Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1928
(1928)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 422]
| |
Boekbespreking.Een Geschiedenis der Nederlandsche Bouwkunst.Ga naar voetnoot(1)Hoewel geruimen tijd vertraagd is toch nog eerder dan verwacht werd het eerste deel gereed gekomen van het Handboek tot de geschiedenis der Nederlandsche Bouwkunst door F.A.J. Vermeulen, hoofdcommies aan het Rijksbureau voor de monumentenzorg te 's Gravenhage. Het tekstgedeelte van het eerste deel bevat 530 blz. in octavo; het boekdeel met bij den tekst hoorend illustraties bevat 345 platen op zelfde groot formaat. Beide deelen zijn afzonderlijk te verkrijgen resp. à fl. 8 en 7 of gebonden in stevigen buckramband à fl. 9,50 en 8,50. Oorspronkelijk was 't de bedoeling dit handboek in één deel te doen verschijnen, doch de uitgebreidheid van de stof en het groot aantal afbeeldingen en platen maakten het wenschelijk dit gedeelte als het eerste deel te beschouwen en afzonderlijk verkrijgbaar te stellen. De schrijver is reeds bezig aan het vervolg, dat niet zoo groote moeilijkheden biedt als dit eerste gedeelte en dus in betrekkelijk korten tijd gereed zal zijn. Het zal eveneens in afleveringen verschijnen, met afbeeldingen worden versierd en ook vergezeld gaan van een album met platen. Ziehier de inhoud van het verschenen eerste deel dat handelt over ‘Voorgeschiedenis en Middeleeuwen.’ | |
Inleiding. - Bronnen en literatuur. - De voorgeschiedenis. - § 1. Tijdperk der hunebedden en grafheuvels. - § 2. Het Romeinsche tijdperk. - Grondslagen der christelijke bouwkunst. - § 1. De oudste kerkgebouwen. - § 2. De basiliek. - De kerkelijke bouwkunst der middeleeuwen. - § 1. Het voor-romaansche tijdvak. - § 2. De vroege romaansche periode. - § 3. Stroomingen in de romaansche bouwkunst. - § 4. De romaansche bouwstelsels in Nederland. - § 5. Het gothische stelsel. - § 6. De Nederlandsche gothiek. - De militaire bouwkunst der middeleeuwen. - § 1. Voor- en vroegmiddeleeuwsche burchten. - § 2. Middeleeuwsche krijgskunst. - § 3. Overzicht der monu menten. - § 4. Vesting- en stedebouw. - De burgerlijke bouwkunst der middeleeuwen. - § 1. Raadhuizen en hallen. - § 2. Gestichten van Liefdadigheid. - § 3. Woonhuizen. - Registers van plaatsnamen, persoonsnamen, zaaknamen, platen.De heer Vermeulen bewijst met dit eerste deel afdoende zijn onbetwistbare autoriteit. Hij schrijft een zeer heldere wetenschappelijke taal. Vooral zijn inleiding is alleszins merwaardig om de rijke documentatie en den juisten kijk op het wezen der architectuur. Een zeer uitgebreide lijst der bronnen verhoogt het nut van zijn handboek. Handboek? Prof. Kalff hield niet van handboeken die ‘lezen als een roman’ maar hij schreef er zelf die zoo aangenaam lezen. En in elk geval zou hij met het Handboek van den heer Vermeulen fel in zijn schik zijn geweest. De illustraties zijn op zichzelf een schat. Behalve de teekeningen van niet meer bestaande gebouwen is geen enkele plaat uit andere werken overgenomen. De auteur heeft enkel gegeven wat essentieele waarde had en zich niet laten verleiden door wat hij zonder moeite kon krijgen. Zijn werk is hoogst nuttig, niet enkel voor vakkundigen maar voor alle ontwikkelden. Hij moge dit werk, waarvan het tweede en laatste deel met belangstelling te gemoet wordt gezien het welverdiend succes zien beleven. H. | |
[pagina 423]
| |
J. Oterdahl, Inger Skram, vert, door N. Basenau-Goemans, Uitg. Meulenhoff, Amsterdam.Brandes zou over dit boek niet goed te spreken geweest zijn, want het staat in het teeken der jongere deensche literatuur en deze staat zelf in het teeken eener religieuze verdieping. Dit boek van een vrouw over een vrouw is het beste werk van Oterdahl en een der zeer goede uit de deensche literatuur. Gelijk Undset's beroemde Kristin is deze Inger als een symbool van menschelijke loutering door lijden. Inger Skram begint het leven gelukkig maar reeds halverwege heeft smart haar in den greep. Haar moeder wordt hard en bitter tegen haar, haar man wordt ontrouw, haar kinderen sterven en dan kwijnt zij zelve weg. Zij gaat niet hopeloos en vertwijfeld ten onder, neen, als zij sterft licht de glimlach van een uiterste geluk over haar gelaat en zij prevelt stervend geliefde namen alsof al die geliefden zelf rond haar stonden. Een zeer schoon boek vol teederheid en tragiek. | |
