Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 24
(1924)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 505]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Een beeld uit Belgisch economisch leven
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 506]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
% gestegen, dat is van 4740 fr. in 1922 op 5251 fr. in 1923. Dit mag natuurlijk zoo niet verder gaan, omdat de fiscale lasten ter wille der algemeene bedrijvigheid zelf moeten beperkt worden. Men verlieze daarbij niet uit het oog, dat aanzienlijke betalingen van Duitschland onvermijdelijk nog langen tijd zullen uitblijven, dat onze prioriteit reeds voor meer dan drie derden aangesproken is, en dat de 4 1/2 millard frank, die zij ons bezorgd heeft onze thesaurieverrichtingen in den loop der laatste jaren veel vergemakkelijkt heeft. Ons crediet zal dus grootendeels afhangen van het beleid onzer binnenlandsche en buitenlandsche politiek. Hierbij komen in aanmerking de toestand der Staatsfinantiën en de ontwikkeling der belgische Volkshuishouding. Het ontwerp der gewone begrooting over 1924 bedraagt 3.354.224.565 fr. tegen 2.992.855.470 fr. voor 1923, terwijl de begrooting der buitengewone uitgaven 434.234.986 fr. beliep voor 1923, worden de voorgestelde uitgaven voor 1924 op 501.743.080 fr. berekend. Door een amendement op de begrootings-wet wordt op de gewone begrooting eene bezuiniging voorzien van 57.478.239 fr. en op de buitengewone credieten eene vermindering van 132.991.000 fr. Het cijfer der algemeene bezuiniging op de budgetten en op de verhaalbare lasten beloopt 1.012.978.539 fr. daar nu al de uitgaven voor 1924 berekend zijn op 8.332.471.485 fr. tegenover de voorziene ontvangsten geraamd op 6.687.032.833 fr.; zoo blijft er een nadeelig verschil van 1.645.439.652 fr. De bezuiniging voorgesteld door Minister Theunis zou hier alzoo een zeker evenwicht kunnen brengen. Deze verhoopte. betere toestand spruit niet enkel voort uit de bezuinigingsmaatregelen, maar ook uit de beraamde verhooging der belastingsontvangsten. De gewone ontvangsten worden geschat op 3016 millioen fr. voor 1924. In 1923 bereikte de begrootings-raming 2.208 en in 1913, 433 millioen fr. In het herziene budget bedragen de gewone ontvangsten 3345 millioen fr., terwijl de openbare schuld voor 1924 met 150.000 fr. wordt verminderdGa naar voetnoot(1). De begroo- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 507]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
tingsraming der gewone ontvangsten in verhouding tot 1913 bedraagt percentsgewijze:
Daarbij dient opgemerkt, dat bovengemelde cijfers geen rekening houden met de lokale taksen, noch met de gevestigde opcentiemen. Onder de maatregelen die de bezuiniging moeten bewerken, wordt van officiëete zijde op eene vermindering van beambten en beheerkosten aangestuurd. Wanneer wij de beheerkosten in 1913 op 100 en de nationale munt tot de goud-waarde terugbrengen zijn de beheerkosten voor België gestegen van 1913 tot 1923 op 148 in Engeland, op 217 in Amerika op 201, in Zwitserland op 184, in Nederland op 313Ga naar voetnoot(1). Naar deze opgave kunnen de belgische beheersuitgaven, alhoewel sterk gestegen, licht de vergelijking met ander landen doorstaan. Nochtans dit is geen reden om niet dieper en radicaler te besnoeien. Want vergeten wij niet, dat het getal beambten in 1914 28.566 bedragend, gestegen is op 46.083 in 1923Ga naar voetnoot(2). Niettegenstaande ongeveer 5000 agenten vanaf 1921 tot op heden werden afgeschaft, is die vermindering onvoldoende. Zonder daarom de lasten te verhoogen, maar door grootere bezuiniging der Staatsregeering op menschenmateriaal en gelduitgaven, alsook door eene betere aanpassing der bestaande belastingswetten, zou misschien voor 1924 een finantieel evenwicht voor het Staatsbudget kunnen bewerkt worden. Dit zou een machtige steun wezen voor de herstelling van het Staatskrediet. Nochtans dit hoopvol vooruitzicht wordt in zekere mate twijfelachtig door een vermeerdering van uitgave van 362.095.431 frank, voorzien op de begrooting van 1924, alsook door het onzekere der geraamde inkomstenschatting. In de begrooting van spoorwegen, zeewezen en telegrafen en posterijen zijn 1693 millioen fr. inkom- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 508]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
