Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1928
(1928)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 633]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[1928/9]Het Katholicisme van een orthodoxen Keizer
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 634]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Kardinaal Della Somaglia, Staatssekretaris, waarin de audientie voor generaal Michaud wordt, aangevraagd; ook het oorspronkelijk stuk van het antwoord van den Kardinaal, van den 26 November waarin de audientie wordt beloofd; en het oorspronkelijk stuk van een tweede antwoord van denzelfden Kardinaal, van den 3e December, waarin dag en uur van de toegestane audientie worden aangegeven. De eerste audientie, die streng officiëel was, was bepaald op den 5en December. Een weinig later had een heelemaal private en heel wat belangrijker audientie plaats. Om ze beter verborgen te houden, gaf Kardinaal Soglia, die toen geheim kamerheer was van Leo XII, aan den generaal rendez-vous onder den zuilengang van St. Pieter, en bracht hem vervolgens bij den Paus. Volgens de getuigenissen der tijdgenooten, deed Michaud toen hij voor den Paus lag neergeknield, aan dezen onder het zegel der geheimhouding, een wonderbare verklaring. De generaal maakte hem nl. den vast besloten wil bekend van den keizer om persoonlijk de byzantijnsche orthodoxie af te zweren, en de volkeren aan zijn scepter onderworpen, tot de eenheid terug te brengen; in naam van zijn meester vroeg hij dat er naar Sint Petersburg een theologant gezonden zou worden, met de noodige volmachten. De keus van den paus viel op dom Mauro Cappellari, die later zelf paus zou worden en Gregorius XVI zou heeten. Maar de verre reis naar Rusland schrok hem af. Toen werd Pater Orioli aangeduid, conventueel en later kardinaal geworden. Juist toen deze zich tot het vertrek gereed maakte, bracht de onverwachte dood van Alexander I een tegenbevel. In Rusland teruggekeerd, stelde Michaud het verslag op van zijn zending naar Rome. Dit dokument werd door Nesselrode, minister van buitenlandsche zaken, overhandigd aan prins Volkonsky, huisminister van Keizer Nikolaas I. Groothertog Nikolaas Mikhaïlovitch (oom van Keizer Nikolaas II, en evenals hij door de Marxisten vermoord) was van meening dat Keizer Nikolaas I het verslag van generaal Michaud in 't vuur heeft geworpen. Maar de broer van Michaud, graaf Gaëtano, bezat een afschrift van het dokument en deelde dit in 1846 mee aan P. Antonio Bresciani. Volgens dit afschrift, zou Keizer Alexander I, bij het afscheid van Michaud vóór zijn vertrek naar Rome, tot hem gezegd hebben: - ‘Ik zie duidelijk de groote moeilijkheid in van de onderneming, maar als ik als martelaar van een zoo schoone zaak moest sterven, zou ik | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 635]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
me zeer gelukkig achten.’Ga naar voetnoot(1) Constance de Maistre, later hertogin van Laval-Montmorency, vatte als volgt de mededeelingen samen die generaal Michaud haar had gedaan: ‘Ik verklaar, uit den mond van generaal Michaud vernomen te hebben dat hij, adjudant van Keizer Alexander, van dezen vorst de zending had ontvangen, aan den toen regeerenden Paus (Leo XII) de hulde te brengen van zijn algeheele onderwerping aan zijn geestelijk gezag. De generaal knielde voor den Paus neer, en erkende hem, in naam van den keizer, als hoofd der Kerk.’ Tegenover graaf de l'Escarenne, toekomstig minister van binnenlandsche zaken van Charles-Albert, is Michaud nog duidelijker geweest. Den 22en Augustus 1841 stelde L'Escarenne ten behoeve van Charles-Albert een gedenkschrift op, dat in 't Italiaansch vertaald, in 1876 door de Civiltà Cattolica gepubliceerd werd. Behalve het reeds gekend verhaal, leest men daarin dat Keizer Alexander I ervan gedroomd zou hebben zelf de reis naar Rome te maken; hij zou er heen zijn gegaan na het Congres van Verona. Maar ‘zijn overhelling naar het Katholicisme wekte argwaan bij zijn familie, en de keizerin-moeder, Maria Féderovna vreesde dat een onderhoud met den Heiligen Vader (Pius VII - Gregorius Chiaranmonti) haar zoon zou doen besluiten in den schoot der Kerk terug te keeren, en daarom vroeg zij hem met aandrang niet naar Rome te gaan.’ Uit eerbied voor zijn moeder zag de Keizer van zijn voornemen af, vast besloten later weerwraak te nemen door het zenden van een bode. Chateaubriand bevestigt deze inlichting in het ‘Congrès de Vérone’ (1838, t. I bl. 218). De volgende getuigenis komt rechtstreeks van Leo XII door Gregorius XVI en zijn vertrouweling. Gaëtano Moroni. Deze laatste vernam zijn verhaal, dat hij in zijn Dizionario had overgedrukt, uit den mond van Gregorius XVI en had het op schrift gesteld denzelfden dag nog dat hij het vernomen had. De Paus verhaalt de audientie van Michaud bijna in dezelfde termen als L'Escarenne. Een andere Paus, Pius IX en die putte uit een andere bron, heeft de getuigenis van Gregorius XVI bevestigd. Hij had P. Ballerini last, gegeven de geschiedenis van zijn pontifikaat te schrijven. Deze laatste | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 636]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
op de hoogte gebracht der mededeelingen van Gaëtano Michaud, stelde aan zijn Zijn Heiligheid voor, haar daarvan lezing te geven. Pius IX antwoordde, dat hij eerst zou vertellen wat hij over hetzelfde onderwerp wist, ‘als hem verhaald door Kardinaal Soglia’ gewezen kamerheer, die gelast was geweest generaal Michaud bij den Paus binnen te leiden Pius IX stond verslagen door de volmaakte gelijkenis van de twee lezingen, oordeelde het feit zeker, niet den minsten twijfel toelatend, en keurde de publikatie ervan goed. Te Sint Petersburg vindt men de sporen terug van dezelfde overlevering. Alvorens naar Taganrog te vertrekken, had Keizer Alexander I aan P. Sokolsky, prior der Dominikanen, het geheim bevel gegeven een vertrek te doen in gereedheid brengen voor een priester die weldra uit Rome zou komen. Het keizerlijk bevel werd uitgevoerd in het klooster van Sinte Katharina, op den rand van het vergezicht op Nevsky. Pas lang daarna maakte de prior het raadselachtig feit bekend. Zijn opvolger, P. Josewicz, verhaalde het graag en uit zijn eigen mond heeft E.P. Pierling het vernomen. Al die getuigenissen hebben, volgens zijn meening, een onbetwistbare waarde. De getuigen kunnen de waarheid kennen, en er is niets dat hen kan aanzetten ze te veranderen. Hun karakter is een waarborg voor hun eerlijkheid. Hun getuigenissen zijn onafhankelijk van elkaar, komen onderling volmaakt overeen, kontroleeren elkaar, en een onpartijdige kritiek heeft niet het recht ze in twijfel te trekken. Ook verwerpen de Russische schrijvers, die zich met de kwestie hebben beziggehouden, ze geenszins. Zij vinden die getuigenissen voldoende om de overeenkomst vast te stellen van het afschrift van graaf Gaëtano met het oorspronkelijk verslag van generaal Michaud, dat in 1842 door Keizer Nikolaas I werd in vuur geworpen. Het verhaal van de zending is hersteld; het geeft de ontgoo; cheling weer van den keizerlijken gezant die, vurig katholiek, zijn droomen van vereeniging van Rusland met de Roomsche Kerk in rook zag vergaan. Alles wat d deelname van generaal Michaud aan de zending raakt, is klaar en onbetwistbaar. Maar is het inzicht van den keizer, van dezen ‘zoo moeilijk te ontraadselen’ sfinks, even stevig bewezen? De getuigenissen, die talrijk zijn van den kant der katholieken, ontbreken heelemaal van orthodoxe zijde en daarop steunen de Russische kritici om de besluiten van P. Pierling te betwisten. Om dien gordiaanschen knoop door te hakken, heeft men moeten putten in de Russische keizerlijke archieven, zooals P. Pierling het gedaan heeft in de archieven van het Vatikaan. Alleen groothertog Nikolaas | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 637]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Mikhaïlovitch kon die archieven bereiken. In zijn merkwaardig werk: ‘Correspondance de l'empereur Alexandre Ier avec sa soeur, la grande-duchesse Cathérine Pavlona (Sint-Petersburg, 1910, blz. 286-290) staat juist het beslissend dokument, het doorslaand en onbetwistbaar bewijs van de bekeering tot het Katholicisme van den orthodoxen vorst. 'T is een klein blaadje, gevouwen en nog en nog eens gevouwen, en in 't Russisch opgesteld, behalve de laatste regels die in 't Fransch zijn geschreven. Deze nota werd in een omslag gestoken, waarop keizer Alexander I eigenhandig had geschreven: ‘A son Altesse Impériale la grande-duchesse Cathérine Pavlona, en mains propres.’ De tekst die volgt is eveneens van 's keizers hand; ziehier ervan de letterlijke, vlaamsche vertaling: ‘Mystieke litteratuur’. De oorsprong der zoo genoemde mystieke vereenigingen loopt terug tot in de hoogste oudheid. De mysteries van Egypte, van Thebe, van Eleusis, van Orpheus, van Pythagoras, van Mitra (bij de Persen) van de Indiërs en anderen, bewijzen deze waarheid. Welk was het doel van die mysteries? De kennis van God, van den mensch en van de natuur. Waarom waren die kennissen een mysterie? Om de volgende redenen:
Dus zijn er geweest, en moeten er altijd zijn geheimzinnige genootschappen. De christelijke godsdienst heeft den band gevormd tusschen de oude en de hedendaagsche vereenigingen. Bij zijn ontstaan was hij niets anders dan een geheimzinnige vereeniging. Niemand werd in de kerk van Jeruzalem opgenomen zonder proefneming en zonder zuivering. De politiek der vorsten heeft deze geheimnisvolle leer omgevormd tot gemeenschappelijken godsdienst | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 638]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
der volkeren. Maar, al ontdekte ze de kerkgebruiken, de mysteries kon de politiek niet openbaar maken. Bijgevolg, zelfs nu en evenals altijd, is er een uitwendige en een inwendige kerk. De grondslag der leer is dezelfde in de twee kerken: de Bijbel, maar in de eerste kent men enkel de letter, terwijl men in de tweede het verstaan ervan onderwijst. Er bestaat een ontelbare hoeveelheid geschriften voor de uitwendige Kerk gepubliceerd. Hun systematische uiteenzetting heet Godgeleerdheid. Er is ook een aanzienlijk, maar niet zoo groot, aantal geschriften uitgegeven voor de inwendige Kerk. Hun geheel heet Mysterieuse of Mystieke Theologie. Onder deze benaming moet men niet een enkel, om 't even welk stelsel verstaan, want er bestaat geen juiste, systematische uiteenzetting van dit soort theologie (In 't Duitsch en in 't latijn is er wel het werk van Arnold, onder den titel van Mysterieuse Theologie, maar het is zeer onvoldoende). De geschriften die, in 't algemeen, bij deze soort hooren, zijn gekend onder verschillende benamingen als: Geestelijke werken, Theosofische werken, Ascetische werken enz. Al die geschriften kan men in drie klassen verdeelen. Tot de eerste klas moet men die terugbrengen waarvan het voornaamste voorwerp de theorie is van deze leer, of haar abstrakte en allereerste grondslagen (Register No 1). Voor de lezing van deze klas van schrijvers, is het noodig de volgende belangrijke en essentieele opmerking te maken: De menschelijke taal is zeer onvoldoende om de zuivere en subtiele begrippen uit te drukken omtrent God en de natuur. Daarenboven, de waarheden door God zelf veropenbaard, worden onvermijdelijk, als ze door de verbeelding gaan, min of meer doortrokken met de indrukken aan de verbeelding eigen. Wij zien dat zelfs de propheten en de apostelen op een verschillende manier spraken en schreven over die onderwerpen, volgens de verschillende hoedanigheden van hun verstand en van hun verbeeldingskracht. Bijgevolg:
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 639]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De tweede klas schrijvers van dit soort houdt om zoo te zeggen, het midden tusschen de twee andere; bij hen is er minder theorie en meer, praktisch, zedelijk onderricht (Register No 2.) De schrijvers van deze soort voeden minder het verstand, doch naderen meer het hart. Hun weg is meer buiten gevaar, rustiger en zekerder. Eindelijk, de derde klas van dit soort geschriften bevat die welke zich uitsluitend bezig houden met de zedelijke kultuur en, zonder zich te beroepen op eenige theorie, den praktischen weg aanwijzen, door de ondervinding goedgekeurd (Register No 3). Dit soort is het meest betrouwenswaardig en het veiligst. Gelukkig hij die, na eenigen tijd besteed te hebben aan de verstandelijke navorsching, zich verdrietig gevoelt door de geschriften der eerste klas, tot de tweede overgaat en zich opwerkt tot de derde. De volmaaktheid en de waarheid liggen hier ten grondslag, want, in alles, is de eenvoud, volmaaktheid.