Dr. Felix Rutten, Prof. P. Groenen en Dr. Th. Verhoeven, Bijbelsch Leesboek in twee deelen, met illustraties van Huib. Luns, Uitg. P. Brand, Hilversum. Per deel gld. 2,50.In beide boeken wordt geboden Bijbelsche Geschiedenis in den meest aantrekkelijken vorm denkbaar. De geleerde schrijvers zijn er in geslaagd de stof zoo te behandelen dat ook grootere studenten er volop kunnen van genieten. Een korte samenvatting, maar tevens een levendig verhaal, door platen verduidelijkt. | |
Dr. W. Van Schothorst, Geschiedenis der Nederlandsche Letterkunde in twee deelen. Kemink en Zoon, te Utrecht.Na de vernietigende kritiek in de Warande verschenen op Dr. Mollers' zoogezegde geschiedenis der nederlandsche letterkunde, kan men de goeie degelijkheid van deze twee keurig uitgegeven schoolboeken waardeeren. Ook hier wordt een afschuw voor de ‘weetjes’ en de geleerdheid bekend, maar daarvoor wordt dan ernstigen eenvoud in de plaats gegeven. En dit wordt zôô voorgesteld dat het weinige wat gegeven wordt, in plaats van afkeer te wekken door slordige saaiheid zooals bij Moller, bij de studenten 't verlangen wekt om meer te weten, om meer te lezen. Veronderstel dat zoo'n verlangen mirakuleus gewekt wordt bij een leerling van Moller, dan kan dezes handboek hem niets anders wijzen dan de weg naar Roeping en nog eens Roeping. Schothorst echter motiveert elk oordeel, citeert een massa bronnen die den studax zoover voorthelpen als hij 't zelf maar verkiest. Hij geeft bovendien een keur van gebloemleesde stukken die niet uit andere bloemlezingen is geknipt maar persoonlijk en met een vasten smaak gekozen. In dezen achtsten druk zijn bovendien eenige mooie en zeer interessante illustraties opgenomen. | |
Dr. W.G.N. Van Der Sleen. Vier maanden kampeeren in den Himalaya, Nygh en Van Ditmar, Rotterdam.Weinige reisverhalen zijn zoo vlot en zoo boeiend geschreven. Nu had deze auteur ook een benijdbaar onderwerp. Hij heeft negen maanden lang mee rondgezworven door Egypte, Arabië, de Roode Zee, Erythrea en Britsch Indië. Maar een tocht van vier maanden door de Himalaya heeft op hem meest indruk gemaakt. Men voelt dat van bladzij tot bladzij. Was dit een louter toeristiek exploot? Neen, wij vernemen dat deze reiziger met zijn zakken vol geologische steenen is teruggekomen en met een heel herbarium, vogel- en vlindercollecties en wat weet ik meer. Hij weze van harte gedankt omdat hij ons daar niet het fijne van tracht te vertellen. Want dat zou saai geworden zijn. Nu heeft hij ons een schat van foto's uit zijn portefeuille voor den dag gehaald en bij die aantrekkelijke plaatjes vertelt hij levendig en boeiend. Het is werkelijk de moeite waard en wij wachten belangstellend op de volgende reisverhalen ons door Dr. Van der Sleen nu reeds beloofd. | |
Fr. S. Rombouts, Historiese Pedagogiek, tweede deel, negentiende en twintigste eeuw, Drukkerij van het R.K. Jongensweezenhuis te Tilburg, gld. 5. -Een standaardwerk. En men vraagt zich af waar deze druk docerende en ook elders druk schrijvende frater Rombouts den tijd heeft gevonden om een zo ontzettend omvangrijken | |
[pagina 424]
| |
