| |
| |
| |
Boekbespreking
Henri Cochaux: Le Pape et l'Italie. (Les Accords de Latran). Un volume in-16. 200 pages. 1 carte. - Editions de la ‘Cité Chrétienne’. - Bruxelles. - Beauchesne. Paris. - 12 frs.
Een aanbevelingswaardig boek. Bondig en klaar, legt schrijver de heele romeinsche kwestie uit van den oorsprong af der wereldlijke macht der pausen tot aan het verdrag dat eindelijk de lang verwachte oplossing bracht. In enkele bladzijden vat hij de verhouding der pausen tegenover Italië samen, gedurende de eerste eeuwen van hunne neerzetting te Rome, na den val van 't Keizerrijk, hun stijgende macht, hun strijd tegen keizers en koningen, die immer opnieuw de Kerk aan hun gezag wilden onderwerpen. Langer weidt hij uit over den toestand na 1815 tot de daad van geweld die in 1870 het pausdom van zijn wereldlijke macht beroofde, en over de verdere gedragslijn der opvolgende pausen tot heden toe. Bijgevoegd, de teksten der verdragen: Het Politiek verdrag; de financiëele overeenkomst: het Concordaat. Als ook de teksten van twee aanspraken van Z.H. Pius XI, en eindelijk van Mussolini's vreemde verklaringen en van 's Pausen antwoord, tijdens hunne schermutseling.
Het boek geeft een uitstekend algemeen overzicht van de Romeinsche Kwestie. Men zal het met belangstelling lezen.
L.D.
| |
W. Serieyx: Drouot et Napoléon. Vie héroïque et sublime du Général Drouot Préface du Général Weygand. (Bibl. ‘Historia’). Un vol. in-8 de 280 pages, illustré de 16 hors-texte en héliogravure. - Editions Jules Tallandier. Paris. - 25 frs.
Drouot was de zoon van een armen bakker uit Nancy. Zijne ouders, met twaalf kinderen gezegend, waren brave lieden... ‘Ils s'appliquèrent surtout à m'inspirer des sentiments religieux et à me donner l'amour du travail et de la vertu,’ zegt Drouot zelf. Aan die princiepen bleef hij heel zijn leven getrouw. Noch het succes van eene schitterende loopbaan, noch de bedwelming der keizerlijke gunst deden hem er van afwijken. Met schrijver leeren wij hem kennen als kind, als soldaat, als burger, als geleerde, als christen. In al de woelige, ongebonden ongeloovigheid van maatschappij en leger gedurende de Fransche Revolutie en 't eerste Keizerrijk, wist hij christen te blijven en een deugdzaam leven te leiden. Een der knapste generaals van Napoleon; hem was de zegenpraal te Wagram, te danken. Napoleon stelde hem hoog, terwijl hijzelf eene zeldzame vereering voor den keizer had. Die twee mannen, die zoo verschillend waren, hadden toch in den grond wondere overeenkomsten. Doch Drouot's gehechtheid aan Napoleon was heelemaal belangloos: daarvan getuigt zijne getrouwheid op het eiland Elba, na Waterloo, tot Napoleons dood en tot zijn eigen dood. Een groot figuur en een schoon boek, dat verdient aanbevolen te worden.
L.D
| |
Thomas Mann: Désordres. Maître et Chien. Traduits par Geneviève Bianquis. Les Confessions du Chevalier d'Industrie Félix Krull. Traduites par Joseph Delage. 5me édition. - Editions Kra. Paris. - 15 frs.
