| |
| |
| |
Varia
Den 28 Augustus l.l. stierf te Parijs, op 65-jarigen leeftijd, de gevierde schrijver Adolphe Brisson, aan een smartvolle ziekte die hem al sinds eenige jaren belette de letterkundige beweging te volgen, waaraan hij zoo lang en zoo schitterend had meegedaan. Hij was de zoon van den talentvollen journalist Jules Brisson, stichter van de bekende ‘Annales politiques et littéraires’. In 1895 nam hij de leiding op zich van de ‘Revue des Cousins et Cousines’ waarvan hij, dapper bijgestaan door zijn vrouw Yvonne Sarcey - dochter van Francisque Sarcey, den beroemden criticus van de ‘Temps’ - het meest gelezen familietijdschrift wist te maken. Met haar stichtte hij ook de ‘Université des Annales’ waar ieder jaar zooveel politieke en letterkundige beroemdheden, lezingen kwamen houden. In 1903 werd hem de feuilleton der tooneelcritiek in de ‘Temps’ toevertrouwd, tot dan toe door zijn beroemden schoonvader geschreven, en dien hij zelf, voor eenige jaren, overliet aan André Rivoire van wien hem, dezen zomer weer overnam Pierre Brisson, de zoon van Adolphe: zoo hebben elkaar, voor deze rubriek, drie generaties met glans opgevolgd in den dienst der dramatische kunst. Behalve een roman: ‘Florise Bonheur’ die nog graag gelezen wordt, laat Adolphe Brisson eenige bundels kronieken na: Les Prophètes, - l'Envers de la Gloire, - Portraits intimes, - Nos Humoristes, - Pointes sèches, - Scènes et Types de l'Exposition; daarbij nog negen volumen tooneelcritiek: Le théâtre en twee opera-libretto's, in samenwerking met Charles Foley: Caprice de Reine en Vendée. De letteren- en tooneelwereld zal oprecht het heengaan betreuren van dezen schrijver, die door zijn
persoonlijk werk zoowel als door zijn tooneelkritiek, ontzettend veel heeft bijgedragen tot de verspreiding der fransche gedachte.
* * *
In Frankrijk is Ed. Schneider met de uitgave begonnen van een belangrijke verzameling werken: ‘Les grands Ordres monastiques’. Het eerste deel ervan is: ‘Het Heures bénédictines’ door den uitgever zelf; dit is de heruitgave van een sinds eenige jaren totaal uitverkocht werk, door den schrijver met zorg herzien en verrijkt met een ‘Vie de Saint Benoit’ dat de schoonste bladzijden bevat die er ooit aan den beroemden Ordestichter gewijd zijn. Ieder werk zal een afzonderlijke Orde behandelen, en er de eigen physionomie van aantoonen; zoo zal Maurice Brillaut de Karmelieten bestudeeren; René Dumesuil de Trappisten; M. Beauffreton: de Franciskanen, enz.; de schrijvers zullen er zich vooral op toeleggen van hun onderwerp een historisch, zielkundig en geestelijk tableau op te hangen. In onzen tijd van overproduktie der romanlitteratuur, zullen deze studies over de groote klocsterorden als zooveel vreedzame ankerplaatsen zijn voor onzen veelbewogen geest. Na het enorme succes van ‘Saint Paul’ door Em. Baumann, kan men gerust voorspellen dat de nieuwe verzameling ‘fureur’ zal maken.
* * *
| |
| |
Om elf uur in den morgen van den 21 November l.l. overleed te Warchau, na dertig schitterende jaren van letterkundige werkzaamheid, de beroemde schrijver Stefan Zeromski, een der grootste figuren in de letterwereld van Polen. Geboren en opgegroeid in een tijd, die voor zijn vaderland bovenmate hachelijk was, heeft Zeromski dien op een wonderbare wijze in zijn werken weten weer te geven. Maar toch dwaalde zijn geest liever weg van de droeve werkelijkheid om zich te verlustigen in het heerlijk verleden van zijn land met zijn prachtig-schoone droomen en zijn gruwelijk-harden strijd; want wat hem boven al interesseerde, meer dan ideeën en meer dan gebeurtenissen, was de poolsche ziel die hij ontwaarde doorheen de geschiedenis, nu eens vrij en trotsch, dan wanhopig strijdend, dan weer los van elke keten en van allen dwang. De poolsche ziel, dat is de held, de eenige held, altijd en overal, in al de romans van Zeromski. Groot van omvang en grootsch van inhoud is het werk van dezen schrijver. In 1864 geboren gaf hij pas in 1895 zijn eersten roman, maar sinds dien volgde er, haast elk jaar geregeld, een nieuwe. Onder die meer dan dertig groote werken is: ‘Dakloozen’ een der voornaamste: 't is een hedendaagsche roman waarin de schrijver tracht te bewijzen dat de helden van het menschdom, zij nl. die zich hebben gegeven en geofferd tot het lenigen der menschelijke ellenden, eeuwig alleen moeten blijven, zonder dak en zonder ‘thuis’. Zeer bekend is ook zijn historische roman: ‘De Asschen’ 'n allerheerlijkst heldendicht op Napoleon, waarin tafereelen voorkomen van onbeschrijflijke kracht naast weerzinwekkenden gruwel. En vooral ook dat geheimzinnige: ‘Heldenlied van den Hetman’ waar Zeromski gansch de poesie en heel de liefde van zijn land heeft neergelegd in de uitbeelding van den prachtig-grootschen Hetman Zolkievski, den poolschen
‘ridder zonder vaar noch vrees’.
