Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1925
(1925)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 951]
| |
Vreemde Jezuieten in 't LandGa naar voetnoot(1)Laat mij ook niet verondersteld hebben dat onder de lezers van dit tijdschrift er een is die door het nieuws van dezen titel wordt opgeschrikt, ik beken toch dat ik van eerstaf plan had vooraf te verwittigen dat het gaat over boeken. Het is dus mogelijk dat de ongevaarlijke kloosterlingen in kwestie, niettegenstaande bovengedrukt opschrift corporaliter door ik weet niet welke en hoeveel oceanen van ons gescheiden zijn. Van morgen las ik, nog van een Jezuiet, in een boekje dat ik terloops mede warm aanbeveel: ‘In de laatste vjiftig jaar heeft de wereld zich op wonderbare wijze samengetrokken en de volmaaktheid onzer vervoermiddelen heeft de afstanden weggenomen’. (Pierre Charles S.J. Visschers van menschen). Weze herhaald dat het vervoermiddel waardoor deze vreemde Jezuieten ons land bereikten, het boek is, dus een zeer oud en nooit verboden vervoertuig, en men kan gerust zijn én over de tegenwoordigheid én over het reis-procédé. De eerste hoeft niet eens nader dan met naam te worden voorgesteld: Pater Francis Finn, S.J. - Leeslust, te Antwerpen, ‘bestreed’ voor hem de reiskosten. Wie dien aaam hoort denkt onmiddellijk aan vele andere: ‘Tom Playfair, Harry Dee’ en hoe heeten die vele overige ‘Jongenstypen?’ Het is Pater Verwimp, die hem vroegertijds ook als gids was, maar nu incognito reist (nl. vergat zijn vertalernaam mee te laten drukken) welke hem nu andermaal introduceert. Introduceert, althans met ‘Op den Loop’. Met ‘Bobby in Filmland’ is hem geleide Jozef Simons wien het nog aan te zien is dat hij tijdens den oorlog fungeerde als tolk bij het Engelsch leger. Toch heeft Simons het oorlogsverhaal voor den Jezuiet gelaten en de Jezuiet het vreedzamer, boeiender boekje over Bobby, voor den ex-kanonnier. Of moeten we niet gelooven aan afspraak en overeenkomst tusschen de vertalers, beiden toch woonachtig te Leuven? Joe Ranly is op den loop voor gerechtelijke vervolging, in Amerika, zijn vaderland, hem dreigend. Hij zal op verlof naar Ierland gaan, naar zijn oom. Maar heel Ierland is op den loop voor de Iersche Black en Tans en de engelsche soldaten. En Joe Ranly wien heel de Sinn-Fein-oorlog lekker onverschillig is, heeft echter naar aanleiding van een niet zeer aangename kennismaking (met bijna doodelijken afloop) met de Black en Tans, | |
[pagina 952]
| |
zijn sympathie bepaald. Het wordt een kwaje historie tusschen Joe Ranly en Engeland, een avonturenreeks naast het ongelooflijke af. Het wordt vooral voor Pater Finn de genoeglijke historie: in de marge van een koortsig verhaal zijn Iersch hart te kunnen luchten over Groen Erin's geloof en moed, over Engelands' barbaarschheid, onwil en moorddadigheid. Misschien zelfs wat al te opvallend, De figuur van de Blauwvoet-vrouw is wel wat te legendarisch. Toch schrijven we die kritiek wat aarzelend: gaat het hier niet over den meest legendarischen heldhaftigste: strijd dien de laatste eeuwen boekten: Erin tegen Albion? Alles goed dat eindigt goed: Joe Ranly keert terug naar Amerika, gloeiend Sinn-Fein, verloofd met Eileen, een Iersch heilig heldinneke. En komt zelfs terecht met zijn onvindbaren oom. Die was - het komt in 't laatste hoofdstuk uit - niemand anders dan de Blauwvoet-vrouw. Met minder a-priorisme, met meer humor, is ‘Bobby in Filmland’ geschreven en door Jozef Simons keurig vertaald. Is in 't vorige boek Joe Ranly de halfback van Cincinnati, hoofdfiguur, hier is t Bobby, eenige jaren jonger, een kind nog. Bobby ook