De twee eerste novellen van dezen bundel zijn echte pareltjes van fijne psychologie, opborrelenden humor, eenvoudige waarheid. In Désordres wordt een familie uit de goede burgerij, na den oorlog, gedurende de muntverzwakking, te Berlijn, in enkele bladzijden uiterst vermakelijk beschreven. Doch de eigenlijke heldin is de vijfjarige Lorette, die op een bal door haar groote broers en zusters ingericht, smoorlijk verliefd wordt op Hergesell, een jongeling die met haar gedanst heeft. Wanneer ze 't bal moet verlaten om naar bed te gaan, begint ze ontroostbaar te huilen; slechts Hergesell kan haar eindelijk tot bedaren brengen en in slaap sussen. Morgen is weer alles vergeten. ‘Maître et Chien’ is de kostelijke beschrijving der betrekkingen tusschen den Heer en Bauschan, zijn hond. Dezen zien we levend voor ons, in zijne soms hinderlijke aanbidding voor zijn
| |
| |
meester, zijn druk doen dat alle rust uit de stille werkkamer verbant, zijn jonge, gejaagde lompigheid, zijn luidruchtige vroolijkheid, of soms ook zijn klaar uitgedrukte verachting. Men wordt geboeid van de eerste bladzijde tot de laatste. De derde novelle ‘Félix Krull’, al is er evenveel talent in, heeft iets ongezond en weinig verkwikkelijk, zooals er wel meer bladzijden in Thomas Mann's werk te vinden zijn.
L.D.
| |
Edouard Michaud: La Femme à la Coupe. Illustrations de Pierre Lissac. (Coll. l'Arc-en-Ciel). - Editions Spes. Paris. - 12 frs.
Een roman die in 't begin der 17e eeuw speelt, en volgens 's schrijvers verklaring, een ‘authentieke kroniek’ zou zijn uit een ‘livre de raison’ geput. Vlug verteld, vol avonturen, hinderlagen, tweegevechten, zuivere liefde tegengewerkt zooals het betaamt en eindelijk zegevierend, is het boek echt verzettelijk en best geschikt voor jongeren.
T.
| |
Charles Silvestre: La Prairie et la Flamme. - Librairie Plon. Paris. 19e édition. - 12 frs.
Schrijver, die zulke fijne boerenromans geschreven heeft, geeft ons sinds een paar jaren dramatischer, meer ingewikkelde werken. Staan ze hooger dan de eerste? 'k Zou 't niet durven beweren. Toch is deze roman, alhoewel ver van een meesterstuk te zijn, niet vervelend om lezen. Jeanne Barrière is weduwe gebleven, met een zoontje Bili; haar man verongelukte op de zagerij van den rijken boer Léon Bastier. Deze, een geweldigaard, bemint Jeanne sedert lang. Nu komt hij haar, gedienstig en eerbiedig, op alle wijze te gemoet, om haar en haar kind uit den nood te helpen. Doch ze weet niet, dat hij het in 't geniep zoo weet aan te leggen, dat hare armoede en verlatenheid met den dag knellender worden; zoodat ze eindelijk geen anderen raad meer weet dan met hem te trouwen. Op die manier, zal ze haar Bili, heel hare liefde, fatsoenlijk kunnen opvoeden. Nu begint voor goed het drama; want Léon Bastier bemint zijne vrouw met een drift, die haar schrik inboezemt; ze begrijpt hem al minder en minder. Want ze weet niet, dat hij - uit liefde voor haar - haar man om 't leven gebracht heeft. Nu heeft hij zijn doel bereikt, maar zijn geheim wordt hem te veel, zijn geweten laat hem geen oogenblik rust, hij begint te drinken, en waanzin bedreigt hem, tot hij eindelijk onder een neervallenden boom verpletterd wordt.
Een mooi vrouwentype, een bekoorlijke kinderfiguur, eenige wel geteekende personnages, fijne, sobere beschrijvingen van den buiten, en een keurige taal.
L.D.
| |
Panait Istrati: Vers l'autre Flamme. I. Soviets 1929. II. La Russie nue. III. - Rieder. Paris. - 12 frs. chaque vol.
Schrijver Panaït Istrati is afkomstig uit Roemenië, is een ieverige propagandist voor zijn communistische gedachten. Hij reisde op uitnoodiging zijner gezellen uit Rusland naar de Soviets en dacht daar de verwezenlijking zijner idealen te vinden. Hij verbleef in Rusland zestien maanden; werd eerst officieel ontvangen en rondgeleid: geloofde al wat men hem wijs maakte en keurde alles goed. Maar na afloop van de officieele reis, begon hij op eigen kosten het land te doorkruisen: dan begonnen zijne vrienden hem de waarheid te bekennen: groote ontgoocheling. Istrati beschuldigt de tegenwoordige Bolchevisten het werk van Lenine en Trotski op het dwaalspoor geleid te hebben, hij blijft gehecht aan de stichters der Revolutie.