Haast alle historische tijdvakken worden in de werken van Zeromski behandeld, evenals alle maatschappelijke standen van Polen. Opmerkzaam en meevoelend buigt hij zich neer over elke ellende, bestudeert hij elk probleem. Zijn stijl, zijn schilderend en uitbeeldend talent zijn onvergelijkelijk; zijn beelden - meest symbolen - zijn allerwelsprekendst; zijne moraal kent geen compromissen, zijn satire geen erbarmen; tendenz ligt overal vingerdik, al ontbreken ook zuiver subjectieve elementen, al spreekt b.v. de schrijver ook niet van zich zelf.
Het is van de sterkste realistische kunst, gepaard met romantische opwellingen, ja zelfs met verbeeldingsfantomen van allerhande soort.
Heel zijn leven lang heeft Zeromski zijn best gedaan om te doen kennen wat hij noemde ‘den poolschen schat’ en dit was geen gemakkelijke taak, want, zooals hij zelf gezegd heeft: ‘die poolsche schat ligt diep bedolven’.
* * *
Den 19 November hadden ter fransche Academie de verkiezingen plaats van drie nieuwe leden om de zetels in te nemen die open gekomen waren door den dood van Maurice Barrès, van Anatole France en van den graaf d'Haussonville. Voor den zetel van Barrès werd bij de eerste stemming gekozen Louis Bertrand met 22 stemmen van de 32; voor den zetel d'Haussonville werd, eveneens bij het eerste scrutinium, gekozen de hertog De la Force met 17 stemmen; de zetel Anatole France is toegewezen aan den
| |
| |
dichter Paul Valery, doch pas bij de vierde stemming behaalde deze het noodig aantal stemmen; de zetel werd hem fel betwist door Léon Bérard, die bij de eerste stemming 16 stemmen behaalde tegen 9 aan P. Valery; bij het tweede scrutinium gingen er 15 op Léon Bérard en 14 op Valery, bij het derde 15 op Bérard en 16 op Valery en bij het vierde eindelijk haalde Valery er 17 terwijl er 14 op Bérard bleven.
* * *
De fransche letterwereld heeft in den laatsten tijd heel wat slagen gekregen. Op 12 November overleed de 73-jarige Elemir Bourges, een romanschrijver en artist van allereerste gehalte, doch die door ons. Katholieken, met heel veel omzichtigheid dient ter hand genomen: hij is pessimist en belijder van het absolute metaphysisch nihilisme. Een paar zijner voornaamste werken zijn de volgende: ‘Le Crépuscule des dieux’, 'n historisch mengelmoes dat hemelhoog geprezen werd docwh maar matig kan interesseeren. ‘Sous la hache’, 'n romantisch verhaal van tijdens de revolutie, waarin Bourges reeds heel zijn voorliefde blijken laat voor de tragische en bloedige tooneelen, de groote volksbewegingen en gewelddaden en voor het lyrisme. ‘La Nef’ waaraan hij 28 jaren lang gewerkt heeft, 'n werk dat zoozeer buiten onzen tijd staat - zooals een bewonderaar van Bourges getuigt - dat al wat we ervan kunnen zeggen, vormloos is en duister. La Nef is een van die mythische poëma's die een samenvatting geven én van de bestemming van den mensch én van het konflikt dat rondom hem ontbrand is tusschen alle godsdiensten en al wat bovennatuurlijk is. Gansch de tragedie van het ‘kennen’ wordt hier afgespeeld; het drama van den mensch gewikkeld in een strijd op leven en dood met de goden die hij niet missen kan en die hij voortdurend smeekt om wat ze hem niet kunnen geven. Alle philosophische systemen trekken daar voorbij, niet meer in ijdele discussies maar onder den vorm van hartroerende en verscheurende konflikten. Ook dient nog vermeld:‘Les oiseaux s'envolent et les fleurs tombent’ waarin weer, evenals in de drie vorige, hetzelfde grondthema: ‘de ziekte om het oneindige’ behandeld wordt.
