Vondel Herdacht.
In ‘De Stem’ (Januari), schreef Dirk Coster over Vondel's ‘Geuzen vesper’, dat hij ‘het laatste der geuzen-liederen heet. Hij schrijft o.m.:
‘Het laatste der Geuzenliederen, schrijft hij, dat wil dus zeggen: de laatste hooge en panisch-brekende golf van 't sterke leven, dat met den tachtigjarigen oorlog in ons land was ontstaan. - Driemaal heeft heeft het leven zich in onze poëzie panisch verhevigd; eenmaal in de middeleeuwen, waar soms een eenzaam liefde dorstend leven plotselingtot zijn climax steeg, - eenmaal bij den aanhef van de 17de eeuw, tenslotte in den modernen tijd zoowel in Vlaanderen als in Holland in Gezelle, Boutens en Gorter. - Panisch leven is geen andersoortig leven, het is hetzelfde leven van overal, van alle menschen dat zich openbaart, alleen het neemt voor enkele oogenblikken zijn denkbaarhevigste stroomkracht aan, het schijnt zich los te rukken van zijn oorsprong, van de mensch, de ziel die het draagt en onbedwingbaar voort te stroomen naar de gril zijner elemententaire krachten. En niet alleen versnellen de gevoelens zich, zij verkorten zich in die snelheid: de wisseling, het overspringen van den toon geschiedt met uitzonderlijke heftigheid, storm breekt in stilte, uit stilte vlaagt dadelijk weer de vervoering, snik en lach liggen vlak naast elkaar, een wereld en een leven perst zich samen in enkele maatslagen van klank! - Zij zijn vormgeworden woede, vormgeworden razernij. Om het wonder van het vers aan te duiden in zijn uiterste vervoeringsoogenblikken, kunnen slechts benade ende beelden dienen. Platoon sprak van den musischen waanzin, en dit was, in den tijd, het eerste beeld dat dit onbepaalb ar wonder trachtte te benaderen. In de Middeleeuwen is het de mensch alleen, de voor zichzelve levende mensch, die uit zich zelf gerukt wordt en meegesleurd door deze panische drift: Hadewych en de onbekende van het Alle Dinghe. Het is een paniek van liefde, het toppunt van een lang en levenvervullend begeeren, dat lang gewoeld heeft en gedroomd, om eindelijk in een kolk van licht en duizeling te verdwijnen. - In den modernen tijd is het opnieuw de mensch alleen, de
mensch die voor zichzelven leeft, doch het is helaas de liefde niet meer, die deze eenzaamheid met haar zwellerd en eindelijk ondraaglijk geluk te vervullen vermocht. Van alle gevoelens is
(Vervolg op blz. 14).