeten. Het is werkelijk verfrisschend dit handboek te lezen, terwijl men het hoofd nog vervuld heeft met wat voor een paar jaren nog als de laatste uitkomsten van de studie onzer middeleeuwsche letterkunde gold. Graag zouden wij de meening van den schrijver vernomen hebben over de zoo origineele als stoutmoedige thesis van dien anderen genialen Nederlandschen Jezuïet Dr. Jac. Van Ginneken inzake de Navolging van Christus. Ook ware bij een volgende
uitgave wat betere verzorging van taal en stijl gewenscht.
Dr. C.D.
| |
Dat Boeck vander Voirsienicheit Godes, ingeleid en uitgegeven door Dr. A.F.S. Burssens, docent aan de universiteit te Gent. - Leuvense Studiën en Tekstuitgaven. - 1930. N.V. Standaard-Boekhandel, Brussel, Antwerpen, Leuven. - Prijs, frs. 35.
Dit werk, dat naar de meening van den uitgever rond 1470 ontstaan is, vormt met Tondalus' Visioen, St. Patricius' Vagevuur en de Sterfboeken den eschatologischen inslag der Middelnederlandsche letterkunde. Beschouwingen over dood en oordeel, beschrijvingen van het hiernamaals, van het vagevuur en hemel over heel Europa een belangrijke plaats ingenomen in de middeleeuwsche letterkunde en in Italië de stof geleverd voor het meesterwerk der christelijke middeleeuwen, voor Dante's Divina Commedia. Wel kan onderhavig ‘Boeck vander Voirsienicheit Godes’ onder geen enkel opzicht de vergelijking met de Divina Commedia doorstaan, noch op letterkundig noch op philosophisch, theologisch of algemeen cultureel gebied, maar het blijft niettemin een merkwaardig voortbrengsel onzer godsdienstige literatuur, vooral wat de taal aangaat, die ondanks de eentoonigheid der beschreven helsche pijnen en hemelsche genoegens soms tot een krachtig en gloedvol proza uitzet. Allen die belang stellen in onze Middelnederlandsche letterkunde, waarvan de rijkdom, de belangrijkheid en de oorspronkelijkheid in de laatste jaren steeds meer aan het licht zijn gekomen, zijn de heer Dr. A.F.S. Burssens dank verschuldigd voor deze zeer verzorgde en wetenschapelijke uitgave.
Dr. C.D.
| |
| |
| |
Benedetto Croce: Storia d'Italia dal 1871 al 1915. - Quarta edizione riveduta - Bari, Laterza, 1929.
Benedetto Croce die, in het buitenland vooral bekend is om zijn philosophische werken, waaronder vooral zijne ‘Estetica’ en zijn ‘Breviario di Estetica’ zich in een ruime verspreiding mochten verheugen en in de voornaamste Europeesche cultuurtalen vertaald werden, is echter in Italië niet minder bekend als de schrijver van een heele reeks philosophische essays en studies op het gebied der letterkundige en politieke geschiedenis, Men denke b.v. slechts aan zijn vierdeelige ‘Letterkunde van het nieuwe Italië’ en aan zijn studies over Goethe, Ariosto, Shakespeare, Corneille en Dante. Hier hebben wij thans de vierde uitgave van een Geschiedenis van Italië van 1871 tot 1915’, van de inneming van Rome tot aan de intrede van Italië in den wereldoorlog. Men kon er zich aan verwachten dat de scrhijver, die toch vóór alles een denker is, zich niet zou beperken tot een zoo objectief mogelijke schildering van de feiten en de toestanden in hunne volgorde en hun oorzakelijke verband, maar veeleer een persoonlijken synthetischen kijk zou geven over deze eerste periode van het eengeworden Italië. Zoo is dit werk geworden tot een reeks altijd lezenswaardige en vaak treffende beschouwingen van liberaal standpunt uit over de binnen- en buitenlandsche, sociale en economische politiek van de liberale en liberaal-democratische ministeries, die elkaar van 1871 tot 1915 in Italië opgevolgd hebben en over de cultureele, godsdienstige en partijpolitieke toestanden, die er zich in dit tijdperk ontwikkelden. Ook heeft het boek vooral waarde voor hem, die reeds op de hoogte zijn van de feiten der Italiaansche geschiedenis in deze periode en die daardoor weten dat het optimisme, waartoe Croce door zijn liberaal apriorisme gebracht werd, niet alleszins te wettigen is en dat verschillende partijdige beoordeelingen, b.v. inzake de betrekkingen tusschen den Italiaanschen
Staat en den Paus, dienen te worden herzien.
Dr. C.B.
| |
Joris Eeckhout: Littéraire Profielen III. - Drukkerij N.V.L. Vanmelle, Gent.
Wij hebben reeds, bij vorige gelegenheden een karakteristiek gegeven van den kritischen arbeid van Joris Eeckhout. Wij hebben hier aan niets toe te voegen en achten het overbodig die bij elke nieuwe uitgave van dezen ijverigen schoonheidszoeker weer opnieuw in het licht te stellen. Deze derde bundel bevat essays en profielen van P. Valery, K. Van de Woestijne, G. Bruning, Justus De Harduyn, Jul. Persyn, O. Wattez, Em. De Bom, A. Coussens.
Onze lezers hebben reeds een drietal dezer bijdragen kunnen lezen in dit tijdschrift; zij zullen ook de andere willen kennen.
| |
E.M. Van Diffelen: Speel je mee. Een bundel jongens- en meisjesspelen. Met een voorwoord van Dr. C.P. Gunning en illustraties van Marius Richters. uitg. W.L.J. Brusse, Rotterdam, Pr. 1,90 gl.
De titel licht voldoende in over den aard van dit werk. Het behoort tot een reeks uitgaven, die voor doel hebben weer den sterkende, lichamelijk en geestelijk gezonde volks- en kinderspelen en dansen in eere te brengen. Al dus hebben we hier reeds gewezen op het werk van M. Brom-Struick over ‘Reidansen’; daarbij sluit deze keurige verzameling van E. Van Diffelen aan. Hier is een schat te vinden van spelen die buiten of binnenshuis kunnen gespeeld worden tot vermaak van jong en oud tegelijk.
Dr. V.
| |
| |
Verschenen:
Uitgaven van de K. Vl. Hoogeschooluitbreiding door de Standaard-Boekhandel:
1. | Dr. Stracke S.J.: Beatrys in de Wereldliteratuurkunde. |
2. | Arthur Meulemans: Moderne muziek. |
3. |
Prof. Dr. G. De Bruyne: Philosophie van het Leven en Algemeene Wijsbegeerte. |
A. Thijs: Antwerpsche kooplieden en Nijveraars uit verleden eeuw. - Uitg. De Vlijt, Nationalestraat, Antwerpen. |
Ern. Mertens: Sprokkelingen. - Uitg. De Wilde Roos. Brussel. |
Losse, eenvoudig maar keurig geschreven reisnotities van een socialistisch strijder, Daan Boens leidde ze in met een waardeerend woord. |
C. Astaes: Herfstgenoegens. 48 blz. Pr. 3 fr. Uitgave Excelsior, Brugge. |
H. De Greeve S.J.: Periscoopjes. Uitg, A.W. Sovers Den Haag. |
L. Vander Linden: Verzen. Uitg. Vlaamsche geluiden, Borgerhout. Een bundeltje berijming. |
M. Ballings S.J.: Reinheid. Uitg, Bode van het H. Hart. Pater Ballings treft den toon die het oor en het hart raakt van de jeugd. Wat hij schrijft is apostelwerk voor het jonge geslacht. |
|
|
|