Nabeschouwing op het Warande-Jubileum.
Toen Dietsche Warande en mijn persoon zoo gul werden gehuldigd op het onvergetelijk feest van 17 Januari, trachtte ik in weinige woorden vele gevoelens te uiten die diep in mijn hart sluimeren. Ik zeide dat ‘Ons volk een schoon volk is, een fier volk, een blijmoedig volk’.
Ons volk is schoon; heeft zin voor en behoefte aan schoonheid; is onder alle volken bij uitstek een schepper van Schoonheid.
Dit heeft me zoo bijzonder getroffen tijdens den oorlog, aan 't front. Te midden der gruwelijkste tooneelen behield de schoonheid vat op het gemoed onzer jongens. Wanneer zij maar even ontsnappen konden aan de ontzettende obsessie, vlogen zij - schilders, schrijvers, toonkundigen - naar doek en penseel, naar voordracht of vertooning, naar zang- of snaarspel. De alomheerschende verwoesting herschiepen zij in kunstverheerlijking; de vernieling bedekten zij met de kleuren hunner fantazie; uit de puinen bloeide het leven der Schoonheid op.
En wat een wonder kunstgevoel bij al die eenvoudige volksjongens! Weelderig tierden de werken overal. Waar wij ze groepeeren wilden om de lafenis der schoonheid aan hun medebroeders, hun medelijders te brengen, kwamen zij te alle kanten op. Want ons vlaamsch volksgemoed heeft behoefte aan schoonheid zooals het nood heeft aan liefde. 'k Weet wel: de eerste vereischte is: voor de schare het brood der waarheid te breken; maar daarbij sluit onmiddelijk aan: het schenken der schoonheid.
Niemand kan leven zonder vreugde. Die vreugde-boodschap brengt de schoonheid. De schoonheid is de blijdschap der liefde.
Wij zijn een schoon volk. Ook een fier volk.
Ten overvloede werd dat in den laatsten oorlog bewezen; maar is het ooit anders geweest? Uit de bladzijden onzer historie spreekt diezelfde onversaagdheid. Stil, zonder omhaal van woorden, zonder drukte, gaat ons volk zijn gang, onafhankelijk, fier en stug. En we hebben dit voor op andere