Karel Van de Woestijne.
Heel de pers van Zuid en Noord, en ook de fransche pers in België, heeft voor de baar van dezen grooten kunstenaar, de verschuldigde eer betuigd.
Pol de Mont heeft zich - en terecht - met voldoening herinnerd dat hij aan dezen dichter, nog vóór een bundel van hem verschenen was, voorspeld had wat hij eenmaal worden zou. En hij huldigt hem als een van de 5 of 6 grootste dichters welke Noord- en Zuid Nederland tot nu toe zagen geboren worden.
‘De Maasbode’ heeft hem geroemd als den grootsten vlaamschen dichter van dezen tijd, en gewezen op de dichterlijke bezetenheid die van de Woestijne tot zingen dwong:
‘Karel van de Woestijne - schrijft dit blad - was de grootste levende dichter van Vlaanderen; ware de taal waarin hij schreef in een breeder gebied verstaan, hij zou algemeen als een der grootsten van Europa zijn erkend geworden.
Er zijn er weinigen geweest, die zoo geheel-en-al dichter waren, die zoo als de verpersoonlijking konden gelden van het dichterschap zelf. Er zullen er altijd weinigen blijven in wie de gave van het zingend woord zich zóó openbaarde als een sublieme en wreede razernij, als een natuurgeweld, dat de dichter machtig beheerscht en dat hem tevens tot slachtoffer maakt. In Karel van de Woestijne was het vermogen der poëtische vormgeving als een bezetenheid, waarbij de persoon het medium lijkt van onbepaalbare krachten. In dien staat was hem het gedicht een bevrijding, maar een zelfkwelling tevens.’
In ditzelfde blad heeft Aug. Van Cauwelaert over het verscheiden en de grootheid van dezen dichter o.m. het volgende geschreven:
‘De tragedie van dit leven heeft zich voltrokken. Drie weken hebben de schaduwen des doods gedreven boven dit laaiende hart. Af en toe keerden de rust en het bewustzijn weder, met de bittere zekerheid dat de beterschap niet meer komen zou; maar dan ging weer deze ontstellende geest verdwalen in de sfeer van droom en verbeelding. Doch zelfs in deze uren bleven hem verteren, zooals ze al zijn dagen hebben verteerd, de demon van zijn dichterschap en de zorg om de ongenade van het leven.
Van de Woestijne is een edel mensch geweest en een geniaal dichter. Hij heeft de bewondering en overgave van zijn lezers vaak den weg bemoeilijkt. Hij voelde de behoefte om zich te verdedigen en te verschansen achter onvriendelijke bekentenissen of zelfbeschuldigingen en harde schilden. Hij heeft zich aan de menschen beleden met een rechtzinnigheid die oversloeg in zelfkwelling en zelfvernedering. Maar wie in vriendschap nader tot hem treden mocht, weet welke goedheid en edele trouw en welk vertrouwen dit groote hart vervulden. Zijne dwingende ironie, die zelfs in de bitterste momenten van zijn leven doorbrak tot in