arbeid aan te durven en tot een goed einde te brengen. Want al kondigt de auteur een derde deel aan, het is hem en ons duidelijk dat dit nauwelijks een vervolg van dit twede zal wezen, wel ‘een nadere uitwerking van een deel daarvan.’ Dit lijvige tweede deel nu bevat de historiek der paedagogie gedurende de 19e en de 20e eeuw. De negentiende is de eeuw van het liberalisme en het liberalisme is het erfstuk van het rationalisme der achttiende en van het positivisme dat al het bovennatuurlijke, ja zelfs het bovenzinnelijke loochende. De negentiende eeuw wordt hier genoemd de ‘ontkerstening der kultuur’. Daarop is gevolgd de ontreddering van het eerste kwartaal der twintigste eeuw en dan de bezinning. Heerlijke bladzijden weet de geleerde, tevens vlot stylist, te wijden aan de bloeiperiode der katholieke paedagogiek en haar voornaamste vertegenwoordigers. Frater Rombouts omschrijft zijn boek als volgt: ‘Groote lijnen der geschiedenis van opvoedkundig denken en doen in doorlopend verband met de kultuurontwikkeling’. Dit wijst er wel op dat zijn werk ook voor leeken in het vak is geschreven. Deze leeken zullen het lezen met groeiende belangstelling en vreugde. Het boek is zeer mooi uitgegeven met 41 portretten buiten den tekst. | |
Dr. J.J. Fahrenfort, Het hoogste wezen der primitieven, Wolters, Groningen.Een studie over het oermonotheisme bij enkele der laagste volken. Een kwestie van het allerhoogste wetenschappelijk belang, waarover de groote ethnoloog P. Schmidt, de leider van het tijdschrift ‘Anthropos’, een verrassende en vernuftige theorie verdedigt. Feitelijk is het tegen deze theorie, die een doodssteek voor het evolutionisme is, dat schrijver dezer zijn boek heeft geschreven. Wel schrijft hij een veel belovende inleiding om volstrekt alle apriorisme, ingegeven door een geloof of door een als een geloof aanvaarde wereldbeschouwing te verwerpen als anti-wetenschappelijk. Maar zelf ontsnapt hij niet aan apriorisme. De missionarissen door Schmidt uitgezonden verdenkt hij apriori. Waarom verdenkt hij ook niet de vrijzinnige onderzoekers. Overigens wordt gaarne toegegeven dat de theorie van Schmidt op een massa feiten een toch zeer onvaste hypothesis bouwt. | |
Fenna De Meyer, Vergeefsche vlucht, Hollandiadrukkerij, Baarn.Een mooie jonge Haagsche trouwt een bejaarden dorpsnotaris. Die man is te braaf en de dorpsche dames zijn te vervelend. Kortstondig avontuurtje met een uit de buurt maar de notaris zet het stop. Maar dan ziet deze moeder van twee kinderen een jeugdvriend weer en zij trekt er met hem van door nadat haar oudste kind eerst gestorven is. Veertien jaar zwerven in ‘geluk’ en miserie tot de man haar weer verlaat. Zij keert nu terug naar haar vaderland, op tijd om haar eenig kind in haar armen te zien sterven. De schrijfster is het met deze ‘heldin’ over de vergeefsche vlucht eens maar ons overtuigen kan zij niet. | |
Diet Kramer, Stans van de vijfjarige N.V. Jacob Van Campen, Amsterdam.Dit genre meisjes-jeugdboeken schijnt in Holland zijn publiek te vinden. De H.B.S. is een ‘onuitputtelijke bron’. Jammer genoeg is er zoo weinig varieteit in het geputte. Gezellige kijkjes in binnenhuisjes en leuke dialoogjes onder H.B.S. stertjes en bakvisch-liefdetjes. Overigens speelt dit boek in een protestantsch midden. | |
Zr. Ma. Theresia, Ina; Heintje den bult, resp. fr. 12,50 en fr. 14. - Uitgave Malmberg's Bosch.Ieder die de kleintjes tot hun 1e communie moet voorbereiden, heeft al het tekort gevoeld aan verhalen om het hoogverhevene en innig-heilige zôô voor te stellen dat het levend en boeiend worde voor de kinderen. In deze twee bundeltjes vinden wij een schat van vertellingen, betrekking hebbend op de kinder-communie. Zr. Ma. Theresia heeft een fijne pen en na lezing van deze zeer mooie deeltjes verlangt men alweer naar nog meer zoo'n godvruchtig werk. | |
Alfred A. Haighton, Successie, Leidsche Uitgeversmaatschappij, Leiden.Wij raden iedereen af dit boek te lezen. | |
[pagina 425]
| |