sten voorzien met eene uitgave van 1722 millioen teruggebracht op 1522 millioen. Nochtans de stijgende prijzen van kolen en andere produkten, alsook de nieuwe tarieven maken die inkomsten onzeker. Uit dit budget der buitengewone uitgaven werden 157 millioen in het gewone budget overgenomen, waarin een deficit van 495 millioen voor openbare werken, woningwezen en krijgsmateriaal voorkomt. In de voorgestelde vermindering 1.012.978.539 fr. op het budget van 1924 komen er 132 millioen op het buitengewoon budget; en daar dit geamendeerd budget oorspronkelijk voor 1924 op 431.569.817 fr. werd geraamd, zoo blijft er, afgezien van de buitengewone ontvangsten, ongeveer een deficit van 424 millioen, dat door leening moet worden gedekt en een schuldvermeerdering van ongeveer 21 millioen fr. voor intresten. Op het budget der verhaalbare uitgaven kwamen oorspronkelijk 2354 millioen fr., in het hervormde 1593 millioen, wijl op dit budget de ontvangsten op 1636 millioen berekend blijven. Deze schatting blijft ook hier twijfelachtig, zoodat een deficit onvermijdelijk schijnt. Zoo de geraamde vermindering van 1.012 millioen frank op al de budgetten wordt doorgevoerd, blijft dan enkel een nadeelig verschil van 412.528.898 fr.Ga naar voetnoot(1) Hierbij moet worden in aanmerking genomen, dat het budget der Regie en der Bevoorrading buiten deze berekeningen valt. Die beide budgetten nu verte-gewoordigen op den uitgavenpost ongeveer 2120 millioen fr. en 1698 millioen op den post der inkomsten. Dit maakt dus volgens het eerste budgetontwerp een deficit van 430 millioenGa naar voetnoot(2). Wij geven toe, dat door de Regeering eene ernstige inspanning werd gedaan om het kranke staathuishouden met krachtige middelen te bewerken. Toch geeft het ons geen beeld van bloeiende gezondheid. Bezuiniging blijft het ordewoord! Doch daarbij moet de voedingskracht van het belastingsstelsel met circa 3 tot 5% worden verhoogd, ten einde het Staatsbudget op sterker beenen te zetten.
* * * | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 509]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De hoop der regeering op komende verbetering van 's lands finantieelen toestand, wordt in zekere mate gerechtvaardigd door de gunstige ontwikkeling der belgische Volkshuishouding. De belgische Premier M. Theunis heeft dan ook sterk op deze ontwikkeling gesteund op de ‘Journée industrielle’ van 5en Februari 1924, en op den vooruitgang van het economisch leven als een der grondslagen van 's lands Herstel aangewezen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Landbouw.De toestand van den landbouw in België, de eerste en belangrijkste nijverheid eener Volkshuishouding, vertoont eene verkwikkende bedrijvigheid. Hier volgt een kort overzicht:Ga naar voetnoot(1)
Er is eene vermindering der landbouwoppervlakte aan te stippen voor spelt, vlas en aardappelen. De hopbouw is stilaan met 50% achteruitgegaan. De opbrengst van rogge en tabak in 1923 stond nog ver achter bij die van 1912. Voor de andere vruchten is er in 't algemeen eene stijging in aanbouwoppervlakte en voortbrengst. De veestapel, de roem der belgische landbouweconomie, nadert met snelle schreden den vooroorlogschen toestand. Per duizend gerekend komen wij tot de volgende cijfers:Ga naar voetnoot(2)
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 510]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Industrie.De glas-, keramiek-, cement-, suiker- en spiritusnijverheid zijn in bloeienden toestand. Zoo rekent zelfs de glasindustrie met een productie-stijging van 33%. De cementfabrieken voerden van Januari tot Juni 1923 477.000 ton uit hoofdzakelijk naar Holland en Frankrijk. De suikerindustrie produceerde 194.736 ton ruwe en witte suiker in 1913-14 en 250.832 ton in 1922-23. Voor de nijverheden die op buitenlandsche grondstoffen zijn aangewezen, komen vooraan de metaal- en de textielnijverheid. Deze nijverheden ondergingen wel eenigermate den invloed der politieke gebeurtenissen. Het wegvallen der duitsche kolen- en cokesleveringen deed zich storend gevoelen. Wijl in 1921 2.808.600 ton kolen werden geleverd, in 1922 2.829.000 ton, zoo kwamen er in de eerste negen maanden van 1923 slechts 1.475 .100 ton binnen; dat is maandelijks 166.000 ton, tegen 235.800 ton in 1922 en 234.100 ton in 1921. In 1921 werden maandelijks 11.500 ton cokes geleverd, in 1922 37.400 in 1923 28.433. Er was dus een tekort aan industriekolen voor cokes, door eene staking in 1923 nog verscherpt, waarbij 85 cokesovens werden gedoofd. De belgische productie van kolen en metalen wijst nochtans op volgende ton-ontwikkeling:Ga naar voetnoot(1)
Dit overzicht beteekent in het algemeen eene groeiende voortbrengst der zwaarindustrie. Het getal der hoogovens onder vuur is gestegen van 14 in 1921 tot 45 in Maart 1924. De zinkproductie die voor den oorlog gemiddeld 17.019 ton per maand leverde heeft in Maart 1924 nog maar 14.020 ton bereikt. Deze toestand is niet schitterend, wanneer wij bedenken dat | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 511]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