In de fransche letterkunde is Elémir Bourges een heel vreemde verschijning; de literatuur was voor hem een wezenlijke godsdienst, dien hij getrouw is gebleven tot aan zijn dood. Van toen hij het leven inging, wijdde hij zich aan zijn werk met een strenge en wilde hartstocht: alle uiterlijke voordeelen stiet hij van zich af, hij wilde noch roem, noch fortuin noch eenige voldoening van ijdelheid. Niets van dat alles; enkel wenschte hij van het noodlot den noodigen tijd te bekomen om eenige volmaakte werken te kunnen afmaken, buiten elke mode om, en die in zijn oogen konden staan naast de groote dooden die hem zijn voorafgegaan en waarvan hij de traditie wilde heraanknoopen. Iets ascetisch zat er in hem; zoo hij het geloof had gehad, zou het hem gemakkelijk zijn geweest een heilige te zijn... Hij was geboren om te lijden: zijn zenuwachtig gestel dat overgevoelig was, deed hem harder dan wie ook, gewaarworden en aanvoelen de duizenden beleedigingen van den kant der menschen; tegenslaan deed hij niet, maar hij werd in zich zelf gekeerd en sloot zich op in de eenzaamheid. Toen zijn eerste werken verschenen, was het naturalisme aan de orde van den dag: Bourges had gemakkelijk
| |
| |
aan de mode kunnen meedoen, maar hij had een walg voor het plat realisme en wilde den mensch niet anders zien dan in een poëtischen spiegel. Toch had ‘Le Crépuscule des dieux’ een groot succes; Bourges had met alle gemak meer zulke werken kunnen in elkaar steken en hij zou ‘verslonden’ zijn geworden. Maar nog eens, hij wilde de volmaaktheid; hij werkte tien jaar aan ‘Les oiseaux s'envolent et les fleurs tombent’ en toen dit werk verscheen, was hij zelf al vergeten en die groote roman werd met de grootste onverschilligheid afgemaakt. Met ‘La Nef’ was het nog erger: het eerste deel werd door de meeste tijdschriften geweigerd, le Mercure de France nam het eindelijk op. Toen het tweede deel in een tijdschrift verschijnende was, werd de publikatie plots stop gezet zonder zelfs dat Bourges daarvan werd verwittigd. In 1915 verloor hij zijn fel geliefde dochter en geestverwante, Sita; toen moest Bourges de wreede verrassing slikken dat, ten gevolge van een journalisten-vergissing, in plaats van deze dood zijn eigen dood werd bekend gemaakt, en evenals Karel V woonde hij zijn eigen begrafenis bij; hij smaakte de bitterheid de doodsberichtjes te lezen die over hem de wereld werden ingezonden: korte en onbenullige berichtjes - want zijn vrienden waren afwezig of met andere zorgen overladen - geschreven door vijfcent-schrijvers die hem slechts van naam of zelfs niet kenden. Maar dat alles heeft toch Bourges niet meer pessimist gemaakt dan hij was: hij was het omdat hij geen mogelijkheid zag het vraagstuk op te lossen van het kwaad. Daarom ook is Bourges geen lektuur voor ons, want doorheen vele bladzijden schitterend van heerlijken stijl en zoet klinkende harmonie, komen maar al te veel wulpschheid, doodslag, eerzucht, walging en levensmoeheid naar boven geborreld; en heel zijn werk laat den droeven indruk achter dien de stervende Renan heeft neergelegd in dit
verschrikkelijk woord: ‘Il n'y a rien, rien, rien’.
* * *
Op 14 November, vroeg in den morgen stierf Hugues Le Roux in 1860 te Le Hâvre geboren. Als senator had hij langen tijd een zeer werkzaam aandeel in het politiek leven van zijn land. Ook heeft hij vóór en tijdens den oorlog de wereld in alle richtingen doorkruist op propaganda-tocht om sympathie te winnen voor de fransche zaak. Een veertigtal werken zijn er van zijn hand verschenen, maar ze zijn zeer ongelijk van waarde en mogen ook niet allemaal in ieders handen komen. Het meest bekend is echter zijn: ‘Epopée d'Afrique’ waar de ‘globe-trotter’ heel aardig weet te vertellen van al wat hij zag en hoorde op zijn vele tochten, en dat in 't geheel zeven volumina omvat: Chasses et gens d'Abyssinie, - Ménélick et nous, - Je deviens colon, - Gens de poudre (avonturen-roman, waarin erg ruwe en al te losse tafereelen voorkomen); - ‘Le Maître de l'heure’, dat gewoonlijk als Le Roux' meesterwerk wordt aangeduld en inderdaad een zeer schoon en leerzaam boek is, over de muzelmansche genootschappen en den opstand der Kabylen in 1871; - Prisonniers marocains; - L'heureux et l'heureuse ou l'amour arabe. - In den grooten wereldbrand verloor hij zijn zoon, die dapper zijn plicht deed op een zeer gevaarlijken post; het sneuvelen van dien moedigen jongen heeft de fransche literatuur een heerlijk werk rijker gemaakt: ‘Au champ d'honneur’, een zeer diep treffend en weldoend boek.
