| |
| |
| |
De Psychoanalyse volgens Freud.
door Dr. F.S. van Bouwdijk Bastiaanse zenuwarts te 's Gravenhage.
Uit de dagbladen en de populaire tijdschriften valt te bemerken een steeds toenemende belangstelling voor vraagstukken de geneeskunst betreffende, een belangstelling, die volkomen begrijpelijk is, omdat zij toch ten nauwste samenhangen met een zoo groot bezit als de gezondheid van lichaam en geest. Toch brengen deze niet-wetenschappelijke verhandelingen vele gevaren met zich mede, de lezer zonder voldoende vooropleiding, niet gewend aan studie met critiek, komt al spoedig onder de bekoring van het wetenschappelijk tintje, wordt gesuggereerd door den naam van den schrijver en neemt als vaststaande aan, wat veelal nog pas in onderzoek is en niet anders dan het gezichtspunt beteekent vanwaar de schrijver zijn onderwerp beziet. Freud en zijne leerlingen hebben in de latere jaren op bijzonder handige wijze gebruik gemaakt van deze opkomende publieke belangstelling. Zonder deze zou de psycho-analyse zeker nooit zoo'n invloed verkregen hebben, want de methoden door hen gebruikt verschillen te zeer van de algemeen erkende wetenschappelijke om in wetenschappelijke kringen veel aanhang te winnen. Voor het publiek aantrekkelijk in Freud's systeem is zeker de vrijmoedigheid, waarmede de moeilijkste onderwerpen worden aangepakt en de groote eenvoud, waarmede hij deze, tot voor een ieder begrijpelijke, verschijnselen terugbrengt.
De psychoanalyse volgens Freud opent, op haar wijze, een inzicht in het geestelijk gebeuren van ieder onzer, in de strevingen der volksmassa, in de krachten die de menschheid drijven naar een hoogere beschaving, in de neigingen der kunstenaars, in het ontstaan en de verdere ontwikkeling van de godsdiensten, in de neigingen tot misdrijven, feitelijk in alles wat door de menschheid verricht wordt. Een uiterst eenvoudige oplossing van deze allermoeielijkste vraagstukken is door Freud opgesteld, het is de sleutel, die alle moeielijkheden weet te ontsluiten, een oplossing zoo naief, dat men zich verbaasd afvraagt, hoe het mogelijk
| |
| |
is, dat zoovelen zich tevreden stellen met een zoo laag bij den grond staande oplossing, waarbij heel wat meer onwaarschijnlijkheden aanvaard moeten worden, als bij het gelooven van hetgeen de Katholieke Kerk voorschrijft. En toch, de katholieken zijn dom, hebben een schot in de hersenen, zooals een bekend Nederlandsch psychoanalyticus het uitdrukte, waardoor zij niet in staat zijn te begrijpen, dat ook hun godsdienst uit dezelfde motieven verklaard wordt.
De groote kracht, die oneindig is in tijd, in plaats en in macht is de libido. Bij het lezen van Freud's oorspronkelijke werken, wordt men getroffen door de helderheid, waarmede hij moeielijke onderwerpen uiteenzet, door zijn zeer groote werkkracht, door de stuwkracht, die van hem uitgaat, ook...... door zijn eerlijkheid. Van zijn volgelingen kan men dit laatste niet steeds zeggen, want niettegenstaande Freud herhaaldelijk verklaart, dat hij met libido de libido sexualis bedoelt, beweren velen zijner volgelingen, dat het begrip libido bij Freud de sexueele beteekenis mist. Om tot klaarheid zijner begrippen te komen lijkt het me daarom noodig enkele zinnen woordelijk uit zijn mededeelingen over te nemen. Libido, zoo schrijft hij op blz. 357 van zijn Vorlesungen (2e druk) soll, durchaus dem Hunger analog, die Kraftbenennen, mit welcher der Trieb, hier der Sexualtrieb, wie beim Hunger der Ernährungstrieb, sich äuszert. Op blz. 481: Der Name Libido bleibt mit Recht für die Triebkrâfte des sexuallebens vorbehalten, wie wir es bis jetzt geübt haben. Op blz.: 483 onderscheidt hij Libido ‘die Energiebesetzungen, die das Ich den Objekten seiner Sexualstrebungen zuwendet, “van” den Selbsterhaltungstrieben “die hij Interesse noemt. Op blz. 554 van zijn schriften zur Neurosenlehre vindt men “wir nennen die Kraft, mit welcher der Sexualtrieb im Seelenleben auftritt Libido - sexuelles Verlangen - “en” die Neurosen sind sozusagen die specifischen Erkrankungen der Sexualfunktion.’ Bij het bespreken van de kindersexualiteit schrijft hij (Vorlesungen 357)’ wenn das Kind an der Brust gesättigt einschläft zeigt es den Ausdruck einer seligen Befriedigung, der sich später nach dem Erleben der sexuellen Orgasmus wiederholen
wird. ‘Het zou mij niet moeilijk vallen nog tal van andere voorbeelden aan te halen, waaruit ten duidelijkste blijkt, dat Freud met libido de geslachtsdrift bedoelt en wanneer zijn volgelingen dit begrip verdoezelen, doen zij dit bewust of onbewust met de bedoeling de leerstellingen minder afstootelijk te maken en den weerstand vooral van christelijke zijde uit te schakelen.