België voor den oorlog 1/5 der wereldbehoeften aan ruw zink voldeed. In 1923 mocht de textielindustrie op gelukkige dagen bogen. - Ter oorzake van het wegvallen der duitsche vraag, hadden de boomwolspinnerijen tijdelijk met eene zekere depressie te strijden. Als voorbijgaand gunstig miiddel integendeel werkt de daling van den belgischen fr. Zoo was de linnenindustrie met ongeveer 80% harer productiemiddelen in werking. De boomwolweverij was volledig in gang met 1.685.000 spoelen. De papierindustrie, die in ons land sedert de XIIe eeuw bestaat, is tamelijk belangrijk. Toch was de uitvoer in ton, in 1923, nog maar 33.092 tegen 63.030 in 1911:Ga naar voetnoot(1) Met een woord, niettegenstaande plotse inwerking van wisselvallige koersen vertoont de belgische nijverheid eene werkzaamheid die in vele gevallen zelfs de bloeiperiode van 1919-20 overtreft. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Handel.De handel met het buitenland vertoont steeds voor België eene passieve balans, daar tegenover een waardeinvoer van 12.563.000.000 frank in 1923 enkel een waardeuitvoer staat van 8.889 millioen 776.000 fr. Zoo men deze verhouding met de vooroorlogsche toestanden vergelijkt op grondslag van den goudfrank als standaardmunt, dan komt men tot het volgende overzicht in 1000 fr.Ga naar voetnoot(2):
Uit deze cijfers blijkt dat zelf voor den oorlog onze handelsbalans geen gunstig beeld vertoonde en de afstand tusschen uit- en invoer in 1913 en 1923 niet opvallend verschilt. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 512]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bijzonder kenschetsend zijn de volgende posten van in- en uitvoer voor 1923 (in 1000 fr.):
Die cijfers spreken klaar, en drukken de economische behoeften uit van ons land. De sterke achteruitgang van den belgischen handel met Duitschland is terug te brengen op de politieke gebeurtenissen die hier een blijvende beteekenis hebben. In 1913 deelde Duitschland met 15.1% in den belgischen invoer, en met 5.50% in den uitvoer. De transito-handel nochtans met Duitschland was voor België eene goede bron van inkomsten. Frankrijk integendeel heeft in den belgischen handel een zeer groot aandeel genomen, dat gezien den aard der ingevoerde artikelen, niet immer als een gunstigen post in onzen algemeenen handel wordt beschouwd. Zoo is de invoer uit Frankrijk in België gestegen van 1.000.297.000 fr. in 1913 en op 2.784.554.000 fr. in 1923, terwijl de uitvoer van België naar Frankrijk op dezellfde tijdstippen 792 millioen 197.000 fr. en 1.975.561.000 fr. bedroeg. Hier volgen in de orde van hun belang de handels-verhoudingen van België met Frankrijk, Groot-Britanje, de Vereenigde Staten, Duitschland en Nederland, voor de eerste drie maanden van 1923 en 1924:
Opvallend is hier het aandeel van Frankrijk en Belgie's invoer, alsook het groot belang van Engeland, Frankrijk en Nederland op den post van België's uitvoer. In de eerste vier maanden van 1924 hebben wij uit Frankrijk reeds 1.357.605.886 fr. waren ingevoerd tegenover 829.309.290 fr. in 1923. Onder die | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 513]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ingevoerde waren vertegenwoordigen de zeepen en reukwerken alleen de som van 10.295.651 fr. Daartegenover stond voor België een gezamentlijke uitvoer naar Frankrijk voor een bedrag van 725 millioen 599.954 fr. in de vier eerste maanden van 1924Ga naar voetnoot(1). Integendeel, het sterke aandeel dat Duitschland in onzen handel weder heeft genomen bewijst dat de blijvende uitschakeling van Duitschland in de wereld-economie velen eene dwaling is gebleken, zoodat de realpolitik stilaan de bovenhand krijgt op de gevoels-politiek, die zoozeer, ten onzen nadeele, sommige middens leidt. Zoo deelt ‘Le Temps’ (10-2-24) mede, dat in den Handel te Antwerpen de Duitschers reeds de tweede plaats innemen. Nochtans het middenpunt der economische belangen blijft nog steeds de handelspolitiek met Frankrijk en den wankelenden toestand van den belgischen frank in de wisselvallige verhouding met pond, dollar en franschen frank. De belgische handelspolitiek beleefde eene parlementaire crisis in het debat nopens het beruchte handelsverdrag met Frankrijk. De Walen, de franschgezinden, die vaak aansturen op eene tolunie met Frankrijk hebben hunne hoop moeten laten varen, voor den onafhankelijkheidszin der katholieke en socialistische Vlamingen. Nog sterker nu zijn de gemoederen ontsteld door het onzekere van den wisselkoers en vooral door de daling, waarmede steeds onze frank blijft bedreigd. De kiem dezer krankheid ligt in de passieve handelsbalans, in het uitblijven der schadevergoedingen, in het gemis aan evenwicht van het budget, in het nationaal en finantieel defaitisme en in de internationale geldspeculatie.