heeft avontuur na avontuur. Het feit dat hij ter gelegenheid van een zeebad bijna verdrinkt is de oorzaak dat hij zijn moeder mist aan den trein en het treft toevallig alweer dat de autovoerder, die hem bijna doodrijdt, hem in zijn auto meeneemt, een oud tooneelspeler is en op een steek na oud-verliefde van Bobby s moeder, een weduwe. En 't wil dan alweer lukken, niet alleen dat Bobby door den tooneelspeler gelegenheid krijgt in een film op te treden, maar ook dat diezelfde Bobby in die rol uitzonderlijke kwaliteiten aan den dag legt. Van dan af is't gemakkelijk. Het moet maar treffen dat Bobby's mama zekeren avond naar een kinema gaat en haar beroemd zoontje herkent. Deze heeft intusschen zijn ‘pleegoom’ leeren bidden en den dag na het weerzien van Bobby en Mama zal hij gedoopt worden en communiceeren. Het huwelijk van Bobby's mama met Bobby's pleegoom is voor enkele weken nadien... Finn's verhaal heeft hoegenaamd niets verloren bij Jozef Simon's knappe vertaling. En de tweede Jezuiet hier beland hoeft wél voorgesteld, ten minste aan wie de heruitgave van Juul Persyns ‘Noorwegen’ nog niet zal hebben doorgelezen. Jon Svensson is eigenlijk geen Noor, wel een ijslander die soms in het Yslandsch schrijft maar doorgaans in het Duitsch. Hij schreef onder meer ‘Zwischen Eis und Feuer’, ‘Sonnentage’, ‘Nonni’, ‘Nonni en Manni’ en dit laatste ligt hier, door Pater Flor Van Der Veken vertaald, voor mij. Uitgave Xaveriana, Leuven. Svensson is Finn niet, en 't heele verschil zal hierin liggen dat de eerste een Yslander en de tweede een Ier is, de eerste dus ernstiger, dieper en dramatischer, de tweede geestiger, fijner, lichter op de hand. Svensson, die den 16 November 1925 zijn 68e jaar zal hebben bereikt, werd geboren op een boerenhof. Maar vader werkte zich op van boer tot griffier en beheerder van de koninklijke domeinen. Kende blijde jeugd, maakte zijn studies af in Frankrijk, kwam naar Denemarken, werd in 1871 te Kopenhagen opgenomen in de katholieke kerk, trad in het Jezuieten-college te Amiens waar hem zijn broer Armann (Manni) kwam vervoegen, studeerde philosophie en theologie te Leuven, (waar zijn broer stierf in 85) in Holland en in Engeland. Leeraarde in Denemarken, verbleef weer in Holland, te Feldkirch, te Munster; verblijft thans te Parijs. Is ‘Sonnentage’ 't relaas van schrijvers' jeugd, ‘Non- | |
[pagina 953]
| |
ni’ zijn biographie, ‘Nonni en Manni’ is een avontuur waaraan Jan en Armann slechts door één op de duizend gelukken gaaf en gezond zijn ontsnapt, 't Verhaal is historisch. Het heeft dan die waarde voor op Finn's twee jongste werken, waar het verder volstrekt moet onderdoen wat betreft den bouw en de logiciteit van 't verhaal. Het staat als een reisverhaal tegenover een opgebouwd roman. Ook is de vertaling uit het Duitsch niet te vergelijken bij die van het engelsch, die toch heel wat meer bezwaren hebben opgeleverd. Maar 't moge nu niet bij ‘Nonni en Manni’ blijven. Hapert mijn geheugen niet dan is een vertaling van ‘Nonni’ of ter pers of verschenen in Holland. Wie zal dan zorgen voor ‘Zwischen Eis und Feuer’ en ‘Sonnetage’, werken die volgens Persijn hooger staan dan 't hier voorhanden? Welk een succes zullen die hebben als ‘Nonni en Manni’ reeds op meer dan 500.000 exemplaren werd verspreid. Het vierde boek ter recensie is mij aanleiding om den derden vreemden Jezuiet voor te stellen: William Wallace, ‘Langs oostersche paden’, vertaald door Pater J.J. ten Berge, S.J. komt vier jaar na de fransche vertaling door Humblet, S.J. (De l'Evangélisme au catholicisme par la route des Indes. Dewit, Bruxelles) terwijl de oorspronkelijke tekst