| |
| |
Wil men een inzicht verkrijgen in het stelsel van Freud dan is het noodig de ontwikkeling ervan na te gaan. Als geneesheer deed hij zijn waarnemingen bij zenuwzieken. Hier ligt de groote verdienste van Freud, door het beschrijven der waarnemingen en vooral door het vestigen van de aandacht op symboolhandelingen heeft hij de kennis der afwijkingen op sexueel gebied bij de neuroselijders aanmerkelijk vermeerderd. Hiervoor kunnen wij, geneeskundigen, Freud niet genoeg dankbaar zijn en moeten, willen wij eerlijk zijn, hem zeer waardeeren. Zeker, vóór hem hadden Charcot en Janet zich reeds veel bezig gehouden met sexueele invloeden bij phobieën, dwangvoorstellingen e.d. en had Janet reeds gewezen op de onbewuste neigingen, maar Freud heeft vooral door vergelijking met de perversiteiten van de geslachtsdrift de nauwe saamhoorigheid van vele geestesstoornissen met afwijkingen van deze drift aangetoond.
Zoo ik reeds zeide ligt de kracht van Freud in diens waarnemingen; zijn zwak echter is zijn denken. De fout die telkens weer terug komt en in al zijn werken opvalt is het verwarren van oorzaak en gevolg. Freud meent, dat stoornissen in de geslachtsdrift de oorzaak en wel de eenige oorzaak zijn van het ontstaan der neurosen. Inderdaad bij lijders aan neurose en aan psychose zijn bijna steeds afwijkingen van deze drift te vinden. Men bedenke echter wel, dat de geslachtsdrift niet zonder meer een physiologische functie is, maar dat ook een zeer groot deel psychisch is. Het aanbidden, het overschatten van de geliefde, het haten van den liefdesconcurrent en dergelijke strevingen zijn psychisch. Wanneer nu de psyche gestoord is, is het toch vanzelf sprekend, dat ook het psychische gedeelte van de libido gestoord zal zijn. De gestoorde functies van de libido zijn niet oorzaak, maar zijn het gevolg van de ziekte. Deze uiterst belangrijke denkfout van Freud wreekt zich in zijn geheele verdere systeem.
De libido kan zich op normale wijze bevredigen of de bevrediging kan mislukken, dan ontstaat er volgens hem een neurose, tenzij de libido zich nu veredelt of zooals Freud het noemt sublimeert, dan ontstaan de strevingen in den godsdienst, kunst, enz.
Deze strevingen zouden niet anders zijn dan gesublimeerde uitingen van mislukte bevrediging b.v. het ontberen, dat men zichzelf oplegt (vasten e.d.) is gesublimeerde masochisme, het opleggen van straffen, het dreigen met straffen (hel, vagevuur) zijn gesublimeerde vormen van sadisme. De tooneelspeler, in het algemeen iemand die in het publiek
| |
| |
optreedt, ontleent zijn neiging aan gesublimeerde exhibitionisme. De neiging zijn geslachtsdrift in gesublimeerden vorm te bevredigen is volgens Freud oorzaak van het ontstaan van den godsdienst, kunst, e.a.
Zeer hartstochtelijke naturen zullen in godsdienst en kunstuitingen veelal een ontlading vinden; hieruit ontstaan niet de godsdienst en de kunst maar de libido hecht zich, bindt zich aan iets wat bestaat, hun hartstocht geeft alleen een bepaalde warmte en kleur aan hun uitingen en heeft geen invloed op het wezen ervan. Freud identificeert waar hoogstens eenige verwantschap bestaat.
