Een vreemdeling? Geen enkele ras-echte vaderlander - en zeker geen die een standbeeld verdiende - was hem vreemd.
Toen in 1900 - na een langdurige periode van miskenning, wanneer Frans Hals met al zijn diefjesmaats, de realistische schuinsmarcheerders, door de preutsche poeierpruiken nauwelijks van de familie werd gerekend, omdat hij te veel familie van Adam's kant was - Frans Hals zijn rehabilitatie met een standbeeld in Haarlem kreeg, was de dichter der nationale glories paraat. Die oprechte ultra montaan, die in Rome de Doctor werd en werd geboren voor zijn eigenlijke leven en die in Rome stierf, was even volbloed - of wil men het Hollandscher - even volvet geboren vaderlander als aangehuwd Romein.
Ook bij hem lag tusschen licht en licht de kleurendrift van Frans Hals.
De Oud-Hollandsche schilderschool zag Albert Verwey als de heerlijkheid der werkelijkheid, de kunst der Italianen als de majesteit der persoonlijkheid.
Tusschen die twee polen schoot de levenshartstocht van Schaepman heen en weer.
Het kuische Serafijnsche penseel van Angelico was hem even na als het drasse palet van Frans Hals. In de Romeinsche toga of het pauselijk purper was Schaepman de Latijnsche paladijn, hoog en rijzig van majestatische gedachtengangen en ascetische bespiegelingen, in de lucht van Ruysdael en de kleurenbaaierd van Hals een verliefde van het realisme.
Tusschen die twee vaderlanden van zijn hart verdeelde hij broederlijk zijn liefde en zijn bedrijvigheid. En wanneer hij dan met de oogen van Frans Hals gerecht houdt over zich zelf, en zijn leven overschouwt als een pelgrimstocht van licht naar licht doorvlinderd met de schilderachtige episoden van zijn aardsche loopbaan en de welige bewonderingen voor de doffelijke schepping, acht hij getroost zich gerechtvaardigd.
En welke katholieke Hollander zou anders oordeelen?
Een floers van weemoed en afscheid hangt om dit gedicht, als of het graflucht heeft geroken. Hoe speelsch van coloriet en plastiek, hoe bewogen van figuratie, hoe volop en het beste, het eenige gave staal van zijn visueele natuur, de kleuren en vormen leven dieper en gedempter, schooner en als verschemerd. Weggezakt in de leunstoel, met een wassende vermoeidheid in zijn al ondermijnde stalen corpus, liet Schaep-