[1929/7-8]
Voorwoord.
Deze aflevering zet een reeks in van speciale nummers over de moderne letterkunde in het buitenland. Spanje, Italië, Engeland komen over weinige maanden aan de beurt.
Wij hebben aangevangen met Scandinavië, omdat geen ander volk wellicht in een zoo korte spanne tijds, zooveel kunstenaars heeft verwekt van europeesche beteekenis; omdat wellicht de letterkunde van geen ander volk zulke sterke eenheid vertoont tusschen leven en literatuur.
Feitelijk duidt de verzameltitel van dit nummer meer op het verleden dan op de toekomst. Toen in 1814 Noorwegen zich losmaakte van Denemarken en door een persoonlijke Unie met Zweden werd vereenigd, werd de eerste band verbroken; en toen in den aanvang dezer eeuw ook deze persoonlijke unie nog te drukkend werd, brak de tweede. Zoo was Noorwegen stilaan bewust geworden van zijn trotsch verleden, en had den strijd aangevangen tegen de overmacht der Deensche kultuur en tegen de politieke heerschappij van Zweden. Meer en meer zal in de toekomst worden gesproken van de Deensche, de Noorweegsche, de Zweedsche literatuur; maar we hebben niettemin deze drie literaturen in een enkel nummer willen behandelen, niet enkel omdat Scandinavië een geographische beteekenis blijft behouden, niet enkel om het gemeenschappelijk verleden, en de nauwe verwantschap der taal, maar omdat de literatuur van Denemarken, Noorwegen en Zweden, bij alle verschil van eigenschappen, sterke gemeenschappelijke grondtrekken blijft vertoonen.
Gaarne hadden we in dit nummer ook de literatuur van IJsland en Finland behandeld; Gunnar Gunnarson, Joh. Sigurjonssen, Joh. Svensson (IJsland) Karl af Tavastjerna, B. Gripenberg, Linankowski (Finland) zijn kunstenaars van beteekenis; maar de noodige plaatsruimte daarvoor ontbrak.
Aan H.K.H. Prinses Astrid, die het Zweedsche en het Vlaamsche Volk, verwant sinds eeuwen en verbonden door den gemeenschappelijken oorsprong hunner taal, een tweede maal verbond, is dit nummer met liefdevollen eerbied opgedragen.
De Redactie.