Voor het ontwikkelen van zijn stelsel heeft Freud tal van hypothesen noodig. Hij plaatst twee groepen van strevingen tegenover elkaar: de Ikdriften dat zijn degenen, die tot doel hebben het instandhouden van het individu, lichamelijk en geestelijk (honger, dorst, gevoel van eigenwaarde, trots, enz) en de libidineuze driften, die vooral tengevolge van opvoeding en beschaving veelal in botsing komen met de eersten. Wanneer deze botsing bewust zou geschieden, zouden veelal de libidineuze driften het onderspit delven en om nu toch tot bevrediging te komen, trachten ze langs een omweg door te breken. Het ‘ik’ verzet zich door weerstand, verdringing, censuur, de libido zoekt symboolhandelingen, waarvan de ware beteekenis aan het ik onbekend is, zoekt verschuiving van het accent, sublimeering en dergelijke. De verschillende krachten, die bij deze botsing van neigingen optreden, worden genoemd de Freudsche mechanismen. Om de werking dezer mechanismen na te gaan heeft Freud ze bestudeerd bij de Fehlleistungen, den droom, de psychoneurosen, de Folklore en mythen der ouden, bij de religieuse abstracties.
Een Fehlleistung (verspreken, verschrijven, verkeerd wegleggen van iets) komt tot stand, wanneer het ‘ik’ een bepaalde neiging ‘ontoe-, laatbaar acht. De censuur houdt het bewust worden van deze neiging tegen, dus onderdrukt haar. Wanneer echter de neiging te sterk is of door vermoeienis of verstrooidheid het ik verslapt, komt de neiging toch door, maar in een verwrongen vorm. Als voorbeeld voor het ontstaan ervan moge de volgende persoonlijke ervaring dienen. Bij de toelichting onder mijn belastingformulier wil ik schrijven ‘de inkomsten bedroegen’, ik schrijf neer ‘de inkomsten bedrogen’. Ik schiet in een lach en wil aan mijn vrouw zeggen ‘daar schrijf ik me waarachtig in plaats van ‘de inkomsten bedroegen’, echter ik verspreek me nu en zeg ‘de inkomsten bedrogen’. Wanneer iemand naar aanleiding van dit verschrijven en verspreken mij zou verwijten, dat bij mij de tendens
| |
| |
aanwezig was het eindcijfer te drukken, zou ik, wanneer ik eerlijk zou willen zijn, dit wel niet ontkend hebben. Men wordt inderdaad herhaaldelijk getroffen, bij het waarnemen van zichzelf en van zijn omgeving door dergelijke verwrongen uitingen van bepaalde neigingen. Maar mag men daarom generaliseeren en zeggen als Freud ‘zonder verdringing geen Fehlleistung’?.
Echter vooral op de studie van den droom heeft Freud zich toegelegd, met het doel eenerzijds de mechanismen beter te leeren kennen, anderzijds om bepaalde neigingen van het individu te ontmaskeren. Zijn bevindingen heeft hij neergelegd in zijn fraai werk ‘die Traumdeutung’, waarvan het groot aantal herdrukken in verschillende talen bewijst, hoezeer het de aandacht trekt. Wanneer men let op de droomen van zichzelf en van zijn omgeving blijkt ook hier, dat de waarnemingen van Freud veelal juist zijn. Het is soms treffend hoe iemand, door het verhalen van een, oppervlakkig beschouwd, niets zeggenden droom een inzicht geeft in bestaande neigingen, die hij toch zoo heel gaarne verborgen zou wenschen te houden. Maar Freud bouwt op deze waarnemingen heele stelsels, waarbij hij aan zijn levendige Oostersche phantasie zoo vrij spel laat, dat dit met wetenschap niets meer gemeen heeft. In bepaalde gevallen is het zeer duidelijk, dat de droom een wensch tot vervulling brengt. Zoo zal iemand, die hongerig is, droomen dat hij aan een heerlijk maal deelneemt. Vooral bij kinderen met hun eenvoudig zieleleven komen dergelijke droomen veel voor. Echter men vraagt zich af zijn dergelijke droomen wel wenschen die uit het geestesleven voortkomen of worden ze niet veeleer bepaald door prikkels van uit de organen, dus opgewekt door physiologische prikkels. Freud generaliseert: iedere droom is een gevolg van werkzaamheid van het onbewuste geestesleven en iedere droom is een wenschvervulling. Door den droomuitleg meent hij de geheime wenschen te kunnen ontmaskeren. Om deze stelling in haar algemeenen zin te kunnen volhouden heeft hij weer heel wat hypothesen noodig. Den droom, dien men zich herinnert onderscheidt hij als ‘manifesten droom’ van het eigenlijk gedroomde ‘den latenten droom’. Bij het tot bewustzijn komen van het gedroomde