Het eerste boekdeel is het reisverhaal van P. Istrati, de twee andere boekdeelen geeft hij uit onder zijnen naam, zij worden echter door andere schrijvers opgesteld, die zich niet mogen doen kennen.
Welke zijn nu de reisindrukken van P. Istrati: Hij verontschuldigt zich voor zijnen ommekeer, want hij schreef in Rusland eerst een drietal artiekels vol bewondering over de Soviets: hij verloochent die, en vaart verontwaardigd uit tegen al de euveldaden van het maatschappelijk leven. Eene opsomming van gruweldaden en ergerlijke feiten: hoe het leven er eigenlijk uitziet leeren wij niet uit deze losse waarnemingen.
Het tweede boekdeel ‘Soviets 1929’, geeft een meer bepaald overzicht van den huidigen toestand in Rusland: officieel optimisme, werkelijke ellende. De stichters van het Bolchevisme Lenine, Trotzki en de eerste leiders der revolutie hadden doorzicht en organisatiegeest, nu heerscht de verdachtmaking en vervolging tegen alwie niet
| |
| |
openlijk zijne aanhechting aan het regiem verklaart of zelfs slechts laat vermoeden door een onvoorzichtig woord of een daad dat hij niet is ‘dans la ligne’. Onmiddellijk wordt hij zonder werk gesteld, wat beteekent, daar nergens werk te krijgen is buiten de officieele inrichtingen, geen brood meer en geen dak voor hem en zijn gezin. Ergere dwingelandij kan moeielijk uitgedacht worden. Deze bolchevistische maatschappij gaat er hoog op, dat zij een volmaakteren vorm van demokratie heeft tot stand gebracht dan in de Vereenigde Staten en noemt zich niet de nieuwe wereld, maar eenvoudig het zesde werelddeel. - Kenmerkende bijzonderheden vernemen wij over de kiezingen, de bureaucratie, de geestelijke ontwikkeling en de zedelijkheid in Soviet Rusland. Trotzki's lotgevallen worden met bewondering herdacht. Gorki's wedervaren om roem bij de Soviets te oogsten wordt gelaakt.
Zakelijk is het derde boekdeel onder den titel van ‘La Russie nue.’ De schrijver die Rusland zeer goed kent, moet niet noodzakelijk nu nog in het Sovietland gevestigd zijn: de feiten die hij aanstipt worden getrokken uit de berichten der voornaamste dagbladen van Sovietrusland zelf of de verslagen der bolchevistische Congressen. Het is ontstellend wat uit die bronnen te vernemen is. De loonen zijn onvoldoende, de bevoorrading ontoereikend, elke werkman in de steden beschikt voor zijn woonst ongeveer over de oppervlakte van een doodkist, zoo nijpend is de woningnood; de huisgezinnen hebben geen brood, de zieken geen verzorging, de kinderen geen onderwijs. De werkdag is meestal van 12 tot 15 uren, zelfs voor vrouwen. Niemand mag een klacht uiten of hij wordt gebroodroofd, wanneer hij niet onmiddellijk aangehouden wordt en verbannen. De constitutie wordt eenvoudig met de voeten getreden, gansch de maatschappelijke inrichting hangt af van de willekeur van het hoofdkomiteit, en de ondergeschikte administraties oefenen dezelfde willekeur uit over hunne onderdanen. Een helft der bevolking is gelast zijn medeburgers te beloeren en bij de eerste verdachtmaking aan te klagen. Geen welzijn, tenzij bij de bevoorrechten van het regiem; geen vrijheid tenzij bij de machthebbers; onmetelijk is het lijden van millio nen, weerlooze menschen onder een bewind dat den naam draagt van ‘Alleenheerschappij van het proletariaat.’
D.T.
| |
Les merveilleux Voyages de Marco Polo dans l'Asie du XIIIe siècle. Publiés par Maurice Turpaud. Avec illustrations. Editions Spes. Paris. - 10 frs.