Aart van der Leeuw, Ik en mijn speelman, Nygh en Van Ditmar, Rotterdam.Het moet een ‘luchthartige geschiedenis’ heeten, dit zwerven om avontuur van den Vicomte Claude de Lingendres met een reizend speelman. De vicomte wilde ontkomen aan vaders' dwang. Maar ook de Mathilde waarmee men hem wil doen trouwen ondervindt dien dwang en slaat evenals hij op de vlucht. En zoo ontmoeten deze twee elkaar; zonder elkaar te kennen worden zij verliefd... enz.... Het thema is aan wie weet hoeveel romannetjes en blijspelen in 't fransoos ontleend maar wat doet dat er toe. Deze luchthartige geschiedenis werd geschreven in een schoon Nederlandsch vol lucht en licht en lenigheid en kracht. Somtijds een beetje ijl en ja soms wel wat luchthartig, heel de geschiedenis, voor zooveel taalpracht. Tien bundels gedichten bevatten nog niet zooveel poëzie als twintig blz. van Van Der Leeuw. | |
Karl Linzen, Marte Schlichtegrall 2 deelen 16e tot 20e duizend - Uitg. Kosel und Pustet, Munchen geb. mk. 10, geb. in linnen mk. 12.Met dezen roman heeft de groote essayist Linzen zich een faam als romancier veroverd. Karl Muth noemde hem wegens zijn ‘Zug der Gestalten’ een der beste essayisten der wereldliteratuur. In ‘Marte Schlichtegrall vat deze auteur een probleem aan dat ten slotte kan herleid worden tot het eeuwige thema: een man tusschen twee vrouwen, maar dat hij verwerkt op een sterk-oorspronkelijke grootsch opgevatte manier. De man is hier een scheepsdokter en de twee vrouwen: Marte Schlichtegrall, zijn vroegere speelgenoote uit de kinderjaren in Brinklage, ‘die graue Stadt am Meer’, en Donna Leocadia een schoone Braziliaansche. Linzen verheft dit eenvoudige gegeven tot een conflikt tusschen het Noorden en het Zuiden, plicht en schoonheid, rust en heimwee, heimat en vreemde landen. Hij is een meester van halve tonen, een stemmingskunstenaar die dat fijne doordringen tot des herten grond met een ideale perfectie beoefent. Daardoor echter minder modern, nu de leuze gaat van ‘dynamiek’ en ‘kosmische kracht’ maar wat komt er ten slotte het etiketje op aan? Dit is romankunst in de mooiste beteekenis van dat woord: actie met een geestelijken achtergrond en een onpeilbaar vergezicht over de ziel van den mensch en de ziel van het Leven. | |
E. Van Handel-Mazzetti, Bruderlein und Schwesterlein, Uitg. Kosel und Pustet, Munchen.Het zal wel overbodig zijn ‘Brüderlein uns Schwesterlein’ nog te verwelkomen nu ze al in 52.000 duitsche exemplaren (de vertalingen niet meegerekend) verspreid, overal liefste vriendjes van den huize geworden zijn. Van harte wenschen we den uitgever een spoedige volgende uitgave toe... | |
Juliana von Stockhausen, Greif I die Geschichte eines deutschen Geschlechts. Uitg. Kosel und Pustet, Munchen.Dit is te weeg een werk als Mann's ‘Buddenbrook’ en Galsworthy's ‘Forsyte Saga’, de roman van een generatie die gesymboliseerd wordt door de von Greif's. Alexander von Greif wordt gedreven door het wilde krijgersbloed zijner voorzaten van het een in het ander oorlogsavontuur. In een avontuur der liefde, zooals het een goed Badensch officier met groote voorouders past. Een clandestien huwelijk, meer kan het tusschen hem en het burgersmeisje niet worden. En bij die vernedering moet de schoone Kamilla Ebenspiel dan nog ondervinden hoe uit den roes der passie geen liefde bloeit. Onder Napoleon trekt de drieste Alexander uit ter verovering van Rusland, alles onder de vlag van een cosmopolitisch ideaal. Maar de terugtocht over de Beresina vermag hem, wel begrijpelijk, te kalmeeren en terwijl hij, onder weg zijn brood bedelend, naar huis keert heeft hij tijd en rust en ootmoed genoeg om voor het eerste zijn land te zien en lief te winnen. Dit wordt de kentering tot een gelukkig huwelijksleven. Er wordt hem een kindje geboren, maar kort daarna sneuvelt hij in den Elzas. Zijn vrouw gaat nu het oude slot in Odenwald betrekken. Daar zal zij haar kind opvoeden voor een nieuw, schoon sterk Duitschland. | |
[pagina 426]
| |
Wel wat romantisch, maar de groote adem vaart door het werk. We mogen, bericht de uitgever, dit jaar het tweede deel verwachten over het geslacht van 1820 tot '70. Het zal welkom zijn. | |