wordt dit eerst door den ‘droomarbeid’ omgevormd, zoodanig, dat het ‘Ik’ er geen bezwaar meer tegen heeft en wel zoodanig, dat het Ik de ware beteekenis er niet meer van begrijpt. De ‘censuur’ laat sommige gedeelten van den latenten droom onveranderd door, sommige gedeelten worden eerst belangrijk misvormd, abstracte begrippen worden door
| |
| |
concrete voorstellingen weergegeven (b.v. echtbreuk door beenbreuk), gedeelten worden onderdrukt, tengevolge waarvan hiaten in den manifesten droom ontstaan. De censuur kan door verzwakking van sommige gedeelten een ‘verschuiving ‘van het accent veroorzaken, de belangrijke zaken worden als onbelangrijk voorgesteld, de onbelangrijke komen op den voorgrond, meerdere personen kunnen in een ‘verdicht’ worden, die gelijkt op A, handelt als B, kleederen draagt als C. enz.
Maar het is vooral de droomsymboliek zooals Freud die zich denkt, die bij velen verontwaardiging heeft gewekt. Algemeen bekend is, dat vele droombeelden door orgaanprikkels ontstaan, het is dan ook niet te verwonderen, dat men bij den droomuitleg tal van beelden de sexualiteit betreffende zal vinden. Freud verwaarloost echter deze orgaanprikkels, meent dat de sexueele beelden voortkomen uit het geestesleven. Hij gaat verder en neemt aan zonder eenige poging tot bewijs, dat ieder voorwerp, waarover men droomt, een symbool is van een sexueel orgaan of van een sexueele handeling, zoodat dus de droom vrijwel zonder uitzondering door hem wordt uitgelegd als een sexueele droom en waar zijn meening is, dat iedere droom een wenschvervulling is, besluit hij dat de droom is de vervulling van een sexueelen wensch. Bij de behandeling van neuroselijders wordt dagelijks over de droomen gesproken, allerlei sexueele wenschen worden gesuggereerd; droomt een man toevallig veel over uitstekende voorwerpen (torens, potlooden, vulpenhouders, hanglampen, veilen, hamers, dolken, lansen, geweren, pistolen. fonteinen, kammen, stokken, regenschermen, enz., enz.) dan wordt hem gesuggereerd dat hij homosexueel is. Het is dan ook niet te verwonderen, dat Freud meent, dat bij iederen neuroselijder homosexueele neigingen aantoonbaar zijn. Op deze symboliek zal ik hier niet verder ingaan, omdat de plaats er zich minder toe leent. Wanneer men zich de overdrijving van Freud zeer sterk voorstelt, dan zal na lezing van zijn werken blijken, dat deze nog veel sterker is en nu wordt het begrijpelijk, wanneer men deze critieklooze pseudowetenschap aanvaarden kan, het geen moeite meer kost nog een stap verder te gaan en alle godsdienstige gebeurtenissen, handelingen en personen als symbolen van sexueele handelingen en organen aan te nemen.
Ook bij de neurosen neemt Freud dezelfde mechanismen aan, als boven beschreven voor de Fehlleistungen en de droomen. Men vindt er dus weer den strijd tusschen de ‘Ik’-driften en de libidineuze driften, de mislukte bevrediging, de censuur, de verdringing, verschuiving,
| |
| |
verdichting, sublimeering enz. Het symptoom bij de neurose is in analogie met den droom de vervulling van een sexueelen wensch, het is een ‘Ersatz’ van de sexueele bevrediging. Het ontstaat als gevolg van het ‘conflikt’, een tegenstrijdigheid van wenschen, dat als volgt ontstaat. Wanneer de libido zich op de gewone wijze niet kan bevredigen, zoekt zij zich een anderen weg b.v. door de regressie naar de fixatie (hieronder wordt bedoeld het blijven staan van de drift op een kinderlijke trap der ontwikkeling, tengevolge van een of andere jeugdgebeurtenis op sexueel gebied), zich uitend door een perversie. Wanneer nu ook deze weg door het veto der ikdriften niet tot bevrediging kan leiden, heeft men het conflict, waarna de libido den weg der symptoomvorming inslaat. Het symptoom is dus een compromis tusschen de ikdriften en de libido, het is dan ook zoo krachtig, meent Freud, omdat het op beiden steunt.