Marco Polo verbleef lange jaren in Azië, dat hij in alle richtingen doorkruiste. Zijne verhalen, toen hij eindelijk in Venetië, zijne geboortestad terugkeerde, kwamen zijn tijdgenooten als wonderbare sprookjes voor. Maar de moderne wetenschap heeft hem recht doen wedervaren, terwijl heel waarschijnlijk de twee groote ontdekkingen van de XVe eeuw - de Kaap van Goede Hoop en de Nieuwe Wereld - tot den buitengewonen invloed en verspreiding van zijn verhalen te herleiden zijn. 't Nieuw uitgegeven boek geeft, benevens eene interessante levensbeschrijving, eene menigte uittreksels van het al te lijvig werk van Marco Polo. De jongeren zullen het met belangstelling en genoegen lezen.
T.
| |
Pierre Sabatier: Sainte Roseline. Moniale-Chartreuse. (1263-1329) avec illustrations. - Editions Spes. Paris. - 12 frs.
Een zeer belangrijk boek over deze uiterst bekoorlijke heilige, afkomstig uit een Provençaalsch adellijk geslacht. Van haar wordt hetzelfde ‘rozenmirakel’ verteld als van de H. Elisabeth van Hongarije; trouwens het mirakel was bijna dagelijksch brood in haar leven, en ook met vizioenen werd ze rijkelijk bedeeld. Met den H. Bruno maakt zij de glorie uit van de Karthuizerorde. Haar feest valt op 16 October, en ieder jaar, den zondag na Sinxen, trekken menigvuldige bedevaarders naar het schamel kapelleken, te Arcs, waar haar ongeschonden gebleven lichaam in een kristallen reliekwiekast bewaard wordt.
L.D.
| |
Pierre de Nolhac: Autour de la Reine. Illustré de 17 hors-texte en héliogravure. (Bibl. ‘Historia’). - Editions Jules Tallandier. Paris. - 25 frs.
Schrijver is een specialist voor de laatste eeuw van 't ‘ancien régime’, en heeft reeds een reeks werken over Versailles en Marie-Antoinette uitgegeven. Dit boek vult
| |
| |
ze aan, en stelt meer bepaaldelijk in 't licht eenige der minder bekende figuren van de omgeving der jonge koningin: artiesten die meesterstukken onder haar ingeving schiepen in dat onvergelijkelijk Paleis van Versailles; ‘marchandes de modes’, zooals die astrante Rose Bertin, die het hoofd der onbezonnen vorstin op hol bracht, en gedeeltelijk de verantwoordelijkheid draagt der overdreven opschik-uitgaven, weldra zoo bitter en niet zonder reden aan Marie-Antoinette verweten werden; kameniersters en gunstelingen, waarvan enkelen haar trouw bleven en volgden tot in den dood. We zien er ook, in de intimiteit van haar dagelijkschen handel en wandel, de jeugdige koningin, schoon en gevierd, belust op plezier, lichtzinnig onbewust van de drukkende financieele zorgen van het rijk, van de stijgende ellende, zoowel als van de wrokvolle onmin die, in 't hart van het volk, langzamerhand hare eens schitterende populariteit verving.
Zonder bijzonder diep of meesterlijk te zijn, is het boek mooi geschreven en aangenaam om lezen.
T.
| |
Byron Steel: L'aventureuse existence de Ben Jonson, Poète de la Cour et des Tavernes. Avec un portrait. - Firmin Didot. Paris. - 15 frs.
Pittig vertelt schrijver ons de afgewisselde avonturen van den grooten Engelschen dichter, tijdgenoot van Shakespeare, en van wien, op dit oogenblik het stuk ‘Volpone’ met buitengewoon veel bijval te Parijs en te Brussel wordt opgevoerd. In het kader van het oude Londen, aan het Hof van Koningin Elisabeth en Koning Jacob I, in taveernen en schouwburgen leven we alles mee: braspartijen, tweegevechten, artistiek leven, concurrentie tusschen artiesten en tusschen tooneelspelers, wisselvalligheid van gunst en ongenade. 't Vliedt alles voorbij, vlug als een cinemafilm. Heel vermakelijk om lezen, alhoewel Ben Jonson, al was hij dan ook een groot humorist en een der meest gevierde dichters van Engeland, toch in verre na geen achtenswaardige man, of geen hoogstaand mensch was. Dit boek geeft maar een allerpoverst gedachte van zijn moreele waarde.
