Ons doel en onze lijn.
‘Dietsche Warande en Belfort’ gaat zoo stilaan naar haar zilveren jubilé. De echt, gesloten in 1900, is gebleken een goede te zijn, een vruchtbare voor 't Vlaamsche land. Nood heeft het gezin nooit gekend, geen stoffelijke, wijl voor 't bestaan werd gezorgd door steeds dezelde milde hand; geen geestelijke, wijl steeds ten overvloede milde handen zich openden die wisten te schenken wat, naar bepaalde inzichten, den volke goed was.
Dit is, natuurlijk, niet gegaan zonder verschil van meening, ook vanwege degenen, die we steeds als goede vrienden hebben gewaardeerd. Maar, door en boven alles heen, is ‘Dietsche Warande en Belfort’ zich in geweten bewust de traditie der Alberdingk's te hebben hooggehouden en tevens in zoover 't oorbaar was, het nieuwe en het nieuwste te hebben verwelkomd. Werd in de woelingen der jongste koortsen wel eens gevraagd: Waar is nu de leiding?, dan liet ons tijdschrift zcih in sereene kalmte van zijn katholiciteit en zijn stoere Vlaamsche zede toch niet van de wijs brengen. Maar beginselvastheid heeft, durven we meenen, ons nooit in den weg gestaan, om volop de Roomsche ruimheid te vieren. En naarmate 't feestgetij nadert laten we ook de deuren van 't welkom steeds wijder opengaan. Wie degelijk is en degelijk werkt, in om 't even welken stijl, moge binnenkomen. En ‘vriend van den huize’ is toch zeker bij ons geen ijdel woord, wijl het immer gesproken wordt onder de hoede van ‘Voor Christus en voor Vlaanderen’.