| |
| |
| |
Boekbespreking.
Emm. de Bom: De Psychologie van den Antwerpenaar. Met teekeningen van Albert Van Dijck. - ‘De Sikkel’ Antwerpen - 50 fr.
Een juweel van een boekje, zoowel naar den inhoud als naar het uiterlijke. Op Hollandsch papier van Pannekoek door Buschmann gedrukt. Puik. En de Antwerpenaar staat daar uitgebeeld in enkele trekken, zooals Mane de Bom dat kan, op z'n Jordaens, sappig-smakelijk, vol kleur en leven. Antwerpen is ‘een stad van groot gebaar en breede manieren, een groot-scheepsche stad... De stroom leidt naar de zee, 't is de weg naar de oneindigheid van den Oceaan. En de Oceaan is de Wereld.... Van zijn prille jeugd af, zijn de gedachten van den Antwerpenaar aldus gedrenkt door verte... Een haven is een romantiek ding. Ze maakt een kleine stad groot. En als die kleine stad dan een geweldig historisch verleden heeft... dan groeit zoo'n stad tot een wezen van geweldigheid, dat in de verbeelding kan blijven spoken en u, waar gij ook zijt, geheel blijft vervullen...’
En kan een Antwerpenaar aan zijn stroom denken, zonder daarbij zijn toren te herdenken?... ‘Een toren, die een wonder is van machtige grootheid, die slank ten hemel opstijgt als een gebed van steen... Een toren, die zingt bij dagen en bij nachten... Kunnen zij die verre van hunne stad leven, ooit dien toren vergeten?... Houdt ge uw hart niet vast als ge denkt aan het heimwee dat zoo'n verren zwerver kan beknellen?’ Wie van ons, Antwerpenaars, door den oorlog uit onze stad gedreven, heeft dat heimwee niet gekend? Antwerpen is niet alleen een stad van kooplieden, maar ook van dichters en kunstenaars; het is de stad der ‘Sinjoren’, die leven ‘op eigen erf’. Zooals het volk was, eeuwen geleden, is het nu nog, in-vlaamsch ‘lyrisch, dekoratief, kinderlijk’; het houdt van ‘lekker eten, veel en dikwijls, in leutig gezelschap, en zonder kommer of komplimenten’, met een vroolijk deuntje ondertusschen. Maar het kent ook een hooger leven, van ingetogenheid en vroomheid waarvan de Lieve-vrouwtjes op de hoeken der straten en de doeken onzer kunstenaars in 't museum spreken. Het is ook een blij volk, en Antwerpen is ‘een hulde aan 't leven, in al zijn gedaan ten, ze is gul en blij, ze is ernstig en ingetogen, ze is weelderig en sober... Antwerpen is eene optimistische stad...’ Kan Antwerpen wel beter gekarakterizeerd worden dan door dit laatste woord?
Alle Antwerpenaars zullen hun hart voelen opengaan bij 't lezen van dit gul en optimistisch boekje.
L.D.
| |
Nieuwe Beeldhouwkunst in Nederland, nr. 3, Hildo Krop, 15 bl. 16 afl. fl. 1,50. Uitgevers: Kosmos.
Een flink en degelijk nummer.
Krop zoekt niet de ranke lijn. Hij houdt van wat machtig is en diep van onbewustheid. Hij wil het zware zwaar; hij wil den steen haar stugheid en haar massaliteit doen behouden. Bovenal mannelijk is zijn werk. In vele technieken is hij thuis. Geen minachting heeft hij voor eenig werk - hoe nederig - dat waard is goed gedaan te worden. Hij heeft de kunst weer op de straat gebracht; hij is de stads-beeldhouwer van Amsterdam.
J.H.
| |
Sélection; cahiers 3 et 4. 10 fr. per cahier; uitgever: Sélection, Antwerpen.
We halen voor elk nummer uit den tekst een of twee zinnen die troffen of aardig voorkwamen; het belangrijke van deze publicatie is de kennismaking met het werk der besproken meesters; heel een complex van foto's bieden rijke documentatie over den besproken kunstenaar.
| |
Nr. 3 Ossip Zadkine; 16 bl. tekst, 50 reprod.
‘het is de beeldhouwer der vreugde, alles lacht bij hem; wat niet lacht, is niet waard de zon te zien.’ ‘Elke kunst die geen verlangen inboezemt te dansen, is niet leefbaar.’ ‘De
| |
| |
kunst is een spiegel waarin sommige lijnen soms wel eens een beeld kunnen geven der werkelijkheid.’
| |
Nr. 4 Egdard Tijtgat 40 bl. tekst; 80 reprod.