De libido van den neurotiker is dus gefixeerd aan een gebeurtenis uit de jeugd, welke gebeurtenis door den droomuitleg en andere analytische methoden tijdens de behandeling wordt opgespoord. Echter meerdere malen werd aangetoond, dat deze gebeurtenis (b.v. het gadeslaan van zeer intieme aangelegenheden bij de ouders, verleiding door volwassenen, castratiebedreiging) niet had plaatsgevonden en zelfs onmogelijk geweest was. Maar Freud laat zich niet gemakkelijk uit het veld slaan. Hij begreep in zoo'n geval, dat deze gebeurtenis ook alleen in de phantasie aanwezig geweest kon zijn ‘ja, de door de analyse geconstrueerde gebeurtenissen zijn meestal gedeeltelijk valsch’, zegt hij met nadruk. Evenwel deze bekentenis heeft geen invloed op zijn conclusie, want ‘de phantasieën hebben ook een zekere realiteit nl. een psychische, die in de neurosenwereld zelfs van meer belang is, dan de materiëele’.
Men vraagt zich af, indien men deze waarde toekent aan een gebeurtenis, wat voor wetenschappelijke beteekenis heeft dan zoo'n gebeurtenis. Hoe is het mogelijk dat Freud aan zoo'n gephantaseerde gebeurtenis een belangrijk aandeel voor het ontstaan van een neurose kan toeschrijven, er is toch welhaast geen onderwerp waarover niet ieder, ook gezond mensch, wel eens ooit in z'n leven gephantaseerd heeft. Waarom wordt dan niet iedereen neurotiker. Of bedoelt Freud het phantaseeren over abnormale, over perverse aangelegenheden zooals incestverhoudingen e.d., maar dan is het phantaseeren al ziekelijk en heeft dus de gebeurtenis geen waarde.
Freud stelt de volgende formule op, die geldt voor alle gevallen:
| |
| |
Ook uit deze formule blijkt weder de denkfout van Freud. De formule zou moeten luiden: Dispositie + ziekte (ontwikkelingsstoornis, vergiftiging, ontsteking op andere hersenaandoening) = de oorzaak der neurose en ook van het conflict en van libidofixatie wanneer deze beide laatsten aanwezig zijn. De eventueel aanwezige afwijkingen der libido zijn niet oorzaak der neurose, maar evenals de neurose het gevolg van iets anders, van iets dat in ieder geval weer verschillend kan zijn. Zoo eenvoudig als Freud zich de zaak voorstelt is het niet.
Even kritiekloos als het voorgaande wordt door Freud de angst behandeld. Hij generaliseert, dat alle affecten herhalingen zijn van vroeger doorgemaakte beteekenisvolle gebeurtenissen; het angstaffect is een herhaling van de geboorte, die dezelfde onlustgewaarwordingen, neiging tot defaecatie en andere gevoelens tot stand doet komen. Maar als de geboorte van den neurotiker nu eens niet op de gewone wijze geschiedde maar door de keizersnede? Freud maakt zich ervan af door te wijzen op de geboorte der voorouders!
