| |
| |
| |
Boekennieuws
L. Couperus: Het Zwevende Schaakbord. Mij. voor goede en goedkoope Lectuur, Amsterdam.
Men heeft nog onlangs de Nederlandsche romankunst gebrek aan fantasie verweten. Wij hebben dus de vermaterialiseering der letterkunde voorgoed achter den rug, want er wordt weer een grief gemaakt van tekort aan verbeelding, wijl toch de tijd niet zoolang achter ons ligt dat verbeelding enkel goed was voor romantici uit de oude doos. Maar nu is haar waarde weer zoo hoog geklommen dat men vooreerst een schrijver den eisch stelt: hebt ge fantasie?
Men verweet dus de Nederlandsche letterkunde niet op de hoogte te zijn van haar taak in zoover het geldt den nieuwen eisch. Maar daar is toch Couperus. Is hij niet de verbeeldingsmensch bij uitnemendheid? Van den Haag naar Oost-Indië, van de Extase naar het keizerlijk hof van Weenen van al de kleine zielen naar Egypte, van het nieuwste Italië naar den Romeinschen keizertijd van Fidessa naar Alexander van zijn eigen ik, naar de voorhistorische tijden. En nu dat ‘Zwevende Schaakbord’...
We zitten mee aan de Tafelronde. Koning Artur heerscht, koningin Guenevere mint, ridder Gawein gaat uit op zijn veroveringstochten om het betooverde Schaakbord.
Het is een sprookje, en het is verfijnd-kunstige moderne navolging van Penninc en Vostaert. Er is hier allerlei dat wonderwel tot harmonie komt: ridderlijke geest der Middeleeuwen, kleurig inzicht in de tijden, fijnen levenszin, hooggestemde dames-bewondering, en daarbij zachtjes-gestemd de humor van den 20st-eeuwer die gelukkig is van zijn tijd te zijn, maar die tevens beseft dat we sinds den tijd van koning Artur ook heel wat hebben ingeboet.
Couperus is met zijn pastiche gelukkiger geweest dan destijds Mark Twain met zijn ‘Yankee at the Court of king Arthur’, gelukkiger zelfs dan de begaafde Franschman, die thans aan den gang is met zijn nieuwe redactie van ‘les Romans de la Table Ronde’, nl. Jacques Boulenger.
‘Het Zwevende Schaakbord’ behoort tot het beste en gezondste wat Couperus ooit heeft gegeven. Echt een waardevol geschenk van den zestigjarigen feesteling.
D.W.
| |
M. Coomans: Langs eenvoudige Wegen. Uitgave der Norbertijnen van Tongerloo.
Wie ooren heeft om poëzie te beluisteren zal met genoegen waarnemen dat we in Coomans een Vlaamsch dichter zijn rijker geworden. Geen sterke persoonlijkheid, neen. Maar er is echtheid genoeg in dezen gedeeltelijk aangeleerden zang om hem langeren duur te waarborgen. Waar Coomans het meest zichzelf is zou hij misschien kunnen heeten onze Vlaamsche Penning: om de gedrongen plastiek van zijn vers. Waar hij epigoon is van Gezelle of De Laey kan hij niet altijd even goed geslaagd heeten. Maar wie in elk van de rubrieken hier aanwezig goede stukken weet te geven mag er zijn. En die rubrieken heeten; ‘In Gods lieve Natuur’; ‘Eucharistica’; ‘Maria-zangen’; ‘Drie (humoresken)’; ‘Uit het Leven’ ‘In Memoriam’.
| |
| |
Van de dingetjes die enkel kunnen heeten vaardige berijmingen spreek ik natuurlijk niet; maar die zouden dan ook beter weggebleven zijn.