‘De personen van Tytgat maken simple gebaren, zijn schematisch aangeduid; zijn genegene voorliefde voor de onhandigheid der menschen is karakteristiek; alsof hij in den mensch enkel het ongekunstelde liefheeft en het ongekunstelde in de onhandigheid een laatste toevlucht vond. Hij is de Max Elskamp van onze schilderkunst, onhandig en gekunsteld, gezocht. Zijne kracht is zijn kinderlijke naieveteit.’ (men weet genoeg dat sommige historietjes van Tytgat gewaagd zijn).
J.H.
| |
Jean Tousseul: La Veilleuse. - Rieder, Paris. - 12 fr.
Een man verlaat zijne vrouw, daar het samenleven met haar onmogelijk is geworden. Zij wil echter tot echtscheiding met overgaan, en 't leven van den man wordt eene foltering. Want zijne gedwongen onthouding breekt zijne werkkracht, brengt hem tot drinken en bijna tot waanzin. Totdat een meisje medelijden met hem heeft. Met haar sticht hij een nieuwen haard - buiten Kerk of wet om. Voortaan zullen ze hun geluk ver van de woelige grootstad, in den vreedzamen buiten gaan verbergen.
Deze roman - alhoewel geen pamflet - is een protest tegen de ‘wreedheid’ van onze wetten, die de echtscheiding trachten te bemoeilijken. Dat zegt genoeg wat de strekking er van betreft. Van den anderen kant bezingt hij de getrouwheid der liefde. Doch de held is een zieke, wat aanleiding geeft tot al te veel zinnelijke bladzijden, die het lezen van het boek onaangenaam maken. Schrijver is een Waal, onze landgenoot; een man uit het volk gekomen, rijk begaafd, en die uit natuurlijken drang schrijft. Dat geeft aan al zijne boeken, o.a. ‘Le Village gris’ - eene soort auto-biographie - iets echt, iets gevoeld, een bijzonderen klank die den lezer treft, al valt er nog zooveel af te keuren op 't gebied der gedachten.
Een streng voorbehouden boek.
T.
| |
Julien Green: Leviathan. - Librairie Plon, Paris.
Een van die talentvolle, scherp realistische romans gelijk er zooveel in Frankrijk verschijnen. De bazin uit een goedkoop restaurant, die een meisje, als lokaas bij hare mannelijke cliënten gebruikt, om hare zaak te doen floreeren; een gehuwd man, die dat meisje bemint, haar op eens, in blinde, waanzinnige drift, wreed mishandelt, en daarbij nog een moord begaat; eene rijke dame, die op dezen man verliefd wordt, hem redden wil, maar dan weer schielijk van gedachte verandert en hem aan de politie overlevert, terwijl ze zichzelve een kogel door de borst schiet. Ziedaar de hoofdpersonen van dat weinig verkwikkelijk boek: lage driften, pieterige lamlendigheid, volkomen gemis aan zedelijk gevoel, niets anders is er te verwachten van de marionetten die slechts hunne impulsies volgen, en niets afweten van hooger leven of zielenadel, van wroeging of strijd. Geen lectuur voor jongeren.
T.
| |
Feesten van het Kerkelijk jaar en hunne volksgebruiken, door Kanunnik V. Van de Velde, Bestuurder van het Engelsch Klooster te Brugge. - Uitgave Excelsior, Brugge - Liturgisch Bureau Steenbrugge 1929.