De libido van Freud kan op de gewone wijze zich uiten, in regressie gaan, zich uiten in droomen, door symptomen, zich sublimeeren in godsdienst- en kunststrevingen; nog een weg staat haar open nl. de narcistische. De libido richt zich in gewone gevallen naar objecten bij een ander persoon. Zij kan zich echter ook losmaken van die objecten, terugkeeren en zich vastzetten op de eigen persoon. De term narcismus is ontleend aan de perversie, waarbij het individu zich alle teederheden bewijst, die gewoonlijk bestemd zijn voor vreemde sexueele objecten. Zoo wordt de slaap (dus niet de droom) verklaard als een toestand waarin alle objectbezettingen, de libidineuze zoowel als de egoïstische, worden opgegeven en in het ik-worden teruggetrokken. Dus ook psychisch krijgt de slapende de zalige isolatie in het uterine leven evenals lichamelijk. Want men zorgt voor warmte, dempt alle prikkels, vele menschen krommen hun lichaam op dezelfde wijze als het ongeboren kind! In den slaap zijn de libido en de ikbezetting volkomen vereenigd en bestaat de volle Narcismus. De droom ontstaat doordat het verdrongen onbewuste een zekere zelfstandigheid verkrijgt en zijn bezettingen behoudt, ook wanneer alle van het Ik afhankelijke objectbezettingen zich hebben teruggetrokken. Dit onbewuste weet dan de door den slaap verzwakte
| |
| |
censuur te overwinnen en een verboden slaapwensch te vormen.
* * *
De werken van Freud en in navolging van hem ook die zijner leerlingen, zijn zeer suggestief geschreven. Ze spreken met een gezag alsof kritiek erop niet meer mogelijk ware. Beoordeelen kan ik de gegevens over de hierboven behandelde onderwerpen; zeer waardeer ik de vermeerdering der kennis van het feitenmateriaal verkregen door zijn scherpe waarnemingen bij personen met geestesafwijkingen. Overal daar waar hij gaat denken, verliest hij het verband met de wetenschap. Dit oordeel heeft met vooropgezette meeningen of om in Freud's terminologie te blijven met weerstand niets te maken, het kost niet de minste moeite in vrijwel iedere alinea van zijn geschriften de fouten in zijn redeneeringen (van bewijsvoeringen mag men niet spreken, hij tracht niet eens te bewijzen) aan te toonen.
Het mag wel niet verwacht worden, dat de theorieën, die op verkeerde beginselen berusten, toegepast op volkerenpsychologie tot juiste conclusies zullen voeren. Als voorbeeld van een dergelijke studie noem ik het werk van Nico van Suchtelen ‘Uit de diepten der ziel’, hetgeen blijkbaar zooveel gelezen wordt, dat sinds 1917 reeds vele herdrukken noodig waren. Het boekje bestaat uit een reeks samenspraken, die moeten dienen als een illustratie van een inleiding die 84 bladzijden beslaat. Het is van belang erop te wijzen, dat de gedachtengang, zooals de letterkundige Van Suchtelen deze beschrijft, weergeeft de opvatting van de psychoanalytische school en dat men deze zelfde gedachtengang, slechts verschillend in vorm, aantreft in de talrijke geschriften van de eigenlijke psychoanalytici. De inleiding is een samenvatting van hun denkbeelden verspreid in tal van opstellen, over Mythologie en godsdienst.
Hoewel achterdochtig door de studie van Freud's leerstellingen over de psychoneurosen, ligt het té ver buiten mijn gebied om de onjuistheden der psychoanalytische opvattingen over mythologie en godsdiensten aan te toonen. Een ieder, die het werkje van Van Suchtelen gelezen heeft, kan ik niet krachtig genoeg aanbevelen ter hand te nemen de korte maar afdoende kritiek in de Gids (1918) van prof. Kristensen, Hoogleeraar in de Geschiedenis der godsdiensten in het algemeen, aan de Rijksuniversiteit te Leiden. Deze bezadigde geleerde kan zijn ergernis niet onderdrukken over het kinderachtige spel, dat onder het mom van wetenschap
| |
| |