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 640]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
N.B. Al deze boeken zijn zuiver, onvermengd goud. Maar de grondslagen van allen is de H. Schrift. Om de lezing ervan gemakkelijker te maken, bestaat in 't fransch: Morale de Jésus-Christ et des Apótres. - In russisch: de vier Evangelies. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 641]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(In 't fransch) Ziehier nog iets. 'T is een soort inleiding tot het fameuse papier over de mystieke genootschappen. Heel de uwe met hart en ziel voor het leven. - Vriendelijkste groeten aan Georges (prins van Oldenburg, echtgenoot van de zuster van Keizer Alexander). Groot-hertog Nikolaas Mikhaïlovitch voegt er bij: ‘Dat is de inhoud van dit ‘Billet de la main de l'empereur Alexandre 1er, plié in 8o.’ Die drie bibliografische registers, waarvan de derde enkel werken van katholieke schrijvers aangeeft, door Alexander I beschouwd als ‘zuiver onvermengd goud’ bewijzen dat de orthodoxe keizer diep doordrongen, was van de katholieke begrippen. De zending van generaal Michaud was dus volkomen in overeenstemming met zijn godsdienstige mentaliteit. Onder de dokumenten, door groot-hertog Nikolaas Mikhaïlovitch aangehaald in het werk ‘L'Empereur Alexandre Ier’ (t. II blz. 7) bevindt zich nog een bewijs dat deze vorst, lang voor zijn dood, de katholieke geloofsleer had aangenomen. In een brief aan minister Kochélév, gedateerd van Polotsk den 25 Januari 1813, drukt hij zich uit als volgt: ‘Richt uwe gebeden tot het Opperste Wezen, tot Onzen Zaligmaker en tot den Heiligen Geest, die uit Hen voortkomt, opdat Zij mij geleiden, en mij bevestigen op den eenigen weg die tot de Zaligheid voert, en mij de noodige middelen schenken om mijn publieke taak te voltooiën, doo mijn vaderland gelukkig te maken, maar niet in de vulgaire beteekenis: in het bevorderen van het waarachtig rijk van Jezus Christus plaats ik heel mijn roem. Geheel de uwe.’ Keizer Alexander Ie, die zoo goed op de hoogte was van de theologische litteratuur, kende zeer goed het leerstellig belang van het dogma der voortkomst van den Heiligen Geest: te veel geleerde pennen, byzantijnsche vooral, hebben de kwestie van het Filioque behandeld, te veel lansen zijn er hieromtrent gebroken op het concilie van Florentië. Wijl hij de geestelijke suprematie van den paus erkend heeft, en het katholiek dogma aangenomen van de voortkomst van den Heiligen Geest, heeft hij in zijn ziel de kerkelijke eenheid hersteld. Om definitief vast te stellen dat het idee van godsdienstige eenheid den geest van Keizer Alexander niet losliet, behoeven we nog slechts het getuigenis aan te halen van graaf de Maistre (J. de Maistre, OEuvres complètes, t. XIII blz. 282-288) die hieromtrent een merkwaardig onderhoud heeft gehad met den keizer. Omtrent de confessionneele verschillen, drukte Alexander 1e zich uit als volgt: ‘Er is in het Christendom iets grooters dan dat alles (en terzelfder | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 642]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
tijd hief hij de hand op en strekte ze uit in 't rond alsof hij den koepel gebouwd had van de Algemeene Kerk). Ziedaar het essentieele... Ik geloof wel dat alle gemeenschappen zich eens zullen vereenigen, ik houd het voor vast en zeker; maar het oogenblik is nog niet gekomen.’ Toen hij gemeend heeft dat het oogenblik eindelijk gekomen is, was het te laat: zijn ‘publieke taak’ was ten einde. |
|