| |
| |
| |
Boekbespreking.
Paul Renaudin: L'Ile des Saints (Ars et Vita). - Bloud et Gay. - Paris.
Een historisch roman, mooi en aangenaam om lezen. Hij speelt in Engeland ten tijde der vervolgingen onder koningin Elisabeth. Het tragisch onderwerp is keurig en dichterlijk uitgewerkt. Al heeft schrijver de macht van een Benson of een Claudel niet, toch moet men soms, al lezende, onweerstaanbaar aan die twee groote kunstenaars denken. En dat alleen kan reeds als lof gelden.
D.
| |
Em. Chaptal: L'Abbe Soulange - Boden. - Bloud et Gay. - Paris 1926.
Eene heerlijke verschijning, deze apostel der werklieden, die heel zijn leven ijverde om het vertrouwen in de priesters weer wakker te roepen in 't hart der arbeiders, en daarom hun hard bestaan wilde deelen. Een democraat in hart en ziel, die een der eersten was om de sociale kwestie te begrijpen, en met taaie wilskracht wrocht om het lot van den werkman te verbeteren.
D.
| |
Alte Heiligen-Legenden, ubersetzt von Rosa Breuer, eingeleitet von Dr. Heinrich Saedler. Zeichnungen von Karl Koster; Volksvereins-Verlag, Munchen-Gladbach.
De ‘Legenda aurea’ van den dominikanermonnik Jacobus de Voragine was eenmaal, na den bijbel, het meest verspreide boek ter wereld De hervorming verbande 't natuurlijk als een al te flauw praatjesboek. De romantiekers brachten het weer in de mode. Daarna kreeg het liberalistische rationalisme het nog eens in den hoek geduwd. Nu keert men andermaal terug tot deze eenvoudige, middeleeuwscheschoonheid (schrijver werd nl. in 1230 geboren). Dit boek is dan een pogingom de schoonste schatten uit de Legende Aurae weer zoo dicht mogelijk bij het volk te brengen. Er werd een keuze gedaan van 56 der schoonste heiligen-legenden. Deze werden genomen niet uit den italiaanschen tekst en dan vertaald, maar uit een der 50 verschillende duitsche vertalingen die binnen de 200 jaren na 't verschijnen van de Voragine's werk het licht zagen, nl uit het Kölner Passional in 1485 bij Ludewich van Reuschen gedrukt ‘Tzo der ere godes ys dit boych genomen uss einem boych dat man noemt Aurae legenda dat ys tzo duytsch geheyschen dye guide legende off dat Passionail.’ Met pieteit voor de oude schoonheid vermoderniseerde de bewerkster deze oude teksten. De geur van het origineele werk wuift
| |
| |
u nog tegen uit elke bladzij als daar zijn onder andere die danig schoone over Sinte Barbara, Sinte Agnes, Jan den Evangelist, Sint Agatha - Paulus en zoovele andere. Een prachtig boek.
G.W.
| |
Practische sociologie door J.H.F. Kohlbrugge IIIe deel. - De Zorg voor het abnormale kind. - Uitg. J.B. Wolters, Groningen.
