Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1926(1926)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 54] [p. 54] De Zwerver. door Willem De Merode. Heer, loopt Gij weer uw voeten wond Te zoeken naar den vagebond, Die, ziek van schande en moe van schaamt, Graag had dat Gij hem halen kwaamt? Hij doolde vaak in vroegen nacht Om 't huis en zag der lampen pracht. Zacht glanzen op damasten dwaal, En gouden schotel en bokaal. Zijn blikken beten in het brood, Dat Ge aan uw stille jongren bood, En aan de tralie sloeg zijn borst, Als een den beker nemen dorst. Maar toen de wind uw woorden droeg Als plots een venster open sloeg, Was in de heg geen spleet zoo nauw Of hij verdween er als een schâuw. Nu, krank van honger, afgeschooid, Heeft hij zijn hoogmoed weggegooid. Nu roept zijn hart, dat alles derft: ‘Kom, Heer, want die U liefheeft, sterft!’ En Gij, in eindeloos geduld, Van deernis en gena vervuld, Loopt, zonder dat Ge een oogwenk toeft, Tot hem, die hulp en troost behoeft? [pagina 55] [p. 55] Gij komt, en spreekt, en ziet hem aan, En zonde en ziekte zijn gedaan. Die bang en boos uw blik ontglëë, Gaat als uw zachte jongen mee. En als hij zit ten lichten disch, Heugt hem waar 't duister venster is. En plotseling, vol vreugde en smart, Zinkt hij, stil schreiend, aan uw hart. Vorige Volgende