ethisch-religieuze afrekening met wat geschied is, een “reconciliation” de “expiation” uitsluiten?’
Wat zijn pacten, verdragen, vraagt Foerster, even gauw verbroken als gesloten, vredesonderhandelingen ten allen prijze en die slechts in 't oog houden economische belangen’. Moet uit deze algemeene karakterloosheid de wereldvrede ontstaan?
Daar tegenover stelt hij het Christendom, ‘dat met zijn eeuwig licht den nevel der karakterloosheid doorschijnt, dat schijn en wezen scherp uit elkander scheidt, klaar voor 't oog van allen verheft wat wezenlijk heelt en opbouwt en alleen echten vrede brengt, en ook aantoont het nietige van wat schuilt onder den schoonen schijn van vrede-sluiten en verzoening, het gemeene van die uitnoodiging tot ‘geestelijke samenwerking’ zonder berouw. ‘Niet om vrede te brengen ben ik gekomen, maar om het zwaard te brengen.’
Dit zijn woorden die evengoed onder de oogen van Vlamingen mogen gebracht worden, als van Duitschers - ja, van Franschen Engelschen en anderen. Want algemeen is de verwarring der gedachten, deze ‘karakterloosheid’ die Foerster aanklaagt. Heldere waarheden schrikken de menschen af; men moet pacifist zijn, middelmatig; men bemint de waarheid, de gerechtigheid niet meer met gloeiende liefde, men heeft die heilige verontwaardiging niet meer tegenover kwaad en onrecht, men zou vreezen te bekennen dat men zijn vaderland bemint. Dit alles is overdrijving, drijverij. Een Christus die de sjachelaars uit den tempel verjaagt met zweepslagen bewondert ons geslacht niet meer; enkel lauwen duldt men: die lauwen die God in walging braakt.
Foerster bespreekt daarna het succes van Remarque's boek. ‘Tegen alle verwachting der boekhandelaars in,’ zegt hij, ‘zij die beweerden dat de krijgslitteratuur een einde had genomen, krijgt in Duitschland plots een krijgsroman edities van honderdduizenden; alle gesprekken en betwistingen zijn er vol van. Het is of de 10-15 jaren sinds de oorlog werkelijk niet verloopen waren. De graven van mass 's gaan weer open, de doode spreken en verhalen onbarmhartig hoe zij vermoord werden, ja het is als of die afstand van zoovele jaren noodig was geweest om tot een klaar besef te komen van de verschrikking, van wat de mensch voor den mensch vier jaar lang was.
‘Doch Remarque is slechts een begin. Hij geeft enkel een gansch radelooze en daarom geheel ongekleurde vaststelling van den wezenlijken toegang van de ongehoorde massa-uitmoording. Het gebeurde