Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1926
(1926)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 280]
| |
De opheffing der Belgische neutraliteit.
| |
[pagina 281]
| |
kelijk geworden België de verplichtingen oplegde, die het koninktijk der Nederlanden als voorpost der verbonden mogendheden tegen Frankrijk op zich genomen had. Maar Talleyrand zag verder zegt prof. Kanter. Om voor Frankrijk erger te voorkomen, wierp hij de idee van neutraliseering in het debat, dewelke dadelijk door de andere mogendheden, die kost wat kost een oorlog wenschten te vermijden, werd aanvaard. De Belgische neutraliteit was ontegenzeggelijk niet in het nadeel van Frankrijk. Integendeel de voornaamste politieke mannen en de militaire deskundigen van dien tijd, aldus de Leuvensche prof. Arendt in zijn ‘Essai sur la neutralité de la Belgique’ (1845), waarin de schrijver met nadruk wijst op de militaire en economische voordeelen, welke Frankrijk van deze status van België geniet - waren van oordeel, dat de neutraliteit in het bijzonder weldadig was voor Frankrijk. En prof. Arendt haalt ten bewijze daarvan aan een discussie in het Fransche parlement in September 1831, waarbij hoogst bekwame mannen als Sebastiani en Thiers met een groot overwicht op de voordeelen van de Belgische neutraliteit wezen. Sebastiani - die Frankrijk's vertegenwoordiger was te Londen - toonde aan het groote belang dezer neutraliteit voor de verdediging der Fransche grenzen, terwijl Thiers o.m. verklaarde: ‘Het is waar, wij kunnen geen verdrag sluiten met België, maar indien wij een alliantie met België konden vormen en onze soldaten in zijn vestingen leggen, dan zou dat beteekenen de volledige hereeniging van België met Frankrijk; maar niemand wilde dat dit belangrijk deel der Europeesche grenzen in handen viel van een dier groote mogendheden. Wat wij Franschen bij de Belgische neutraliteit winnen? Luistert. De Engelschen kunnen niet meer langs de Schelde binnendringen en de mogendheden mogen er haar legers niet meer brengen, zonder dat wij het recht hebben naar den Rijn te stormen, en daar wij dichter bij zijn, is het voordeel aan ons. De voordeelen der neutraliteit zijn alle aan onzen kant. Vergelijk eens dezen stand van zaken aan dien, waarin België zich bevond. Het was een vijandelijke Staat, bezaaid met forten, toevertrouwd aan de bewaking der H. Alliantie, een Staat, waarin iedereen kon binnenkomen, behalve wij.’ En elders zeide hij: ‘bij de neutraliseering van een land is die gebuur er het best aan toe, wiens grenzen het dichtst bij de neutrale hoofdstad liggen - in het geval België dus Frankrijk.’ De geschiedenis leert - de Vlamingen moeten dit toch weten, - hoe de Franschen van deze toestand inderdaad hebben gebruik gemaakt en in | |
[pagina 282]
| |
België zijn binnengekomen. Zij, en ook vele Belgen beschouwden de neutraliteit als een soort voogdijschap, welke maar het best door Franschen kon worden uitgeoefend. Lees daartoe b.v. hegteen de eerste hoofdredacteur van het Handelsblad van Antwerpen Vleeschouwer op het einde der veertiger jaren in zijn ‘Stukken en Brokken’ schreef. ‘In België’, aldus Vleeschouwer, staat iedereen in bewondering voor een Franschman, die in België alles afkeurt. In België wordt zulk een man zeker dagbladschrijver en zoude de menschen wijs maken wat zij te doen en te laten hebben. Ofwel hij verkreeg een der beste plaatsen in den Staat; men maakte hem gemeenteraadsheer of zelfs minister, want zijns gelijken hebben ons van over lang doen gelooven, dat de Belgen niet slim genoeg zijn om zonder hulp der Franschen zulke ambten te bekleeden.’ Ziedaar hoe de Franschen in België binnenkwamen, dank zij de gedwongen, gewaarborgde neutraliteit, en wat zij er deden (pénétration pacifique) En de andere mogendheden en óók de Belgen verzetten zich daartegen weinig of niet. Laatstgenoemden vonden dat blijkbaar heel gewoon. Teekenend in dit opzicht is b.v. het antwoord der Belgische regeering op een vertoog der Berlijnsche regeering inzake de sterke campagne, welke de Indépendance Belge na den oorlog van 1870 tegen Duitschland begonnen was. Zij volstond met er op te wijzen, ‘dat de hoofdredacteur der “Indépendance”en drie kwart der eigenaars Franschen waren’...! Voor Vlaanderen is de voogdij van België dan ook