Rein Van Zanten, Op dood spoor; De liefde van Eugenius Berg. Uitg. P.N. Van Kampen en Zoon, Amsterdam.Het genre dat nu ook in den roman vrijwel heeft uitgediend, zooals het op het tooneel na Schnitzler uit de gratie is gevallen, het genre van weëige sentimenten rond ziekelijke passie en abnormale verhoudingen, bloeit treurig en epigoonsch na in deze twee boeken van Rein Van Zanten. Schnitzlerachtiger gegevens kunnen niet verzonnen worden dan dat van het vrouwtje dat louter uit behoefte naar sensatie in het saaie huwelijksleven een amouretje insceneert dat uitloopt op dood spoor zonder één man. Nog meer van och arme en ik voel me zoo vreemd is de ‘liefde’ van Eugenius Berg. Eugenius aan eene Hilde die niet zijn vrouw is (natuurlijk niet): ‘Je hebt gelijk, Hilde. Leven is niet iets buiten ons. Niet iets wat wij langzaam naderen, als een berg, die stijgt, of een vogel die zingt. Wij stellen onze doelen zelf, wij zijn ons doel zelf, volgens je meer zuivere begrenzing’. Wat een wijze Eugenius, niet waar. Oh Heer, geef Eugenius hartstocht, geef hem romantisme, geef hem woede, moed, geef hem in dat hij zijn ramen moet openzetten, geef hem zijn lach en zijn tranen terug. Ten slotte, Heer, beneem hem zijn tijd om brieven aan Hilde te schrijven en geef hem dien om werkelijk te leven. | |
Fl. Prims, De oorlog van Mijnheer Cobbé, illustr. door M. Pauwaert. Uitg. N.V. leeslust, nationalestr. 109, Antwerpen fr. 30. -In 1876 schreef de Antwerpsche Maatschappij voor Aardrijkskunde als prijsvraag uit eene historische studie op J.A. Cobbé, den Antwerpschen reiziger-oorlogsman. Die studie werd tot hiertoe nooit geleverd. De klasseering van het archieffonds der Generale Indische Compagnie, bewaard op het stadhuis te Antwerpen, deed ze ontdekken - en zoo krijgen we hier voor het allereerst het omstandig verhaal van een oorlog die in den naam van ons vaderland gevoerd werd door een handvol Vlaamsche menschen bevelend aan een 700 man huurtroepen tegen de legers van den Nabab Jaffar Chan. Deze geschiedenis behelst ontzaglijk veel dat tot hiertoe geheel onvermoed bleef. Het geheel vormt daarbij een boeiend verhaal waarin voortdurend het militaire karakter van Cobbé zich afteekent tegen de handelaarsmanieren van degenen die met hem waren meegestuurd, en het wordt een psychologische roman zooals slechts zelden met streng geschiedkundig werk het geval kan zijn. Voor de kennis onzer taal in de eerste helft der XVIIIde eeuw is het een niet te misprijzen dokument. | |
E. Kruisinga, A. handbook of present-day English II English accidence and syntax, 3 volumes. Kemink en Zoon over den Dom te Utrecht.Totaal overbodig is hier de gebruikelijke voorstelling van den auteur. De Amerfoortsche leeraar Dr. E. Kruisinga is, we schreven bijna beroemd in de schoolwereld door zijn werk over ‘English Sounds’, door zijn ‘English Grammar for Dutch students’ en meer andere werken over engelsche spraakleer benevens bloemlezingen uit Engelsche auteurs ten gebruike der middelbare scholen en gymnasia. Bovengenoemd werk is zijn meesterwerk. Welk leeraar in het Engelsch aan middelbare scholen kent het niet op zijn duimpje, dit standaardwerk en zouden er wel veel studenten goed Engelsch hebben geleerd die Kruisinga niet hebben doorgewerkt. Met algemeenen en uitbundigen lof werden deze drie deelen bij elke heruitgave in Holland, Duitschland en Frankrijk onthaald sinds 1911 tot heden toe. Het is nu aan de vierde uitgave die alweer aanmerkelijk verbeterd is, en moge dus zijn triomftocht door de school voortzetten. | |
René Declercq, Een wijnavond bij Dr. Aldegraaf, Uitg. Lannoo te Thielt. fr. 18.Alles gebeurt in den wijnkelder van bovengenoemden dokter. Het is te begrijpen dat er flauwe praat verteld wordt over vlaamsch en hollandsch in de literatuur, over flaminganten | |
[pagina 427]
| |
en politiek, zelfbestuur en Groot-Nederland en vieselijkheden. Dit is een proeve van een geschrift om Vlaanderen achteruit te helpen. Men sture het terug naar Holland. | |