den meest banalen onzin bijeenhaalt en als algemeen erkende feiten aan de lezers voorlegt. Ik zal mij bepalen tot enkele aanhalingen uit zijn fraaie verhandeling: ‘En nu moet gezegd worden, dat over die kennis van zaken onze schrijver (v. Suchtelen) blijkbaar niet beschikt. Wat wij te hooren krijgen wemelt van vergissingen’. ‘Kortom mythologische wetenschap van vijftig of honderd jaren geleden, toen de weg nog open stond voor de meest losse combinaties op dit gebied’. ‘Tegenwoordig lacht men om de wilde sprongen bij de symbolische uitleggingen en over de onmogelijke etymologieën, die den weg moesten openen tot de verklaring der oude godsdiensten.’ ‘Het heeft weinig aantrekkelijks, opvattingen te bestrijden die tegenwoordig geen enkele onderzoeker voor zijn rekening zou willen nemen. Toch kan het zijn nut hebben dat er tegen de goedkoope oplossingen, die de “diepte-psychologie” van ingewikkelde vraagstukken levert, gewaarschuwd wordt. Phantasieën, juist van het type, dat wij bij sommige 18e eeuwsche schrijvers aantreffen, wanneer zij de godsdienstige symbolen der ouden gaan uitleggen. Dat zulke nonsens nu weer als “diepte-psychologie” wordt opgedischt is een merkwaardig, maar niet vleiend teeken van onzen tijd. De onkunde van den heer v. S. op dit gebied is even duidelijk, waar hij over het T kruis spreekt. Dit moet het symbool zijn van het drieledig mannelijk orgaan; in Egypte komt het feitelijk nooit voor. Toch krijgen wij te hooren, dat het is: de sterke levensschenkende Egyptische god, zooals hij staat, rechtop, met de vleugels gespreid, gereed ter bevruchting, gelijk op oude tempelschilderingen. Neen, de oude tempelschilderingen zijn voorwaar te goed bekend om in dit spelletje dienst te doen. De genoemde voorstelling komt daar eenvoudig niet voor. Ook de “levensboom” der Babyloniërs wordt tot een
kruis gemaakt en moet een phallisch symbool zijn; Christus hangt of staat erop. Nu zijn de gestyleerde Babylonische voorstellingen van den levensboom reeds meer dan 30 jaar geleden door Tylon en Bonovia eens en voor goed verklaard; zij hebben met de kruissymboliek of met phallusemblemen niets te maken. Telkens hetzelfde gebrek aan kennis en overal de wilde combinaties der ouderwetsche mythologische wetenschap.
Kristensen meent, dat de beteekenis van het sexueele motief in de mythologie, de rol die het gespeeld heeft naast en tegenover andere motieven, duidelijker dan ooit te voren erkend is. “Maar juist daarom kan ook met alle stelligheid worden tegengesproken, dat dit motief van overwegende beteekenis geweest is.”
| |
| |
Uit deze kritiek van den zoo ter zake kundigen Kristensen ziet men dezelfde bezwaren ten opzichte van de Freudsche verklaringen der mythologie en godsdiensten, als wij bij de psychoanalytische beweringen omtrent de psychoneurosen konden aantoonen. Laag bij den grondsche generalisatie, pseudowetenschap, kritieklooze, vunze levensbeschouwingen.
Hoe het Christendom door een dergelijken, onreinen bril gezien wordt, moge uit de volgende aanhalingen uit van Suchtelen blijken: “En naast het kruissymbool en de andere phallische emblemen: de Indische linga, de torens, zuilen, obelisken, enz.” “In de crux ansata, het kruis met den ring, zien wij het symbool der viervoudige godheid, van den drievoudigen mangod vereenigd met de éénvoudige vrouwgod, de ondeelbare Drie-eenheid in haar verbinding met de goddelijke Maagd-Moeder der Babyloni rs en Roomsch-Katholieken.” Men kan het Jung veilig toegeven: “die Religion ist die regressive Wiederbelebung von Vater- und Mutterimago zum organisierten Systeem.” Daarentegen zal de christelijke kruis-symboliek voor vrijwel het meerendeel der tegenwoordige christenen haar sexueele suggestie verloren hebben: velen zullen in den man die “het kruis der wereld op zich nam” wel den verlosser zien uit de slavernij der ongebreidelde heidensche zinnelijkheid in het algemeen, maar niet der sexualiteit in het bijzonder en nog minder zullen zij geneigd zijn toe te geven, dat zij hem juist in het symbool der sexualiteit vereeren.’ ‘Zooals de neurose voor den individu de vluchtvoor-zichzelf in de ziekte is, zoo is het christendom de vlucht van de verbijsterde menschheid in de huichelarij.’ ‘Men moet aan zichzelf ontdekt hebben, dat onze verhevenste godsliefde en eeuwigheidsverlangen in wezen één zijn met de teeldrift van bedwelmde kannibalen, Dionysische bacchanten, Babylonische tempelprostituées en hysterische heiligen.’