geenszins voordeelig geweest. Ik weet wel, dat sommige Vlamingen daarop zullen antwoorden dat de gedwongen, gewaarborgde neutraliteit politieke inmenging en nog erger voorkomen heeft. Zeker, terwijl de verfransching langzaam doch voelbaar voortvrat, werden ten slotte de politieke gevaren van de zijde van Frankrijk en de waarden der gewaarborgde neutraliteit zeer problematiek. Want België's positie en het wezen zijner neutraliteit wijzigden zich met de politieke verhoudingen in Europa. De stichting van België en het opleggen eener gewaarborgde neutraliteit geschiedde in de dertiger jaren in het belang van Europa, en vooral in dat der verbonden mogendheden, die de neutraliteit als een verlegenheids-product aanvaardden. Doch het spreekt vanzelf, dat dit statuut zijn eigenlijke beteekenis meer en meer verloor, toen het niet meer beantwoordde aan het doel, waarvoor het werd ingesteld. De groote verandering in de Europeesche machtsverhouding, welke zich sinds 1870 voordeed, bracht mee een ontwaarding der gewaarborgde neutraliteit. De gezanten van België verdeelden zich in twee vijandige | |
[pagina 283]
| |
groepen en het werd voor iedereen duidelijk dat zij niet meer eensgezind zouden optreden om België's onzijdigheid te handhaven. Engeland zelfs, zoo verklaarde prof. Abbé De Lannoy in 1913, zal, nu het zich in de continentale politiek geworpen geeft, niet meer, gelijk in 1870, als beschermer der Belgische neutraliteit kunnen optreden en indien het bij een toekomend conflict tusschen beide komt om België te verdedigen, dan zal dat niet zijn als garant van de verdragen van 1839, maar als oorlogvoerende.’ En deze voorzegging is, zooals men weet, ten volle uitgekomen. België was gedurende de laatste jaren voor den oorlog niet meer de evenwichts-factor, welke de Europeesche mogendheden in haar eigen belang hadden ingesteld. Het was een nieuw wrijvings-vlak in Europa, waar de belangen der waarborgende mogendheden op elkaar botsten, tot groote schade van België, dat ondanks zijn gegarandeerde onzijdigheid, in den naderenden krijg moest betrokken worden.
* * *
In Nederland stellen sommigen de gewaarborgde Belgische neutraliteit voor als een groot Nederlandsch belang en een recht, omdat zij daarin nog altijd de voortzetting zien van de oude barrière-politiek tegen Frankrijk. Was de gedwongen, gewaarborgde neutraliteit inderdaad de zuivere en volle vervanging van de oude staatkunde tegen het gevaarlijke Zuiden? En is zij het nog? Op de eerste vraag antwoorden Nederlandsche schrijvers, als Mr. van Vossem met een beslist ‘ja’ en zij beroepen zich op een antwoord-memorie der Londensche Conferentie van 4 Januari 1832, aan de Nederlandsche gevolmachtigden, waarin het o.m. heet: ‘En outre la neutralité de la Belgique, garantie par les cinq cours, offre à la Hollande le boulevard que devait lui assurer le système de barrière avec cette différence que le système de barrière lui imposait l'obligation couteuse d'entretenir des garnisons, tandis que la neutralité de Belgique, placée sous la garantie des principales puissances de l'Europe, lui laisse le moyen de réduire sans danger son état militaire.’ Deze aanhaling is werkelijk prachtig. Maar zij vormt slechts de staart van een memorie, welke bij geheele lezing wel een ander licht werpt op dit slot. Wat toch was het geval? Op 14 December 1831 hadden de Nederlandsche gevolmachtigden een memorie aan de Londensche Conferentie gezonden, waarin zij bij ar- | |
[pagina 284]
| |
tikel 7 van het ontworpen verdrag, betreffende de neutraliteit van België, de opmerking maakten, dat de koning der Nederlanden zich een overeenkomst moest voorbehouden inzake de forten op de Zuidgrens van België, welke zouden kunnen gesloopt worden en betreffende anderen, welke in het belang van Nederland moesten behouden blijven. ‘Het recht van Zijne Majesteit om aan de regeling van deze zaak mee te werken’, zoo heet het in de memorie, is hem verzekerd niet alleen door het barrière-systeem, waartoe men zich in de laatste eeuw jegens de republiek der Vereenigde Provincies verplichtte, maar ook door een daad van jongeren datum, n.l. de vereeniging van Nederland en België, waarbij in artikel 7 van het betreffend verdrag verklaard werd, dat deze zaak van belang was voor de veiligheid en de onafhankelijkheid