Gardonyi Gera, De onzichtbare mensch, vert. Dr. A. Cardijn, Uitg. Excelsior, Brugge, fr. 15.Dr. Cardijn is een schat voor Vlaanderen. Hij is de poort waar wij door gaan en in Hongarije staan, de gids naar een ons vreemd gebleven kultuur, de brug tusschen Vlaanderen en Hongarije. Door hem leerden wij de hongaarsche literatuur kennen, vooral Renée Erdos. Hier is nu een kultuurhistorische roman zooals wij er geen ander kennen. Hij speelt in den tijd van... Attila, op het historisch botsingpunt tusschen de Grieksch-romeinsche en Hunsche kultuur. De Grieksche slaaf Qeta, secretaris bij een raadsheer van Theodosius schrijft dit boek. Op gezantschapsreis wordt hij verliefd op een hunsche prinses, die echter haar hart gesteld heeft op niemand minder dan Attila zelf. Als de hamer van Europa echter zelf den genadeslag krijgt, laat de prinses zich in offerande ter dood brengen met de overige dienaars van Attila. Maar dit verhaal is er blijkbaar alleen om het ontzaglijk historisch tijdsbeeld leven en relief te geven. Om geen vertaling zijn we Dr. Cardijn zoo dankbaar als om dit groot werk. Welverdiend succes moge hem beloonen. | |
Camille Lemonier, Wind op de Molens, vertaald door Antoon Thiry, Uitg. G.W. Den Boer te Middelburg, Holland.Het is niet te verwonderen dat de vlaamsche balling Thiry devotie heeft gekregen voor Lemonnier's ‘Vent aux moulins’. Deze hymnus aan Vlaanderen, de breedgeborstelde vlaamsche landschappen, de groot gehouden vlaamsche boerefiguren hebben hem bekoord. Met ‘Un mâle’, dat veel ruwer realistisch is, mag dit boek in een adem genoemd worden bij de twee werken van Lemonnier die vooralsnog niet zullen vergeten worden. Thiry heeft het meesterlijk vertaald. Op den buitensten omslag vermeldt de uitgever niet eens Lemonnier's naam. Wind op de molens door Antoon Thiry. Inderdaad, zoo'n vertaling heeft haast de verdienste van een oorspronkelijk werk, maar toch stemt de binnenste bladzijde ons sympathieker omdat zij den Keizer geeft wat hem toekomt: C. Lemonnier, Wind op de molens, naverteld door Antoon Thiry. | |
Rudolf Hans Bartsch, Lukas Rabesam, vert. door Tony De Ridder, tweede druk, Uitg. Hollandia drukkerij, Baarn, Holland.Den Oostenrijker Rudolf Hans Bartsch werd vôôr een twintig jaren meer lof toegezwaaid dan hij nu blijkt te verdienen. In dien tijd was de Heimat-roman druk in de mode, maar dàt en een vlotte pen waarborgen nog niet den eeuwigen roem. Nu is een der latere werken, Lukas Rabesam, door de Hollandia drukkerij opgenomen in de reeks ‘moderne klassieken’. Zoogezegd heeft Bartsch hier een modern religieus probleem aangepakt. Maar dan op een vrijzinnige manier. ‘Hoe twaalf moderne menschen God zochten’ heet de ondertitel, maar het lijkt meer op een bespotting van den modernen geloofshonger en Lukas Rabesam, ‘iemand die juist in dezen tijd zoo vast en innig aan God geloofde’ lijkt zelf een bespotting van de Christusfiguur. Er wordt hier in den duik en onder voorwendsel van geestigheid zoowat met alles gespot. ‘Hooger geluk dan in zijn aarde te rusten, bestaat er ten slotte toch niet voor een mensch. ‘Dat is het credo van Hans R. Bartsch. En aan het slot blijkt waarom hij Lukas Rabesam en de twaalf niet te ernstig heeft opgenomen: ‘Het was bijna of Lukas Rabesam vergeefs had geleefd. Of slechts als een droom. Een droom dien elke zuivere mensch wel eenmaal droomt. En waaruit in dezen rampzaligen tijd onherroepelijk een ieder moet ontwaken.’ | |
Jérome K. Jérome, Paul zoekt zijn weg, De man in het grijs. Uitg. Hollandia drukkerij, Baarn.Ten slotte heeft J.K. Jérôme, de onvergelijke humorist van ‘Three men in a boat’ (om niet te spreken van den hond!) ook zijn lach niet volgehouden. Hij is zeer ernstig geworden. Met een woestheid die men graag van hem duldde, met een weemoed die bij hem | |
[pagina 428]
| |