Kanunnik Van de Velde, Gezelle's opvolger in het Engelsch Klooster te Brugge, heeft de liefde voor Liturgie en volksgebruik van zijn beroemden voorganger overgeërfd, zooals hij reeds door menig geschrift liet blijken. In dit boek hier geeft hij, naar de beste bronnen, de kerkelijke, en daaraan geknoopte viering door het christen volk, in allerlei belangrijke bijzonderheden te lezen. Zoo voor Allerheiligen, Allerzielen, Kerstmis, de Kruisdagen, De goede week, Paschen en Sinxen, en verder voor de meest gevierde volksheiligen als Sint Amand, Sint Antonius abt, Sint Elooi, Sint Huibrecht, Sint Jan, Sint Pieter en meer andere. Het was tijd, dat een vernuftig en belezen priester, via Gezelle, de volksgebruiken ging beschrijven, want ze worden op onze dagen door allerlei onbevoegden uit liefhebberij mishandeld. Alles wat ter eere van Heiligen of geloofsgeheimen gebeurt, is nog geen ‘folklore’ en hetgeen wel ‘folklore’ is, moet zorgvuldig onderscheiden worden naar zijn oorsprong: christen, of heidensch, of verchristende heidensche gebruiken. Het vreemd woord ‘folklore’ zegt in zijn eigen niets, of kan allerlei koopwaar bedekken. De oorsprong en bedoeling van de volksgebruiken moeten dus opgespoord worden om in te zien wat voor zaak men voorheeft. Dat, doet de Z.E. schrijver met alle mogelijke neerstigheid, en daarvoor verdient hij den dankt
| |
| |
niet alleen van de ‘folkloristen’, maar van de Vlaamsche christenen en van de priesters wier plicht het is, de christenen in die gebruiken voor te lichten en desnoods het wilde hout eruit weg te snoeien, dat uit verbastering en onwetendheid opschiet en de schoonste vieringen soms tot bijgeloof of grofheid doet ontaarden. Noch bijgeloof noch grofheden mogen, door den naam ‘folklore’, verdedigd worden.
Al. Walgroeave, pr.
| |
Katholieke jeugdlectuur.
Er bestaat ook wel zoo iets als een probleem der katholieke jeugdlectuur. In Holland behooren een massa kinderboeken tot de allermooiste prestaties op gebied van uitgave. Grootendeels is er het kinderboek in handen der neutrale firma's. Dit heeft eerst de hollandsche katholieken zich schrap doen zetten en ze achterdochtig gemaakt. Ten slotte zijn ze zelf begonnen boeken voor kinderen te schrijven. Die zijn nu door en door goed, vol deugden, goede werken en christene helden.
De katholieke uitgevers Mosmans van 's Hertogenbosch en Malmberg eveneens van 's Hertogenbosch sturen ons hunne jongste uitgaven die wij gaarne aanbevelen.
Mosmans stuurt vijf boekjes van To Helcsher: ‘Hoe trotschkopje genas’, ‘Een kostschoolstel’, ‘Dot’, ‘Een jaartje rond’ en ‘Wie houdt er van een versje’. De twee eerste zijn voor scholierkens van een jaar of tien bestemd, vroolijk en met een zedeles. De andere drie bevatten versjes voor 't kleiner volk. Alle vijf zijn ze geillustreerd met teekeningen van Gerard Gerrits die stijve potloodteekeningen maakt maar in ‘Een jaartje rond’ en ‘Wie houdt er van een versje’ mooie penteekeningen levert.
Frischer komen Malmberg's uitgaven voor den dag. Er zijn er in alle grootten en prijzen:
‘Hoe de leeuw voor rechter speelde’ door M. Van Helmond. ‘De hoepelwedstrijd’ door Thérése van Raamsdonk. ‘Sarina’ door Walterida. ‘Wat oude Trui vertelde’ door Zr. Ma. Teresa. ‘Leuke bedelaartjes’ door Jo Rutten. Ze kosten elk maar vijf frank, minder dan een vlaamsch boek, zijn mooi ingebonden en op elke bladzijde met twee en driekleurige illustraties versierd die waarlijk smaakvol zijn.
In een grootere serie, 9 fr. per deeltje (het is geen prijs!) eveneens mooi ingebonden, boeken van circa 100 blz. zijn er vier verschenen: ‘Wim de Blauwpit’ door Kees Spierings, en de drie missieverhalen: ‘Een kind van Java’ door D.C. Visschers, ‘Zoo 'n rare Chinees’ door Lambert Lucaz en ‘In het Oerwoud’ door B.V. Zwegers. Illustrators Rob. Graafland, W. Huysmans, J. Rotgans leveren smaakvolle teekeningen.
Op grooter formaat, uitgaven van meer den 250 blz., prijs 24 fr. vooreerst een jongensboek van niemand minder dan Francis Finn, die vóór enkele maanden overleed: ‘De geheimzinnige gids’. Een Finn moet niet meer aanbevolen worden en vooral daar Thomas Playfair hier optreedt als Jezuit is verder lof overvloedig. - Het tweede is een werk van W. Van den Berg: ‘Rudi's avontuur’, een avontuur dat nogal de moeite waard is, want Rudi komt voor het gerecht. Onschuldig natuurlijk en dat wordt dan ook tijdig bewezen en ingezien. De illustrator Peter Lutz is een begeefd caricaturist.
|
|