Deze dichter heeft de goede - en ook wel verdiende - kans ingeleid te worden door Cyr. Verschaeve. En uit de treffende woorden van die inleiding is 't een lust hier de volgende aan te halen:
‘De geest van Servatius Daems zal daar (te Tongerloo) wel nog niet uitgestorven zijn, de grootsche linden zullen daar nog wel staan te ruischen in den wind, en die groote diepe stemmen zullen nog wel een weergalm vinden binnen de witte wandelaars in die wondere natuurhalle.
Bekend is 't dat de Gregoriaansche zang nergens kunstiger bezield klinkt dan in 't koor van Tongerloo, en iedereen weet... Doch hier zou ik namen moeten noemen van uitmuntende geesten, van trillende harten, van vurige Vlamingen uit de aloude steeds met haar tijd meelevende abdij...
...Coomans is de naam van een dichterlijk aangelegden monnik, die zijn hart laat ontroerd worden door de vele schoonheidsbeelden, overal random hem uitgestrooid; die weet wie die schoonheid liet bloeien overal, en dus op de ontroering voor de schoone brok natuur, er een andere beurt, voor den Schepper en Gever er van... Hij laat zich vooral treffen door de godsdienstige feiten en feestem, door Jesus' leven en persoon, die de keten en inslag van zijn kloosterleven en overweging uitmaken.
...Men zegt, bij 't voelen van dezen geleidelijken, gelijken, kalmen levensslag, tot zichzelf: “Ging mijn eigen leven maar langs even zulke stil-zekere, doelvastige, kalm-veilige heffingen en dalingen naar zijn einde toe! Hoe goed ware 't voor mij!” En men laat zich zoet en een beetje weemoedig mee ontroeren.’.
G.V.
| |
Antigone van Sophocles, vertaald door Corn. van Ghistele, gedrukt door Simon Cock in 1556, ingeleid en heruitgegeven door Dr. J. Grietens. Antw., De groote Boekhandel. 's Gravenhage, M. Nijhoff. 1922 (Uitg. der Antw. Bibliophilen Nr 36).
Een herdruk van de oudste der vijftien vertalingen der Antigone, die, voor zoover ik weet, in 't Nederlandsch bestaan.
Cornelis van Ghistele is een bekend rederijker; geen groote bibliotheek in Noord- of Zuid-Nederland, die niet ten minste een of een paar drukken van Die twaelf Boecken van Aeneas, van DerGriecxser Princerssen ende Jonckvrouwen clachtige Sendtbrieuen of van een andere zijner vertalingen uit het Latijn bezit. Maar dat hij ook de Antigone verdietscht had, vermoedde niemand; daarvan was nergens een spoor te vinden. Het was dan ook een aangename verrassing, toen Dr. Grietens in het Tijdschrift voor Boek- en Bibliotheekwezen, 1908. blz. 69 vlg. mededeelde, dat hij in het bezit was gekomen van een exemolaar van het totaal onbekende boekje, hetwelk hij nauwkeurig beschreef. Die mededeeling heeft geen tweede exemplaar te voorschtjn gelokt; de schrijvers der Biblioteca belgica (aflev. 189) hebben er geen ander kunnen ontdekken en op grand van eigen nasporingen mag ik verzekeren, dat geen bibliotheek van
| |
| |
den eersten of den tweeden rang in Noord- en Zuid-Nederland er een bezit; evenmin is het boekje in het Britsch Museum voorhanden, waar zooveel zeldzame Nederlandsche drukken te vinden zijn, noch in de Bibliothèque nationale te Parijs, waarheen onder de Fransche overheersching zoovele schatten, uit onze boekerijen gestolen, overgebracht werden.
Wij zijn er dus Dr Grietens oprechten dank voor verschuldigd, dat hij het onbekende werk binnen ieders bereik heeft gebracht. Zijn uitgaaf is een nuttige bijdrage tot de kennis van de rederijkersperiode, waarover nog zooveel duister ligt, en van den invloed, welken de oude letteren ten tijde der Renaissance op onze taal, letterkunde en cultuur hebben uitgeoefend.