verscheen in The Catholic Herald of India, jaargang 1920. Een van de oorspronkelijkste en mooiste autobiographiën die ooit zijn geschreven, noemt de vertaler het boek. Het woord oorspronkelijk zal men het eerst onderschrijven als men toch verneemt dat deze protestantsche missionaris door het Hindoeisme dat hij was gaan bestrijden, geleid werd naar Rome of liever onverbiddelijk er naartoe gestuwd. Ziedaar de geschiedenis van William Wallace, een der uitzonderlijkste bekeerlingen der laatste 50 jaren. Presbyteriaan van huize uit gebruikte hij van jongsaf de protestantsche vrijheid van zoeken. Want rust vond hij niet in vaders geloof. Over innerlijke crisis heen bereikt hij het Dublijnsch trinity college. Zal geestelijke worden, ontvangt de Anglikaansche wijdingen maar wordt ontmoedigd door het besef van de geestelijke onmacht dier wijdingen tegenover een gemeente waar elk vrij onderzoek beoefent, elk er het zijne over denkt. Hij was 26 jaar oud toen hij in den herfst van 1889 naar Bengalen vertrok als zendeling van de Church missionary Society. En nu kwamen voorgoed de ontgoochelingen. ‘Het protestantisme werkte slechts destructief ten opzichte van het Hindoeisme en gaf er niets voor in de plaats. Hoe kon de Bijbel met vrij onderzoek zich meten met de heilige boeken der Indiërs die aan eeuwenoude traditie en het gezag der priesters hun invloed ontleenden Hoe kon het Protestantisme, dat boete, ascetisme en kloosterleven verwierp, ingang vinden onder een volk waar de Sannyasi in zoo hooge eere staat? Wat doet het Protestantisme in Indië feitelijk anders dan in bondsgenootschap met Westersch ongeloof, rationalisme en materialisme, het Indisch ascetisme bestrijden?’ (Inleiding blz. 12.) Een studax en rechtzinnig mensch als Wallace aanvaardde de conclusie: de minderwaardigheid van zijn protestantisme tegenover den godsdienst der Hindoe's. En het duurt niet lang of de missionaris die gekomen was om te onderwijzen zet zich zelf aan de studie. Hij verdiept zich in het hindoesch geestes- en geloofsleven. Hij ziet in dat er veel meer goeds is in Indië dan men hem had wijs gemaakt met woordenboeken en protestantsche tractaten. Het betrachte Nirwâma, hij ziet het in, is niet de totale | |
[pagina 954]
| |
persoonlijkheidsvernietiging waarvoor men het laat doorgaan, maar een mystieke toestand verwant met een toestand bekend in de christelijke mystiek. Faalt het protestantisme als onvoldoende om van uit dat standpunt het bekeeringswerk aan te vatten, het katholicisme dat voor Wallace slechts ‘een andere vorm van Christendom’ was, kan misschien helpen. Want geholpen moet er. Christus alleen kan allen, alle Hindoes, redden. Maar mag die katholieke vorm worden aangeprezen? Na een paar retraiten onder leiding van Jezuieten wordt William Wallace einde 1897 gedoopt en een maand later treedt hij in de societeit. Zijn zielestrijd won vrede. Zoover de biographie. De vertaler wijdt in een aanhang nog uit over ‘Nirwana, vernietiging of verheffing van het zijn?’ Wallace's autobiographie is geen boek voor letterkundigen alleen, maar het is een van de mooiste boeken die ik ooit las. Dat is het zeker voor iedereen die, letterkundige of niet, kan opgaan in het verhaal van een grootsch en diep intellektueel leven, voor iedereen die de beteekenis waardeert van een tweegevecht tusschen twee der meest verspreide godsdiensten dezer wereld, de ware en een valsche, tweegevecht geleverd in een hoogstaanden geest en een edele ziel. Voorwaar om de intree in ons Nederlansch lezend land van die drie vreemde Jezuieten, aan de vertalers en de uitgevers felicitatie en dank. GERARD WALSCHAP |
|