T.
| |
M. Lahy-Hollebecque: Agnès et le vaste Monde. - Armand Collin. Paris. - 16 fr.
Een zeer onderhoudend boek voor jongeren, waarin de invloed van Andersen en Selma Lagerlöf merkbaar is. De kleine Agnès beleeft, in een soort droom, al de wonderbare sproken der menschheid, die voor haar als een levende werkelijkheid worden. Met haar leven we heel de dichterlijke overlevering mee van Judea, Egypte, China, Griekenland, Rome, Germanië, Frankrijk, enz., enz., die het menschdom heeft onderwezen en bekoord. Alles, helden, mythen, legenden defileert in bonte pracht. Het boek is echt interessant, en kan niet anders dan behagen geven aan een jonge, ontvankelijke verbeelding; het werkt ook ontwikkelend; doch is geenszins christelijk van opvatting, al geeft het een eereplaats aan Sint Franciscus.
T.
| |
Le Problème de la Paix. - Illusions et réalités, door Ed. Vleitinck, advocaat te Antwerpen.
Op het oogenblik dat, na de afsluiting van het Kellog-verdrag en de Haagsche besprekingen, de Londensche Vloot-Conferentie meer dan ooit de aandacht van het publiek op het Vredesprobleem vestigt, is het keurige boek dat advocaat Vlietinck eenigen tijd geleden bij Van Tilborg en Kenens te Berchem-Antwerpen liet verschijnen, van hoog-actueele beteekenis.
De na-oorlogsche gebeurtenissen hebben 't voor iedereen duidelijk gemaakt dat het opbouwen van den vrede heel wat lastiger is dan men zich tien jaar geleden kon inbeelden. Toen mochten velen nog de illusie koesteren dat de herinnering aan het doorstane leed, de smart van niet te heelen wonden voldoende waren om voor goed iedere nieuwe vredesverstoring onmogelijk te maken. De afkeer voor het gebeurde werd als beste waarborg voor eene bestendig-vreedzame toekomst beschouwd. Al spoedig bleek echter dat het gebouw van den Vrede een meer hechte basis noodig had en dat de inrichting van een duurzaam vredesregiem een zeer ingewikkeld vraagstuk was. Dat probleem heeft advocaat Vlietinck in zijn boek langs alle kanten op zeer grondige en tevens bizonder interessante wijze bekeken.
Meester Vlietinck, die in een gelukkige inspiratie zijn werk op Kerstavond afsloot, is een overtuigd en enthousiast pacifist, maar hij waarschuwt tegen een blind vertrouwen in formules en slagwoorden die met de werkelijkheid geen rekening houden. Pacifisme
| |
| |
leidt onvermijdelijk tot ontgoocheling of fopperij wanneer het gegrond is op illusies en droombeelden. Onder deze noemt Meester Vlietinck ook de Vereenigde Staten van Europa en de algemeene ontwapening. Moge de toekomst, in dat opzicht, de meer optimistische en edelmoedige opvattingen van vele jongeren gelijk geven en uitwijzen dat universeele ontwapening en de inrichting van een Europeesch Statenverband niet in het rijk der utopieën thuis hooren.
Na gewezen te hebben op de noodzakelijkheid het vredesprobleem te bezien in het licht der werkelijkheden, ontleedt de schrijver eenige der factoren die zich, naar zijn meening, in het internationaal leven steeds zullen doen gelden. En onder hen noemt hij eerst en vooral de indeeling van het menschdom in afzonderlijke volksgemeenschappen met eigen physionomie, met vaak een eigen beschavings-type, een eigen gemoedstoestand waaruit denkwijzen, levensopvattingen en emoties gegroeid zijn welke geheel van die van andere gemeenschappen verschillen. Bij elke natie is de drang naar zelfbehoud, naar onafhankelijkheid, naar eer, naar economische welvaart even sterk als bij de individuën. En hierin ligt voor den schrijver eene der grondoorzaken van de internationale conflicten die de wereld hebben beroerd. De belangen-wedijver tusschen de verschillende naties geeft aanleiding tot geschillen die verergeren en zoo tot oorlogen leiden.