Vooraf gaat een goede en interessante inleiding over van Ghistele en zijn werken; zij gaat vooral op zijn voorredenen gesteund. Wij lezen er blz. VII: ‘Te Winkel vermeldt ook van Van Ghistele de Ars Amandi’. Anderen schrijven deze Ovidiusbewerking aan Castelein toe, maar voor geen van beide meeningen zijn goede redenen aan te voeren; de berijmer is onbekend. Blz. XV kon nog de herdruk Frankfort 1551 der Interpretatio tragoediarum Sophoclis genoemd worden.
Gelijk alle uitgaven der Antwerpsche Bibliophilen, is deze zeer verzorgd.
A. GEEREBAERT S.I.
| |
A.G. De Maar en J.E. De Maar: Engelsche Handelstaal. Wolters, Groningen-Den Haag 1920-23.
Zoo is met dezen 7n bundel het merkwaardig, het eerbiedwaardig stel volledig.
Naar gelang de deelen verschenen hebben wij hier de aandacht getrokken op den grooten arbeid der beide de Maar's.
Eerst de beide deeltjes ‘Inleiding tot de Engelsche Handelstaal’. Dan de vijf bundels ‘Handboek der Engelsche Handelstaal’: a) de Algemeene Handelstaal: terminologie, verralingen in het Engelsch; b) de Branchetalen. Correspondentie over Goederenhandel, Scheepvaart en Bankwezen; c) Spraakkunst; d) Stukken ter vertaling uit het Engelsch; e) Leesboek.
Om dit werk nuttig te gebruiken is voorafgaande studie der handelstaal niet noodig. De auteurs beginnen met het begin, zoodat geen andere kennis bij den leerling wordt ondersteld dan de zeer elementaire opgedaan in een goede schoolspraakkunst en in wat eenvoudige lectuur. De beide deeltjes inleiding houden zich dan ook bezig met de meest eenvoudige handelscorrespondentie, gegrepen uit de dagelijksche en meest onmiddellijke praktijk. Die geest der practijk heeft overigens voorgezeten bij 't heele werk. Hoe kon 't ook anders bij dit vak, het practische bij uitnemendheid? Opvallend is b.v. de bewerking van deel I: niets geen beschouwingen voortaan over het ‘wezen’ der algemeene handelstaal of over wat weet ik welke abstracties. - Brieven, documenten, telegrammen, dat is het wat de leerling hebben moet die tot man van het vak wil worden gedrild. En dat wordt hem hier ruimschoots gegeven. Alles ervaring, alles kennis van iemand die van zessen klaar op zijn post weet te staan.
Maar evenals een koopman een beschaafd mensch moet zijn, die er ook in zijn eigen belang voor te zorgen heeft dat hij goed voorkomt en wellevend omgaat met zijns gelijken en zijn pu- | |
| |
bliek, zoo behoort hij er ook voor te zorgen dat zijn kennis steekt in een gunstig en bevallig toilet. Voor den vorm, waarbij ook de kunst niet is uitgesloten, zorgen nu de laatste drie deelen: spraakkunst, stukken ter vertaling uit het Engelsch, leesboek.
Meer en meer wordt het Engelsch, naast de eigen moedertaal van elken mensch,de omgangstaal van elken wereldburger. Wil de Franschman bij zijn eigen taal blijven staan, de tijd is in 't zicht dat hij er zal bij sterven. Want geen ontplooing van militaire meerwaardigheid is in staat om zulk een dood tegen te houden.