* * *
Uit dit alles volgt, dat de staatsfinantiën er niet schitterend uitzien, en dat, afgezien van de onzeker- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 514]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
heid door het wisselvallige van pond en frank en onze passieve handelsbalans, de belgische Volkshuishouding voortdurend ontwikkelt en den vooroorlogschen toestand nabij komt. Daarmede zijn de zwakke punten onzer economie aangegeven en moeten krachtige maatregelen en middelen worden in het werk gesteld, om 's lands economisch leven weder gezond te maken. Daarom moet noodzakelijk gezocht worden het belgische budget in evenwicht te brengen. Dat is hoofdzaak voor 's Lands krediet. Daarom moet bezuinigd worden niet in woorden maar in daden op alle nuttelooze staatsuitgaven, zoo wel voor menschen als voor zaken. De Premier moet onbarmhartig het snoeimes hanteeren en de parlementairen zouden hier moeten 's lands redding boven populariteit verkiezen. - Daarbij moeten de bestaande belangstingswetten volledig worden te baat genomen. Nieuwe belastingen zouden gevaarlijk zijn en de nijverheidstakken in de war sturen. Ook de papierencirculatie moet in verhouding staan met 's lands handelskrediet; zoo niet komen wij tot eene gevaarlijke inflatie. Daarenboven moeten de handelsbetrekkingen met het buitenland zoo geregeld worden, dat de ware welvaart van het land hier het richtsnoer weze, en niet persoonlijke belangen of politieke minnarij met vreemde natiën. Wij hebben alle groote landen van noode. Gevoelspolitiek is dwaasheid. Handelspolitiek moet door de rede worden geleid. En zoo wij vooruit willen en onzen uitvoer verbeteren, een der groote factoren van ons crediet, dan moeten wij recht door zee, en aannemen en regelen wat 's Lands welvaart ten goede komt. Beneven deze middelen die meer rechtstreeks de huishouding van den staat aangaan, moet ook het volk het zijn bijdragen om 's lands nijverheid te ontwikkelen en 's lands economisch herstel te bevorderen. Ook hier is bezuiniging het ordewoord! Bezuiniging vooral op de artikelen die wij invoeren, en zelfs volledige beperking voor de waren die zuivere weelde zijn en nutteloos onze handelsbalans belasten. Daartegenover moeten wij alle vormen der nijverheid ontwikkelen, niet alleen in het moederland, maar ook, in de mate van het mogelijke, in onze kolonie. Onze buitenlandsche en onez koloniale handel moeten ont- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 515]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
wikkeld worden, gesteund door eene nijverige en technisch goed onderlegde bevolking, ten einde door onzen geschoolden arbeid onze producten in het buitenland te doen begeeren en onze inlandsche voortbrengst te verhoogen. Met het oog dus op de stijgende verbetering van onze economische toestand, die normaler wijze den frank moet verbeteren zal eenieder, benevens zijne wettelijke plichten van medewerking aan 's lands Herstel, ook zijne sociale plichten van arbeid en bezuiniging, zoowel binnen als buiten huis vervullen, ten einde den economischen toestand van België, in zijn vooroorlogschen bloei te herstellen. Zeker moeten wij rekening houden met de internationale ‘Konjunctur’ en met de politiek der internationale roofvogels. Doch wie eerst op zich zelf betrouwt, zich vrij en vrank inspant, heeft een eersten stap gedaan op den weg der nationale verheffing. Doch daarom moeten staatsvolk en staatsgezag zich laten leiden door hoogere idealen, die werkelijk het menschenleven beinvloeden. Wat al waarde verliezen patriotisme en christendom niet van hun zedelijke kracht, voor het onbewuste volk, zoo dit alleen ijdele woorden blijven in den mond van de hoogere standen en zoo het kruist en de nationale driekleur maar dienen om egoisme te verkleeden? Aalst, 19-V-24. |
|