Dit wordt een monumentaal werk. En intusschen worde vooreerst al de lezing van de voorrede tot dit derde deel aanbevolen, wil men vernemen in welke omstandigheden zoo'n monumentaal werk kan tot stand komen. De groote verdienste van prof. Kohlbrugge is zijn veelzijdige, verbazende documentatie en zijn wetenschappelijk-passielooze objectiviteit. Maar dezel aatste kan dan ook eens komiek worden b.v. in het hoofdstuk: Opvoeding en leiding bij R. Katholleken en de gevolgen van de verbijzondering van het onderwijs, waar hij het heeft over zekere détails die ten slotte zeer natuurlijk zijn maar hem, niet katholiek, onbegrijpelijk. Prof Kohlbrugge ziet zeer goed in dat de R.K. een neiging vertoonen voor het dwangsysteem in de opvoeding; wij zijn het daarover met hem eens, maar de dwang gaat niet zoover als hij zich wel inbeeldt en de vrijheid die hij verdedigt is niet een absoluut te verlangen iets, zoo breed althans als prof. Kohlbrugge ze opvat; Kohlbrugge verklaarde zich reeds in deel II van dit werk met overtuiging pro coeducatie, wat ten minste al onvoorzichtig is in een kwestie met tegen elkaar zoo goed als opwegende pro's en contra's. Hier heeft nu ook het protestantsche vooroordeelden hoogleeraar beinvloed; het komieke is dat hij met professoralen ernst die vooroordeelen als wetenschappelijke bezwaren formuleert, wat ze niet zijn. Zoo is bij voorbeeld het bestaan van tijdschriften als Boekenschouw en Boekzaal volgens Kohlbrugge een bewijs voor het feit dat het den katholiek niet toegelaten is zelfstandig te denken. En luister: ‘De R. Katholiek zoekt dus nooit zijn eigen weg naar hooger ontwikkeling, steeds wordt hij geleid. Vrijheid is dus niet het einddoel dezer opvoeding, vrijheid die alleen verkregen kan worden door moeizamen geestelijken strijd. Hij kent noch die vrijheid noch dien strijd. Hij onderwerpt zich aan het gezag en is dan een goed R. Kath. en een goed burger’. Waarop wij zeggen: vrijheid het einddoel der opvoeding of
ontwikkeling en wilsvorming d.w.z. geestelijke tucht. Welk van de twee? En het hangt er van af wat men door vrijheid verstaat, welke vrijheid een goed is en welke vrijheid een kwaad. En ten slotte doet de professor aan politiek en dan is de maat vervuld. Maar gelieve te bemerken: dit alles in het laatste hoofdstuk. Niemand moge zich dus wegens de mislukking van dat laatste kapittel laten verleiden tot minachting van het overige leeuwenaandeel van het werk. Trouwens dat zullen verhinderen de documentatiegeest en de wetenschappelijkeheid van den ijverigen hoogleeraar die reeds drie deelen van zijn grootsch werk binnen het jaar liet verschijnen.
V.D.B.
| |
| |
| |
Dr. A. Scheirbeek, Van Aristoteles tot Pasteur - Uitg. W. Versluys, Amsterdam.
Wij volgden deze zeer interessante studiën in het schoone tijdschrift van Heimans en Thysse ‘De levende Natuur’, waarin ze opvolgentlijk bijna alle verschenen. Terwijl een geschiedenis van de biologie ons anders maar matig zou interesseeren - want dat is, evenals ongeveer alle geschiedenis van wetenschap, een saai vak - heeft Dr. Schierbeek er het middel op gevonden om die stof waarlijk aantrekkelijk te maken. Zijn standpunt is zeer juist en wetenschappelijk waar hij beweert dat een wetenschap meer bevorderd wordt door een uitstekend geleerde dan door de dozijnen diminores van haar latente tijdperken. Als een electrische vonk slaat haar licht van de eene groote persoonlijkheid naar de andere, over tijd en afstand heen, van Aristoteles op Theophrastus, van dezen op Dodoneus enz.... tot Pasteur. Welnu die groote serie groote namen is den ontwikkelde bekend. Hij stelt belang in die groote figuren en hij wil wel eens even van Dr. Scheirbeek vernemen wat die man daar bepaald voor merkwaardigs is geweest in een der voornaamste hulpwetenschappen der psychologie, de biologie. Aristoteles, Galenus, Vesalius, Malpighi, Linnaeus, Cuvier, van Humboldt, Claude Bernard, Wallace, Pasteur en Koch, het is een zoo schitterende rij dat men ze tot de laatste aftelt. Bij deze revue is Dr. A. Scheirbeek een uitstekend geleider. Hij is verbazend belezend en put zijn stof niet uit andere handboeken over historie der biologie, maar heeft de werken zelf van die groote geleerden gelezen en hun biographie. Daarbij geeft hij aan 't slot van elke studie een lijst van die te raadplegen werken. Wie de studie wil voortzetten vindt daar stof genoeg opgegeven voor de vijf eerstkomende jaren!