ontroerend was, is hij gaan schrijven rond het oudste en nieuwste gebod. ‘Let there be Love’. Daarna had hij het tegen den rijken jongeling: indien gij volmaakt wilt zijn, ga en verkoop al wat ge hebt en geef het aan de armen. En de kapitalisten konden 't snuiven! Maar bovengenoemde twee werkjes dateeren uit den vroolijken tijd toen Paul zijn weg nog moest zoeken. In het vreemd land helpt hem de man in het grijs daarbij. Voor den Paul uit die dagen bestaan er wel vele levensvragen maar geheel in het reine is hij met deze vragen niet. De hoofdzaak is dat hij over zich een hemelsche voorbeschikking weet hangen om eenmaal een beroemd schrijver, een kunstenaar te worden. En de groote vraag der liefde doet zich aan hem voor onder den vorm van een beminnelijke en zuivere verwachting dat eenmaal de prinses met gouden lokken, hemelsche oogen en angelieke stem vôôr hem zal staan: Hier ben ik, mijn prins, neem deze hand en over de wolken en door de hemelen leid ik u naar het paradijs dat God de Vader sedert alle eeuwen voor ons in gereedheid heeft gebracht. Intusschen echter zijn aardappelen, brood en jam noodig om dit afwachtingsnoviciaat in goede gezondheid door te maken en dit verplicht dus den naieven Paul in aanraking te komen met de aardsche dingen als daar zijn: een verzendingskantoor, een hospita, een kosthuisgezelschap, een beroemd artist, een journalistenbureau en zoo meer. Maar nu: lees en glimlach... | |
Antoon Coolen, De rauwe grond, Hun grond verwaait, Jantje den schoenlapper, Uitg. De Waelburgh, Blaricum.Ziehier de brabantsche evenknie van Herman De Man. Antoon Coolen debuteerde in Roeping met ‘Jantje den schoenlapper en zijn weensch kiendje’ en wij lazen dit dun verhaaltje met een nieuw plezier. Dit was nu de gedroomde middelweg tusschen onverstaanbare dialect en al te plechtige boekentaal. Misschien had Timmermans wel het recept geleverd. In elk geval is hiermee de sleutel tot den heimatroman gevonden. Elke streek zal haar eigen literatuur krijgen, een zoo eigene als nooit het algemeen Nederlandsch kan bieden. De ziel van Brabant leeft in deze taai zooals in de personagen en eerst dan als men een bladzijde van Antoon Coolen overzet in boekentaal, begrijpt men wat al schoonheid van thans in zoo'n algemeene Nederlandsch te loor zou gaan. Bovendien is dit dialect met geen verwijt te treffen daar het verstaanbaar is en in al zijn fijnheid te genieten door ieder wiens moedertaal het Nederlandsch is. Als verhaal is Jantje de Schoenlapper, zooals gezegd, al te dunnetjes. Maar in de twee andere boeken van langeren adem heeft Coolen zijn trant en vaste manier gevonden. Vôôr een week lazen wij Herman De Man's ‘Wassende Water’ zoodat een vergelijking zich onwillekeurig aan ons opdrong. Zij viel met beslisten doorslag in 't voordeel van den Brabander uit, die vergelijking. Voor De Man's éénen held, met een ten slotte weinig regionalistischen eigenaard en een ‘geestelijke evolutie’ die tot het bekende cliché kan herleid worden, krijgen we bij Coolen verscheidenheid van typen, een volle brok brabantsch dorpsleven. Vooral ‘Hun grond verwaait’ is geslaagd. Epiek en beschrijving houden, goed geproportioneerd, het werk in evenwicht. Het rijst boven zijn eigen geval uit en wordt, in stee van een brabantschen roman, de roman van Brabant. Voor Antoon Coolen is een schoone toekomst weggelegd als hij maar één gevaar weet ôm te gaan: de dialectische mooischrijverij. Niet dat hij er zich nu reeds aan bezondigt, maar het zal er van afhangen of hij den groei van zijn ongewoon talent meer naar innerlijke levensverdieping dan naar technische verbekwaming zal weten te leiden. Hij is er de man naar om het goede pad te kiezen en te houden. Wij volgen zijn werk voortaan met alle sympathie en belangstelling. | |