* * *
| |
| |
En op 20 November verdween van het wereldtooneel de 62-jarige Graaf de Comminges, die ofwel onder zijn werkelijken naam, ofwel onder de schuilnamen van Saint-Marcet en van Ginko-et-Biloba een aantal romans en novellen de wereld inzond, die door de critici wel hoog geprezen zijn, maar waar de zinnelijkheid zoo dik opligt dat het volstaat den naam te onthouden van den schrjiver om de lezing van zijn boekwerken met gerust gemoed te kunnen afraden.
* * *
Den 14n November l.l. was het honderd jaar geleden dat te Bayreuth, heel kalm en zacht het levenslicht uitging van den man, die de mededinger geweest was van Goethe en Schiller, en een der grootste vertegenwoordigers van het duitsche romantisme: Johann Paul Friedrich Richter, meer bekend onder zijn schuilnaam: Jean Paul, de groote humorist van zijn tijd. Hij was slechts 63 jaar oud en werd zoo pas wreed geslagen door den dood van zijn zoon Max, die stierf, uitgeput door een pijnlijk zieledrama tusschen hem en zijn vader, die zijn religieuse roeping met hand en tand tot het uiterste had tegengewerkt. Heel kort erop stierf Jean Paul zelf, eveneens van vermoeienis. De uitvaart waarmee Bayreuth hem vereerde, had iets fantastisch, iets akeligs en tegelijk iets komisch aan zich. Bij het invallen van den nacht, terwijl alle torens der stad de doodsklok luidden, trok de stoet naar het kerkhof; met brandende fakkels in de hand vergezelden de rhetorika-studenten van het lyceum den doodenwagen. Voorop stapte de schooljeugd: een hunner droeg op een kussen, een boek: een roman n.l. van Jean Paul; een andere: een pedagogisch traktaat, terwijl op de doodskist zelf, midden in een krans van lauriertakjes, het onvoltooid handschrift lag van een philosophische verhandeling over de onsterfelijkheid der ziel, welk werk de dood zelf, met haar gewone spotternij, was komen onderbreken. Die Jean Paul is een der sterkste koppen uit de duitsche litteratuur, en de belangstelling die hij tijdens zijn leven en na zijn dood, ook in het buitenland genoot, begint nu weer opnieuw op te vlammen. Zijn volledig werk beslaat niet minder dan 60 zware boekdeelen. Slechts eenige der allervoornaamste mogen hier vermeld: ‘Die unsichtbare Loge, eine Biographie’ dat hem in eens beroemd maakte en waarin hij aantoont, dat deze wereld voor ons heel best een teruggevonden paradijs kon zijn, zoo we- er slechts van wisten te genieten.
Hierin komt ook voor het meesterwerkje:‘Leben des vergnügten Schulmeisterlein Wuz in Auenthal’ dat thans nog mee van 't meest gelezen wordt. Dan zijn groote hoofdwerken: ‘Hesperus’; - ‘Ehestand’; Tod und Hochzeit des Armenadvokaten J. St. Siebenkäs’ dat in drie dikke boekdeelen verscheen, en als thema uitwerkt: de onverbreekbaarheid der banden van het huwelijk. - Dan nog ‘Flegeljahre’ die vreemde geschiedenis van 'n paar tweelingbroeders - 'n dichter en 'n realist - op jacht naar een erfenis, waarvan men maar niet te weten komt of zij ze krijgen zullen of niet, want evenals zooveel andere werken van den humorist, is ook deze roman, bij zijn vierde deel, onafgewerkt gebleven. - Vermeld dient eveneens: ‘Leben des Quintus Fixlein’ de geschiedenis van een eerzamen leeraar der 5e en van zijn liefde voor de zachte Thiennette, adellijk van afkomst maar hoegenaamd niet letterkundig (ze had niet eens Werther gele- | |
| |
zen!) en die een uitstekende huismoeder wordt. Een fransche vertaling van dit werk verschijnt binnenkort bij Stock in de ‘Bibliothèque cosmopolite’. Laten we hopen dat de mooie werken van Jean Paul ook weldra in onze taal worden overgezet, opdat hij die in de 19e eeuw gansch Europa geestdriftig maakte, ook thans weer door zijn opgewekten humor ons het tragische van dezen onrustigen en zwaarmoedigen tijd, ten minste voor eenige oogenblikken, doe vergeten.
|
|