sche humor in, en het verraadt vaak mildheid voor de menschen en de dingen, die hij uitbeeldt, soms met een niet alledaagsch plastisch vermogen. Maar wanneer ge over de aardigheid der eerste bladzijden heen zijt, begint de worsteling tegen de overwoekering van het woord, die slechts enkele lezers tot een zegevierend einde kunnen brengen.
Het is een schoon boek, bevestigde me een van 'schrijvers vrienden, maar ge kunt het niet uit gelezen krijgen. ‘'t Onzent in 't Westland’ is het patentste voorbeeld van beroezing door het woord. Dr Allaeys zet vijf, zes lappen op één gat. Dit boek is niet te lezen zonder een stevige dosis moed, en niet te begrijpen zonder Loquela bij de hand. Wie deze taal voor gangbaar vlaamsch uit het Westland wil verhandelen, misleidt den lezer.
Maar erger wordt het waar de schrijver psychologisch boerenbedrog bedrijft, zooals in het stuk: ‘Met een wille om een wereld te verzetten,’ dat van de eerste tot de laatste bladzijde volslagen onecht is. En over de schuine mop van ‘Quasi una fantasia’ waarvan Dr Allaeys vijftien bladzijden prikkelende literatuur heeft gemaakt, zullen we zwijgen tot we hierover de meening zullen gelezen hebben van de zedencensors der vlaamsche literatuur.
Maar het schijnt dat Herwin Eeckel nog vóór ik het boek in handen had gekregen, wist, dat ik hierover een ongunstig oordeel vellen zou; zooals hij dat, bij voorbaat wist van Gerard Walschap, die deze verwachting heeft beantwoord, en van Marnix Gysen, die vermoedelijk aan den schrijver dit genoegen of ongenoegen besparen zal. Waar echter bij voorbaat mijn waardeering onvoldoende en mijn verwijt onverdiend wordt geacht, laat ik het boek voor wat het is.
Maar er zijn om en rond dit boek dingen geschiedt, die we niet onbesproken kunnen voorbijgaan.
Sommigen zijn op hun achterste pooten gesteigerd, toen ze in Hooger Leven de vernietigende kritiek van Ger. Walschap hebben gelezen. Maar ze hadden moeten bedenken dat hoewel het oordeel van Ger. Walschap over de letterkundige waarde van dit boek natuurlijk ongewijzigd zou gebleven zijn, nochtans dit oordeel in diplomatischer bewoordingen zou zijn uitgesproken, indien 't verschijnen van dit werk niet ware voorafgegaan door een barnumachtige reklaam, die door den schrijver zelf gevoed of geleid werd. Wat te denken inderdaad, van een schrijver, die niet enkel in interviews of in met verzonnen initialen onderteekende artikels door hem zelf