Het kostte den bezadigden Kristensen moeite om zijn ergernis te bedwingen. Maar jeuken ook onze vingers niet en hebben ook wij niet de neiging het boek zoo ver mogelijk van ons te werpen, wanneer men na dit alles leest: ‘Het lijkt aanvankelijk misschien alsof het psychoanalytisch inzicht de religie ondermijnt. Maar zoo ergens dan geldt wel hier het: weinig kennis voert van God af, veel kennis leidt tot Hem terug.’ Wie die ‘Hem’ met een hoofdletter voorstelt? Hij omschrijft ‘Hem’ nader ‘de apotheose der sexualiteit, de immanente God’ wiens koninkrijk is binnen ons.’
| |
| |
Dit zijn de consequenties waartoe de leerstellingen, door Freud ontwikkeld, leiden. De theorieën van Jung zijn niet veel beter; het was b.v. de Zwitsersche predikant Pfister, volgeling van Jung, die het eerst op de sexueele beteekenis van de christelijke voorstellingen gewezen heeft. Het zou mij evenwel te ver voeren op de theorieën van Jung, Adler, e.a. hier in te gaan.
Men zal zich afvragen hoe het mogelijk is, dat een zoo phantastische leer zich zoo sterk heeft weten te verbreiden. Echter de tijd was Freud gunstig. Revolutionair breekt ze met alle gezag over moraal en verplichtingen jegens het Opperwezen. De leer past in de kenmerken van den modernen tijdgeest, ontbinding van den staat: bolschewisme, communisme; uiteenvallen van familieverhoudingen: echtscheiding, opstand tegen het ouderlijk gezag; verheerlijking van de sexualiteit: moderne kleeding, vrije liefde, moderne dansen; oppervlakkigheid in het denken bevorderd door films en het moderne leven; alles dreigende symptomen, die op den ondergang van onze cultuur wijzen. En de diepere oorzaak, de ziekte waarvan al deze verschijnselen de symptomen zijn? Het verlaten van het Christendom, omdat nu eenmaal onze cultuur ten nauwste met het Christendom verbonden is.
In zijn inleiding van de Einführung en op andere plaatsen zegt Freud, dat zijn theorieën zooveel vijanden heeft, omdat de individuën als leden der maatschappij, die met zooveel moeite de cultuur hebben opgebouwd, bevreesd zijn, dat de libido van de cultuur, die door sublimatie is ontstaan haar aandeel zal terugeischen en op die wijze de cultuur zou schaden.
Freud heeft in zooverre gelijk, dat de psychoanalyse een bedreiging vormt voor de cultuur. Wij zullen inderdaad ons blijven verzetten tegen de leerstelling, die op geen enkelen grond berust, dat onze hoogste godsdienstige en ethische gevoelens niet anders zouden zijn, dan een combinatie van gesublimeerde sexueele instincten.
Hoe kunnen wij de verbreiding weerhouden van leerstellingen als de hier beschrevene, die in de ziekelijk veranderde maatschappij voortwoekeren als een kwaadaardig gezwel in een lichaam, waarvan de weerstand verminderd is. Niet alleen door af te breken; wil men iets bereiken, dan moet er iets tegenover gesteld worden. De zielzorgers en de psychiaters moeten de handen ineenleggen en voortbouwen op hetgeen door den H. Paulus, den H. Thomas en zoovele andere steunpilaren van het Christendom is gevonden, omtrent den overgrooten invloed van de
| |
| |
libido sexualis op den menschelijken geest. Wel te verwachten is het, dat deze factor in den modernen tijd met zijn neo-malthusianisme, vroeg-wijsheid, huwelijksontrouw en de zinnenprikkelende levenswijze nog heel wat sterker zal zijn als vroeger. Ook voor den zielzorger moet het van veel belang zijn te weten in hoeverre het handelen, door libidineuze prikkels wordt beinvloed, dus in hoeverre de vrije wil erdoor wordt beperkt.
Zoo meen ik goed te doen dit opstel te besluiten met een oproep tot al degenen, die invloed kunnen uit oefenen, om mede te werken aan het oprichten van inrichtingen voor zenuwlijders, vooral ter behandeling van neuroselijders en op zoodanige plaatsen, dat het nauwkeurig wetenschappelijk onderzoek door psychiaters en zielzorgers er verzekerd is, d.i. aan R.K. Universiteiten. Uit dergelijke inrichtingen kunnen wetenschappelijke verhandelingen voortkomen met meer stuwkracht dan de psychoanalytische, omdat ze zullen berusten op waarheid en met behulp der ware wetenschap zullen zijn opgesteld.
|
|