Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1928(1928)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 564] [p. 564] Gedichten. door Arnold Sauwen. I. Dies irae. De doodsklok galmt met doffe slagen, een naar gelui, dat dorp en gouw de droeve mare melden zou: een doode wordt ter kerk gedragen. Traag volgt de stoet van vriend en magen, in 't zwart gekleed, de ziel vol rouw om hem die heenging, plichtgetrouw des levens last droeg en zijn plagen. De boetpsalm jammert... smeekend teër hoort men het Miserere klagen: ach! wees der ziel genadig, Heer: Dies irae... wil niet versagen, daagt eens de kwaadste van de dagen, arm hert, dat angstig vraagt: wanneer? [pagina 565] [p. 565] II. Bemoediging. Wanhoop, o mensch niet aan het leven, zoo soms uw weg langs dorens leidt. De zon, die 't veld met goud bespreidt, werpt donkre schaduw in de dreven. Betrouwend de oogen opgeheven, al eet ge uw brood in bitterheid! Wie weet wat morgen u verbeidt aan troostend heil, met licht doorweven? Zoo soms een traan ter wimper beeft, zoolang in 't hart de hoop nog leeft, is al 't geluk nog niet verloren. Moog 't leven nog zoo donker zijn, straks breekt een ster door 't wolkgordijn en vreugde wordt uit smart geboren! Vorige Volgende