Nu ten slotte dit leesboek. Het staat volkomen in het teeken van het nieuwe taal-inzicht, door Van Ginneken zoo flink bestudeerd en zoo talentvol gevulgariseerd: elk vak, elke stand zijn speciale taal. Daarom juist is dit boek zoo vol leven en echtheid. Eerst een vijftiental stukken van groote schrijvers, met portretten van henzelf en zoo veel mogelijk afbeeldingen van de behandelde stof; daarop volgen minder literaire en zuiverder wetenschappelijke handelstukken van aardrijkskundigen en volkshuishoudkundigen aard; dan komt nog een derde afdeeling, met nog strenger practischer bedoeling: verslagen, oorkonden, brieven. Zoo krijgen we in één bundel én ‘David Copperfield in the Factory’, én ‘Flanders in the Middle Ages’ én ‘The Development of Amsterdam’ én ‘Origin of Lloyd's’ en ‘Vivian Winchester tries the ‘four T's’, én ‘Miscellaneous Market Reports’ én een model van een ‘Charter Party’. Zoo lijdt het, me dunkt, al weinig twijfel of deze schrandere samenwerkers hebben hun doel bereikt, - zooals ze 't omschrijven in de inleiding van den laatsten bundel: ‘Our aim therefore has been to present a number of passages extracted from literary and commercial books and documents complete in themselves, and of such a character as may be expected to promote an understanding of the spirit of English and American commerce and a knowledge of facts bearing upon active commercial questions of to-day. Our interest in the following selections, articles, stories, reports and documents, wether they rise to the dignity of literature or are of a humbler character, has in the first place been in proportion to their linguistic utility.
But in our desire to provide extracts long enough to possess intensive interest as a consecutive narrative, we have not thought it irrelevant to include elements of adventure and of humour.’
En in het licht van welken ernst voor hun maatschappelijke en cultureele taak deze schrijvers hebben gearbeid mag blijken uit dit andere fragment van hun inleiding:
‘The authors express a hope that this work may prove to be useful in a material and in an ideal sense. The agelong controversy between the schoolmaster and the man of business is fortunately drawing to an end. So long as the schoolmaster maintains that nothing useful can be usefully taught, and the man of business that nothing should be usefully taught which is not directly useful in later life, peace negociations between the two are doomed to failure. This book, the product of the cooperation of a schoolmaster and a man of business, is based on the conviction that, unless common ground can be disco- | |
| |
vered between the world of business and te realm of education, both national and international interests are bound to suffer. The soul of a people is expressed in its language and literature and the study of foreign tongues is a road to international harmony, without which commerce and peace cannot flourish’.
Een nuchter mensch als een koopman geraakt niet zoo gauw in geestdrift. Maar ditmaal zal hij moeilijk zijn toejuichingen weerhouden ten overstaan van zoo degelijken, zoo prachtig verantwoorden en zoo in elk onderdeel uitstekend verzorgden arbeid, die ook vanwege den uitgever een troetelkind is geweest.
L.D.
| |
Georges Guy-Grand, Gaetan Bernoville, Albert Vincent: Sur la Paix religieuse. - Bernard Grasset. Paris. - (Collection Politeia).