Tegenover die ‘individualistisch-nationalistische’ strooming ontwikkelt zich, gelukkig, hoe langer hoe meer hetgeen he schrijver noemt ‘le courant centripète’, de internationalistische strekking. De toenadering, de werkdadige samenwerking tusschen de volkeren, vooral op politiek en economisch gebied, was nooit zoo sterk als nu. Zij wordt bevorderd door internationale organismen als de Volkerenbond met zijne talrijke vertakkingen, het Internationaal Arbeidsbureau en andere wederlandsche organismen. Zij wordt ook in de hand gewerkt door de belangstelling van ieder volk voor al wat er elders en soms tot in de meest verwijderde streken voorvalt, belangstelling die groeit naarmate het internationaal verkeer door de moderne uitvindingen zich uitbreidt en ontwikkelt.
Meester Vlietinck ziet het menschdom geplaatst tusschen twee tegenovergestelde strekkingen: de decentraliseerende nationalistische en de centraliseerende internationalistische tendenz. Het nationaal gevoel is, naar hij meent, levendiger dan ooit, doch anderzijds heeft de onderlinge afhankelijkheid tusschen de volkeren zich, ten gevolge van de ontwikkeling der internationale kultuur- en zakenbetrekkingen, nooit sterker doen gevoelen dan thans.
In die verzoening van die twee stroomingen ligt volgens Meester Vlietinck de bestendiging van den Vrede. De souvereiniteit van elke staat moet beperkt zijn door het algemeen belang. In ieder goed geordende staat moet het individueel belang voor het openbaar belang wijken. In het internationaal leven moeten de nationale belangen voor het hooger belang der internationale gemeenschap onderdoen. De verwezenlijking van dat ideaal is de taak van den Volkerenbond. Maar opdat deze die zending kunne vervullen moet zijn gezag gesteund zijn op een drievoudig evenwicht, dat de ‘conditio sine qua non’ van een blijvende vrede is: economisch evenwicht in de voortbrengst en verdeeling der rijkdommen; politiek evenwicht met uitsluiting van alle gebiedsuitbreiding door den eenen Staat ten nadeele van den anderen, moreel evenwicht waardoor iedere volksgemeenschap zich de noodige zelfbeheersching weet op te leggen om ongewettigde ambities te bedwingen, hare betrachtingen aan de werkelijke behoeften aan te passen, de gesloten overeenkomsten te eerbiedigen en eene internationale tucht in acht te nemen die aan ieder land zal toelaten zijn eigen bestemmingen te bereiken zonder de onafhankelijkheid, de ontwikkeling en de welvaart der andere landen te storen. Dat driedubbel evenwicht moet de grondgedachte vormen der nieuwe internationale moraal wier naleving de eenige waarborg is voor een bestendigen vrede.
Dat zijn de hoofdlijnen van het vlot geschreven en door interessante voorbeelden en feiten geïllustreerde werk van Meester Vlietinck. Wie belang stelt in de vraagstukken der internationale politiek - en welk intellectueel heeft op onze dagen het recht er zich niet voor te interesseeren - moet dat boek lezen.
Adv. L.D.
| |
Commisaris Aug. C.J.: Van toen wij vrij werden. Tweede deel. Van Vrijheid naar Gelijkheid. Gronigen: Wolters 1929.
Als vervolg op het eerste deel ‘Van Schuilkerk tot Kathedraal’ (1795-1853)
| |
| |
verschijnt thans dit tweede deel ‘Van Vrijheid naar Gelijkheid’ (1853-1903). Ook deze bladzijden bieden een aanschouwelijke voorstelling van den strijd door de Nederlandsche katholieken gevoerd. Men had de vrijheid afgedwongen, nu gaat het om de gelijkheid. En of er duchtig gestreden wordt. Voet voor voet hebben de Katholieken den weg naar gelijkheid, die hun door een vijandige of alvast een van hen afkeerige traditie versperd werd moeten veroveren. Heel de strijd wordt hoofdzakelijk beheerscht door Schaepman, wiens openbaar leven de jongste geschiedenis van het Nederlandsch volk is. Al zijn er ook enkele vooraanstaanden voorafgegaan, zooals blijkt uit het hoofdstuk I ‘Onze Voormannen’ als Mgr. Zwysen, Dokter Nuyens, Alb. Thym en anderen, hij is en blijft de voortrekker der groote Katholieke beweging en dit met succes. Immers de ontwikkelingsgang van het katholiek volksdeel in Nederland in '53 tot 1903, zooals het zoo flink geschetst werd in II ‘Liberaal Conservatief, Katholiek’ leert dat het vooral Schaepman geweest is die den weg gewezen heeft naar algemeene gelijkheid: door eenerzijds de Katholieken aan te sporen tot alzijdige werkzaamheid in het openbaar leven, en anderzijds de vooroordeelen en het wantrouwen bij de burgers steeds weg te nemen door woord en daad. Dit boek sluit meteen paar Panorma's over den schoolstrijd, de kloosters en kloosterlingen, het land der nieuwe kerken.