van alle provincies en van de geheele natie’. Het antwoord der mogendheid in dato 4 Januari 1832 luidde beslist afwijzend op de eischen van koning Willem en om hem gerust te stellen werd er bovenaangehaald slot aan toegevoegd. Nederland werd daarmede uitgeschakeld uit zijn actieve deelneming aan de bolwerks-politiek; het had slechts te aanvaarden hetgeen de mogendheden in het belang en de rust van Europa meenden te moeten aanbieden n.l.: de gewaarborgde neutraliteit van België. Maar dat bovendien de mogendheden zelf deze neutraliteit niet beschouwden als een vervangster der barrière-tractaten blijkt wel uit het feit, dat de vier groote verbondenen van 1815 op denzelfden dag, dat de Nederlandsche koning mede-zeggingschap opeischte in de bolwerks-politiek, een geheim verdrag sloten met België, waarbij koning Leopold zich verbond alle verplichtingen op zich te nemen, welke eertijds de koning der Nederlanden als voorpost tegen Frankrijk had aanvaard. Het is bekend hoe het gegaan is met dit laatste overblijfsel der barrière. België heeft zich niet veel om de uitvoering van dit geheim verdrag bekommerd en toen het rond de zestiger jaren de tractaat-forten deed slechten was er geen enkele mogendheid, die een protest deed hooren. Men kan dat begrijpen’, ‘zegt prof de Lannoy, ‘de bepalingen van diplomatieke verdragen vervallen vanzelf door het feit, dat zij niet meer beantwoorden aan het doel, waarvoor zij werden opgesteld.’ In elk geval bewees dit geheim verdrag, dat de gewaarborgde neutraliteit - het angstproduct van een Europa, dat toen dertijd geen algemeenen oorlog voor het Belgisch probleem wagen wilde, - niet voldoende werd geacht. Men moet zich bovendien niet inbeelden dat deze neutraliteit werd ingesteld voor België en Nederland. Baron de Faveraan, destijds | |
[pagina 285]
| |
minister van Buitenlandsche Zaken, heeft het in 1909 in de kamer duidelijk uiteengezet: ‘Men stelt het toch niet voor dat deze waarborg der vijf mogendheden werd ingegeven door een gevoel van welwillende belangstelling voor het nieuwe koninkrijk. Ook hier volgden de mogendheden de eischen van het Europeesch, van haar eigen belang en bij de schatting van de waarde van die waarborg komt men tot het besluit, dat de tusschenkomst der mogendheden ten gunste van België daar hare grenzen zal vinden, waar haar eigen belangen beginnen.’ In rechte was de Belgische gewaarborgde neutraliteit dus geenszins een vervanging van het barrière-systeem, dat trouwens reeds bij de verdeeling der Nederlanden een eersten slag kreeg. Dat zij in feite aanvankelijk ongeveer dezelfde uitslagen opleverde zal niemand kunnen ontkennen, maar evenmin kan betwist worden, dat zij later er grootelijks toe meewerkte, dat België een nieuw wrijvingsvlak in Europa werd, waarvan Nederland op de eerste plaats de moeilijkheden ondervond bij de uitoefening van zijn neutrale politiek. Sinds de gebeurtenissen van 1870 was de strategische toestand van België geheel gewijzigd. Gambetta verklaarde reeds in 1871 in de nationale vergadering van Bordeaux, dat de natuurlijke uitvalspoort van Frankrijk thans België en de Maas-linie waren. En Thiers verklaarde in 1880 in de kamer: ‘Het Maasdal zal de operatie-lijn zijn bij een toekomstigen oorlog. Wanneer Duitschland Frankrijk aanvalt, dan heeft het er een kolosaal belang bij de Maas te Luik of Namen over te trekken en voor ons geldt hetzelfde.’ Sindsdien was het gedaan met het eigenlijke wezen, of beter gezegd het schijn-wezen en het doel der Belgische gewaarborgde neutraliteit. België zag zich van alle kanten tusschen de botsende belangen der waarbordende mogendheden geplaatst; het leefde in de grootste onzekerheid omtrent de te volgen gedragslijn, welke er een moest zijn van gewaarborgde neutraliteit, voor velen een van gemakkelijke gerustheid in de toekomst, doch die meer en meer werd een twijfelachtige weg, waarop België nu eens hierheen en dan weer daarheen getrokken werd. Van den eenen kant kalm vertrouwend op de bepalingen van het neutraliteits-verdrag, trachtte België andertijds door beweging de dreigende gevaren te weren. Maar deze dubbelzinnige en zeer moeilijke, onvrije politiek gaf natuurlijk bijlange na niet de volle kracht naar alle zijden en de gewaarborgde neutraliteit werd ten slotte niets anders dan een oorlogspoort in Europa. Nederland ook ondervond daarvan den weerslag. Zijn internationale | |
