delik maakt, dat het een eenheid vormt uit verschijnselen, die naar tijds orde gescheiden waren.’
Sla nu een kunsthistorie open aan de inhoudstafel. Wat leest gij er: De 13e eeuw. Frankrijk-Engeland-Duitschland, enz. De 14e eeuw. id. id. De 15e eeuw. id. id. enz.
‘Wie de geschiedenis wil schrijven van een kunst, schrijft Dr. J. Kalf verder, dient zijn indeeling te ontleenen niet aan den tijd, doch aan haar zelf.’
* * *
Langen tijd heeft men de architectuurgeschiedenis opgemaakt alleenlik steunend op de grootste, op de meest bekende bouwwerken. Alsof de bouwkunst ineens ertoe, gekomen was meesterstukken te verwezenliken; alsof er niet een langzame, een voortdurende gang, een ontwikkeling geweest was!
Intusschen waren de mannen van de wetenschap bezig met de nauwkeurige, systematische beschrijving der oude monumenten, zoo kleine als groote, met onderlinge vergelijking; met het opsporen der verschillende bouwtijden, met het gissen naar de bouwdata. Er zijn landen - helaas niet het onze! - waar dit werk heel wat gevorderd is.
Wie zijn leerboek erop nagaat zal ondervinden hoe of een gebouw, dat een beeld van een gegeven bouwkunst moest opwekken, beschreven werd. Een zaal van zooveel meters op zooveel, met zooveel zuilen, met zoo een gewelf enz. De zuilen zijn zoo, de basementen zoo, en de kapiteelen zoo: het geheel geeft een indruk van rijkdom of van armoede.
Waar het b.v. gaat om de ontwikkeling van de plattegrond der middeleeuwsche kerken, wordt heel nuchtertjes verteld dat men van af een gegeven oogenblik een wandelgang om het choor maakte; dat vervolgens kapellen aan die gangen gebouwd werden en er wordt niet eens gewezen op de buitengewoon belangrike gevolgen daarvan, zoo voor het binnenals het buitenaanzicht dier gebouwen!
In architectuur gaat het om het scheppen van ruimten, die zich uitwendig voordoen als massa's. Geschiedenis der architectuur zal dus deze zijn van de ruimten en van de massa's; het gaat om te verhalen hoe die kleine donkere ruimten zich ganadeweg ontwikkeld hebben tot reusachtige ruimten, steeds hooger, steeds met meer overdadig licht overgoten, tot dat men na het instorten der gewelven te Beauvais, niet hooger durfde te gaan. De Renaissance kwam precies van pas, en men beproefde 't op een andere, een heel andere manier. De gedachten waren immers veran-