Deze uitgave zal bij de Nederlandsche Katholieken met fierheid om den afgelegden weg worden gelezen; ons stemt het onvermijdelijk tot nadenken en tot het trekken van vergelijkingen.
J.U.
| |
Dr. Flor Prims: Geschiedenis van Antwerpen II. - De XIIIe Eeuw. 1e Boek: De Rechtsorde. - Brussel, Standaard-Boekhandel.
Dit tweede deel van het grootsch opgevatte werk van Dr. Fl. Prims omvat feitelijk het tijdbestek dat ligt tusschen de jaren 1190 en 1296, dus gansch de XIIIe eeuw en handelt over de gezagvoerders en de rechtsorde. In de eerste twee hoofdstukken worden de verschillende hoogere overheidspersonen, n.l. Pausen, keizers, hertogen en markgraven besproken en hun handelingen in verband tot de stad besproken; dan komt de stadsmagistraat aan de beurt: de rechtsverhouding en de bevoegdheid van den villicus, schout, amman, schepenen, gezwoornen, en stadsofficieren worden uiteengezet. Na het hoofd komen de leden aan de beurt: de Antwerpsche maatschappij; de te bewerken stof is hier echter zoo overvloedig dat de schrijver zich in dit boek bepalen moet tot de rechtsorde; in de volgende boeken zullen dan de economische en geestelijke orde bestudeerd worden. Hier gaat het dus over het recht in al zijn vormen: het privaat of burgerlijk recht, dat onderverdeeld wordt in familierecht, zaken- en zakelijke rechten, verbintenisrecht. erfrecht; het strafrecht en het vrederecht.
Dit deel is veruit het belangrijkste en brengt ook wel het meest nieuwe: het is stellig de vrucht van een noesten arbeid en van een groote belezenheid: hier werd werkelijk pionierswerk verricht en daarom juist betreuren wij dat de E.H. Prims zijn werkwijze niet volledig gewijzigd heeft. Te veel toch wordt hier als nieuw vooropgezet, dat wij graag van wat nader bij zouden willen onderzoeken. Hij wil een nieuwe geschiedenis: ons goed; maar vreest hij niet voor de gevolgen die een aldus opgevatte methode zouden kunnen met zich brengen? Moest men deze methode gaan veralgemeenen; wat dan?
Erg jammer ook is het dat nu reeds, van af het tweede deel, gebroken wordt met de eenheid van het geheel. Was het eerste deel niet Jong Antwerpen? Hoever staan we hier? Zullen de andere eeuwen in evenredigheid even intens worden bewerkt? Niet om de studie zelf, die juichen wij om het vele nieuws dat ze ons brengt van harte toe, maar om het opzet van het geheel maken wij deze bemerking: immers in een synthetisch werk moet men naast de objectiviteit, toch ook wel eenheid in opzet en uitwerkingsevenwichtigheid in de onderdeelen betrachten en wij vreezen dat het hiermede erg bedenkelijk wordt. Ten slotte is het doodjammer dat de vruchten van zulk een benediktijner arbeid aan den lezer voorgezet worden in een dusdanige slordige en onbeholpene taal; ook deze heeft haar rechten zelfs in een tip-top wetenschappelijke uitgave.
