Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1930(1930)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 465] [p. 465] Lieve Vrouwke... Lieve Vrouwke onder den stolp, dat verdroomt al het paasch-blauw van uw al te groote oogen, met uw al te roode wangen, ben je van suiker, ben je van dauw, ben je van allerpuursten honig waar wij kinderen naar verlangen. Met een mandeken, wat kollen en een manken kandelaar, en ons zieltje, och arme, wit-beschimmeld stelden we u te bloemen daar; vaar jij hoog tusschen de wolken op het schipken van de maan boven 't bijzen van de zwalmen met sint Pieter en sint Brandaen: toch wil je nestelen in ons midden onder het stof van ons zondig gedoe: zoete Vrouwe dein uw jongsken, zoen zijn kwade oogskens toe. Wat goud op uw mantel van papier, wat zon op uw fijne poppenhand: (een goudbij schier...) gij zijt de moeder van dit land, waar niets dan kinderen in kraaien; een zoen op ons wild, weerbarstig haar, gij krijgt er van ons wel een stuk of paar... en breek uw warrem herte ons, net lijk ons andre moeder, koekebrood en vlaaien. G. De Keersmaeker. Vorige Volgende