Jérome en Jean Tharaud, De schaduw van het Kruis, vert. M.J. Premsela, inleiding prof. G. Cohen. Uitg. Hollandia drukkerij te Baarn.De Zionisten zijn over de Tharaud's niet te spreken. Sla ik er Siegfried van Praag's ‘West-Joden en hun letterkunde’ op na, dan moet ik gelooven dat deze gebroeders thans reeds vervallen zijn tot ‘antisemitische journalistiek’. De inleider gelooft ‘dat zij ons nu zullen toonen de onmacht om langs politieken weg een tweeduizend jaren ouden droom te verwezenlijken............ en dat er hun (de joden) niets anders overblijft dan te sterven ôf zich op te lossen in de menigte der volkeren. Assimilanten dus. Maar Goddank, hier in de schaduw van het Kruis wordt nog niet aan politiek gedaan. De Gallicische Joden drijven er hun negatie, debatteeren heftig over casuistiek, dompelen onder in hun ritueele baden, | |
[pagina 429]
| |
schrijven hun Thoura, huwelijken hun kinderen uit en ondergaan christene smaad en schimp. Een derde van het boek verhaalt ons hoe een nieuwe Thoura besteld wordt, hoe dit aanleiding wordt tot een huwelijk, hoe het kind uit dat huwelijk ééns een Christus-beeld heeft bezien en daaraan sterft. De twee andere derden zijn een meesterlijk gestyleerde studie van het leven der Joden in Oost-Europa. A la Flaubert. Maar boeiend, poëtisch, interessant en alleszins aan te bevelen. | |
Petrea Vallerin, Der Kurier der Konigin, Kôsel und Pustet, Munchen mk. 3.Een mooi boek uit de serie Rast und Feiertag, een ontspanningsboek. Het verhaalt hoe de ridderlijke, edelmoedige hoveling en koerier van hare Majesteit de koningin, in de dagen van Lodewijk den dertienden, een samenzwering tegen den staat en een gruwelijke misdaad verijdelt. In zijn genre een goed en boeiend boek met suggestieve illustraties. | |
Des sel. Abtes Aelred von Rieval Buchlein De spirituali Amicitia, ubersetzt von Karl Otten. Kôsel und Pustet, Munchen.De zalige abt Aelred von Rieval was een engelsche monnik die leefde in de 12e eeuw en de Franciscus van Sales van zijn tijd was. Dit is een wonderlijk boeksken, zeer verheven van gedachten fijn van geest en zoo heel menschelijk - in den goeden zin natuurlijk - van gevoel. Motto: wie in de vriendschap blijft, blijft in God en God in hem. Na zooveel eeuwen is dit werkje nog hoogst aktueel. | |
Heinrich Luhmann: Die Abendstube, Kosel und Pustet, Munchen, mk. 5.De fijne dichter Luhmann is, blijkbaar in verloren uren, de herinneringen uit den verren kindertijd gaan napluizen. Er waren lange avonden en in huis was er altijd iemand die mooi vertellen kon, de oudsten vooral. Rond de lamp en in de schemerige hoekjes zitten beweegloos al de huisgenooten, ja ook dikwijls de buren. Vreemde vertelsels vol fantasie en weemoed en rust en humor. Misschien werd het toch niet zoo mooi verteld als het hier staat en is de knaap Luhmann later nog de beste verteller van het huis gebleken - met de pen. | |
Niklaus Schwarzkopf: Das domkind, Fuhrer-Verlag, Munchen Gladbach.Van den Rijnlander Schwarzkopf kenden wij reeds van vroeger een zeer mooi boek Judas Ishkarioth. Dit is een rhijnlandsche novelle van een Domkindje dat op Kerstmis geboren werd en op Kerstmis sterft, een kind dat geen kind was maar een engel en ‘deze wereld kan met geen engelen meer om!’ Een zeer fijne novelle. | |
J. Kessel en Syrie. - Kra, Paris. - 20 fr.Een mooi uitgegeven boek, aangenaam om lezen, juist het gepaste boek om een uur genoeglijk te slijten. De toestanden worden in weinige woorden geschetst, door iemand die kan zien en verstaan, de menschen met weinige trekken getypeerd, het land sober maar kleurvol geschilderd, de tekortkomingen, de kortzichtigheid van de Fransche regeering met enkele energieke woorden aangeduid en gehekeld. | |
Paul Cazin - Bestiaire des deux Testaments (Coll. Ars et Fides). - Blond et Gay. - Paris. - 12 fr.De Walvisch van Jonas, de hond van Tobias, St. Pieters' visch, St. Hieronymus' leeuw, de wolf van Gubbio, en menigandere dieren komen hier aan de beurt. Een boek zoo echt op zijn Paul Cazin's: eenvoudig, gul, pittig, oorspronkelijk, soms wel wat kinderachtig, maar toch wel pleizierig om lezen; zoo iets om in handen te nemen als men vermoeid is. |