[pagina 286]
| |
politiek, welke juist door de verdragen van '39 niet geheel vrij was, werd niet weinig besprongen door dezelfde, tegenovergestelde machten, welke in België werkten, en als Noordelijke afsluiting, grenzen aan de Belgische poort - zwak door de gewaarborgde neutraliteit - had het zich buitengewoon zware militaire lasten te getroosten. De gewaarborgde neutraliteit - aanvankelijk zeer voordeelig voor België en Nederland - werd later eerder een nadeel voor Vlaanderen, voor België en Nederland, omdat deze daarvoor in hun eigen wezen, in hun zelfstandigheid gehinderd werden, in onzekerheid leefden en niet geheel vrij stonden bij de bepaling harer gedragslijnen. Want niet alleen België, maar ook Nederland was door de verdragen van 1839, inzake sommige Europeesch-politieke aangelegenheden onder zekere contróle gekomen van de groote mogendheden, die dat bij menige zaak o.a. bij de regeling der Luxemburgsche kwestie en het vraagstuk der Vlissingsche forten genoeg deden voelen. * * *
De schrijvers, die zoozeer jammeren over de opheffing van het oude Belgische statuut en haar zelfs in rechte betwisten, spreken bijna uitsluitend over de neutraliteit van België en zelden of nooit voegen zij er de woorden gedwongen, gewaarborgde aan toe. En toch vooral om het laatste gaat het. De Belgische neutraliteit was een gewaarborgde en daar de waarborgen door den oorlog onvoldoende waren gebleken en twee der garanten de bepalingen dienaangaande schonden, sprak het vanzelf, dat het oude statuut van België niet kon gehandhaafd blijven. Een herziening der verdragen van 1839 was noodzakelijk geworden. De mogendheden, die haar verdragsplichten ten opzichte van België waren nagekomen, hadden er op de eerste plaats een woord in mee te spreken, waar het ging om een wijziging van den Belgischen status, welke zij hadden ingesteld voor haar eigen belang en den vrede in Europa. En Nederland? Ook met Nederland, dat wel niet rechtstreeks bij de garantie-kwestie betrokken was, maar door zijn verdrag van 19 April '39 het statuut had vastgelegd, moest onderhandeld worden. De wijze waarop zulks geschiedde was niet zeer gelukkig. Maar wat er van zij: Nederland kon zich niet aan een medewerking onttrekken. Sinds 1814 waren de Nederlandsch-Belgische betrekkingen geregeld in samenwerking met de groote mogendheden, en deze samenwerking was van dien aard, dat zij een gewichtige stem in het kapittel behielden. Men kan dan ook aannemen, dat haar opvatting in 1919 den doorslag gaf. | |
[pagina 287]
| |
Meteen echter maakten zij een einde aan hare inmenging in de Nederlandsch-Belgische aangelegenheden, een oplossing, die, volgens prof. van Eysinga, voor alle partijen hoogswaarschijnlijk de beste te achten is. Door de herziening der verdragen van 1839 en in het bijzonder door afschaffing van de politieke artikels staan Nederland en België eindelijk vrij tegenover elkaar en vrij tegenover de groote mogendheden; een beteekenisvolle evolutie, welke zich sinds lang opdrong, maar eerst een Europeeschen oorlog noodig had om er te komen. Hoe België in de toekomst die vrijheid gebruiken moet? De huidige minister-president Poullet heeft daarop reeds uitvoerig geantwoord in ditzelfde tijdschrift (XXIe jaargang Nr. 6) waar hij als zijn meening uitsprak, dat België in plaats van de opgelegde, gewaarborgde neutraliteit en vrijwillige onzijdigheid had te stellen en o.m. schreef: ‘het is ons belang, dat wij ons zelven blijven, enkel en alleen ons zelven...... Dat is het middel - het eenige - om ons te doen eerbiedigen en om onze aanspraken te doen gelden. Zelfstandigheid boezemt achting in.’ Juist dus, zooals in Nederland, waar Jhr. van Karnebeek sinds den oorlog zijn zelfstandigheidspolitiek inluidde, ter vervanging van de neutraliteitspolitiek, welke door haar naam te veel den indruk der passiviteit en isolatie wekte, een zelfstandigheidspolitiek, die niet uitsluit garanties als er zijn van Genève of Locarno. Indien de oude status van België door dezen geest van vrijheid en zelfstandigheid nooit vervangen wordt dan behoeft men noch in België, noch in Vlaanderen, noch in Nederland om de afschaffing der verouderde gewaarborgde neutraliteit te treuren. Integendeel! |
|