B.V.
| |
M.J. Koenen's verklarend handwoordenboek der Nederlandsche taal - 15e druk - uitgegeven door Dr. J. Endepols met medewerking van Dr. R. Verdeyen. - Uitg. J.B. Wolters, Groningen.
Koenen aan den vijftienden druk! Een groot aantal woordenwerd bijgevoegd. Prof. Dr. R. Verdeyen, hoogleeraar te Luik, zag de Zuid-Nederlandsche woorden na en vermeerderde de lijst. In overleg met den heer G.H. Waage, leeraar in de natuurlijke historie werden in 't bizonder de biologische termen herzien en eveneens bijgewerkt. De latijnsche vogelnamen werden ontleend aan de lijst door Dr. Van Oort opgemaakt De bewerker beweert dat het nog niet het ideaal is zooals hij het zich voorstelt. Wij verheugen ons, in afwachting van die volmaaktheid, over dezen voor den vijftienden keer verbeterden Koenen, ons beste Nederlandsch Woordenboek, een onmisbare taalschat.
G.W.
| |
Jef Claes - De meesters der Kempen - Uitg. Excelsior, Brugge.
Toen Jef Claes zijn eerste boekje uitgaf, ‘Zielegroei’ werd dit met zooveel lof besproken dat men hem dadelijk zei: ‘pak wat grooters aan’.
| |
| |
Jef Claes liet dat geen twee keeren zeggen en ik herinner mij hoe hij vóór twee jaren vol was van zijn roman over de limburgsche kempen. Dat boek is er nu; een van de enkele verzorgde uitgaven welke ‘Excelsjor’ op haar actief heeft. Ook Jef Claes heeft zijn roman verzorgd met die heel bizondere liefde echter die zich vergrijpt aan détail. Zich verblindt nl. voor de schoonheid van een volzin en de afheid van een beschrijving, maar vergeet zenuw te leggen in het verhaal en er sterke gewrichten aan te geven. Nu zullen wij hem allemaal zeggen: pak wat kleiners aan. Het komt er niet op aan wat men aanpakt als men zijn eigen pak maar heeft, Claes. Tchekov werd met het heel kleine genre een heel groot schrijver. Dat kleine genre, de weergave van een situatie, schijnt ons meer geschikt voor Jef Claes dan de geproportioneerde levenssynthese waarin roman bestaat. In elk geval, groot of klein genre, Jef Claes moet behouden blijven in 't belang onzer volksliteratuur.
G.W.
| |
Marcel Matthijs - De Doodslag - Uitg. Excelsior, Brugge.
't Naturalisme kan den schrijver niet baten al weet hij wat af van de synthese welke Jef Claes mist en kan zijn personen ontleden als beschreef hij zichzelf. Het is een somber boek dat zich afspeelt onder een hemel die geen hemel is: de menschen kunnen er niet naar opkijken om te leeren hopen, werken en dulden. Een goed geschreven boek dat minstens 25 jaar te laat komt.
G.W.
| |
Dr. Jan De Vries - Volksverhalen uit Oost-Indie. - Uitg. W.J. Thieme en Cie te Zutphen., Holland.
Reeds mocht ik wijzen op de waarde die ik hecht aan een uitgave als die der legendenserie van de uitgeverij Thieme. Voor Nederlanders hebben de door Jan de Vries verzamelde volksverhalen uit Oost-Indië een bijkomende beteekenis zonder dewelke echter wij, Vlamingen, het ook hoogelijk kunnen waardeeren. De hier verzamelde sprookjes werden samengeraapt uit blad en tijdschrift van vroeger en van nu. Daar liggen ze voor 't grijpen. Duitsche ethnologen hebben daar al meer uit geput dan Nederland zelf. Dit verzuim van Nederland heeft Dr. De Vries ten deele willen herstellen. Merkwaardig zijnbovendien zijn folkloristische nota's en aanteekeningen waardoor hij vergelijkend een rijken schat van folkloristische gegevens en studies in verband stelt met zijn teksten, zijn negentig volksverhalen, meest dierensproken. Fraaie teekeningen, waaronder eenige gekleurde, door C.J. Van Overbeek; het ontwerp voor den band is van George Rueter.
GW.
|
|