J.U.
| |
H. Pirenne: La Belgique et la guerre mondiale. -
Door de zorgen van de Dotation Carnegie pour la paix internationale werd een uitgebreid onderzoek ingesteld over de economische gevolgen van den oorlog en zijn terugslag op de beschaving. De vast- | |
| |
stellingen van dit uitgebreid onderzoek - alle oorlogvoerende landen wetden er bij betrokken - werden gepubliceerd in zoo wat 150 boekdeelen onder den algemeenen titel ‘Histoire économique et sociale de la guerre mondiale’. In België werd de leiding van dit onderzoek toevertrouwd aan Professor Pirenne, die met dit boek de serie van 6 Belgische monographieën, resultante van deze opzoekingen, afsluit.
Dit deel is echter een synthetisch werk, waarin wij den hoogstaanden historicus weervinden met al zijn schitterende hoedanigheden maar ook met zijn gebreken. De schrijver is er zich ten volle bewust van de moeilijkheid van het historisch behandelen van feiten die men zelf beleefd heeft en die nog zoo kersversch zijn; hij aanziet dit werk dan ook maar als ‘un croquis provisoire’.
Al is dit werk in menig opzicht een prachtige brok synthese, toch blijkt wat de taaltoestanden o.m. een objectiever inzicht noodzakelijk.
Een boek dat spijts tekorten veel dienst bewijzen zal aan hem die zich een beeld wil vormen over den toestand in ons land gedurende den wereldoorlog.
J.U.
| |
De Kroniek van Godevaert van Haecht, ingeleid en toegelicht door Rob. Van Roosbroeck. De Sikkel, Antwerpen 1929.
Een kroniek, die hoe subjectief ook, toch zeer belangrijk is voor de woelige jaren 1565-1567 uit de Antwerpsche geschiedenis: zij schenkt ons immers een inzicht, al is het dan ook van Protestansche zijde, in den gemoedstoestand van het volk. En daar de schrijver toont herhaaldelijk critisch te staan tegenover de gebeurtenissen, wordt dit getuigenis er des te belangrijker om. Het was dan ook een goede gedachte van den heer Van Roosbroeck deze kroniek uit te geven in de reeks uitgaven van het Genootschap voor Antwerpsche Geschiedenis. In de inleiding geeft de schrijver, nadat hij zijne uitgave verrechtvaardigd heeft, eenige bijzonderheden over de waarde van deze bron, de taal waarin ze werd gesteld, de persoonlijkheid van den schrijver en de geschiedenis van het handschrift; dan volgt de kroniek in een leesbaren tekst en ten slotte worden de aangehaalde feiten toegelicht door wat reeds uit andere bronnen gekend was.
Een in elk opzicht flinke uitgave.
J.U.
| |
Constance Teichman: Gesprekken met den bruidegom, saamgelezen door Aug. Van Cauwelaert. (N.V. De Stansaard. Pdijs: 15 fr.
Uit de dagboekjes van ‘Antwerpen's goede engel’ heeft Aug. Van Cauwelaert deze pereltjes van zielsinnigheid, met teere vingers, opgeraapt. Deze korte bladzijden zingen het liefdelied van een moderne heilige. Onze tijd heeft zoo'n zangen noodig. Kinderlijke eenvoud en de hoogste wetenschap! Waar de verscheurdheid der moderne gemoederen kreunt uit gemis aan zekerheid, vindt ze hier, bij de ‘wijsheid’ van een kind Gods, het voelbaar bezit van absoluute waarheid.
Een ziel die zich uitspreekt in volledige oprechtheid. De simpele weergave van rijk innerlijk leven. Spreken de modernen dan niet van kunst? Daar zijn stellig oogenblikken in die gesprekken waar de adem der kunstinspiratie de volheid van het zieleleven dwingt tot uitdrukking. Al is er in die 117 bladzijden niet ééne bedoeld als kunst, ze zijn alle geboren uit den schoonheidsdrang naar God. En dit lieve boekje is een daad van pieteit. Juf. Constance Teichmann verdient door haar volk te worden gelezen. Zij heeft iets te zeggen over eeuwige waarheid. Want zij heeft veel gedaan dat eeuwige waarde bezit. Ook moderne mystiek mag aan 't woord komen. Mystiek is geen middeleeuwsch product. Ze is van alle tijden.
K.E
|
|