Dit boek is als een gesprek tusschen de personen, die beurtelings hun gedacht over ‘La Paix religieuse’, te kennen geven. Alle drie zijn met diepe liefde voor hun land bezield, alsook met het vurig verlangen de onderlinge eendracht van hun volk tot stand te zien komen. Ook zijn ze alle drie overtuigd dat die eendracht enkel geboren kan worden uit den godsdienstvrede. Hunne wegen gaan echter uiteen, waar het de wijze geldt, waarop die vrede kan bereikt worden, in een land waar de haat tegen de Kerk zulke noodlottige wetten in 't leven riep. Gelijk het te voorzien was, hebben zij 't meestendeels, alle drie, over de lagere school, die wezenlijk als de spil is waarop al het verder leven draait. - M. Guy-Grand is een vrijdenker, en bepleit dat er aan de laïcisatiewetten niet mag geraakt worden. Volgens hem is de godsdienstvrede volkomen overeen te brengen met scheiding van Kerk en Staat en met onzijdigheid van onderwijs. Waarover kunnen de katholieken klagen, indien de officiëele onderwijzer loyaal zijn programma's naleeft, en er slechts bijvoegt ‘les éléments d'une morale naturelle, humaine, rationelle, commune à tous’...? 't Kind kan immers zijn catechismus buiten de school leeren? Op die wijze alleen schijnt voor M. Guy-Grand, die ‘union sacrée’ mogelijk, die hem onmisbaar schijnt voor den vrede van 't land. Wat M. Gaëtan Bernoville betreft, hij is katholiek, en geeft den brui van de ‘union sacrée’, zooals de vrijdenkers ze willen hebben. Hij is van meening dat geene eendracht mogelijk is, zoolang er niet afgezien wordt, van wege den Staat, van het noodlottige anti-clericalisme; en daarom moeten eerst en vooral de pijnlijke kwestie der ‘lois laïques’ opgelost worden, de gewichtigste, volgens hem van al de kwesties van innerlijke politiek. De regeering moet de katholieken bevrediging geven waar 't geldt onderwijs van hunne kinderen,
anders is er geene ‘union sacrée’ mogelijk, want dan beteekent ‘union sacrée’ niets anders dan afstand doen, dan weglaten, voor de katholieken van al wat in hun programma specifiek katholiek is. Laïcisme en catholicisme zijn teenemaal tegenstrijdig, en al wordt er nog zooveel goeden wil en oprechtheid onder de leden van 't Onderwijskorps gevonden, ‘l'école laïque sera toujours l'atelier des pensées hostiles à la doctrine chrétienne’. - M. Albert Vincent, alhoewel een geloovig katholiek, is het met M. Bernoville niet eens. Hij maakt deel uit van 't officiëel onderwijs, is er zeer gehecht
| |
| |
aan, en stelt het onderwijzend personneel heel hoog. Hij is er niet ver van af, op de katholieken zelf, de verantwoordelijkheid te werpen van het noodlottig misverstand dat sedert jaren, 't eene deel van het Fransche volk tegen het andere ophitst. Hij is daarbij overtuigd, dat neutraliteit goed is, zoowel in princiep als in feit. Volgens hem zou het niet moeilijk zijn het onderwijs in de lagere scholen, op die wijze te geven, dat de godsdienst-kwestie volstrekt niet in 't gedrang zou komen. Ja, hij zou er zelfs niet tegen zijn, de vrije scholen te zien verdwijnen. - Van wege een katholiek is deze zienswijze al verwonderlijk! Hoe legt hij dan de snelle ontchristening van Frankrijk uit, die toch grootendeels te wijten is aan het officieel onderwijs? In plaats van de officiëele scholen tegen te werken, zegt hij nog, zouden de katholieken ze veel eerder moeten steunen, nieuw leven ingeven, ze aan alle politiek onttrekken. Dan zal er vrede zijn. Maar hij zegt niet wat er van 't geloof zal geworden!
T.D.
| |
Aanbevolen:
De Craene pr. - Passie-beelden en Verrijzenis. - Drukkerij ‘Het Volk’ Gent. |
Jozef Buerbaum. - Keldermondvertellingen, 3e omgewerkte uitgave. - S.V. Leeslust, Antwerpen. |
C. Lindemans. - Sneeuwwitteken, sprookjesspel, muziek van Herman Meulemans |
J.W. Boerman en K.W. Knip. - Natuurlijke Historie. Beknopt Leerboek der Dier- en Plantkunde. Deel I: Dierkunde, voornamelijk ten dienste van kweek- en normaalscholen met 13 gekleurde platen en 292 figuren in den tekst, tal van vragen en opgaven en alphabetisch register. 13e druk, 290 blz. Wolters, Groningen-den Haag f. 3.50. |
Th. Lancée. - Onze eigen Taal. Eenvoudige Taaloefeningen voor de lagere School; zes deeltjes, elk f. 0.65. - Wolters, Groningen-Den Haag. |
T. Van den Blink en Th. Lancée. - Onze eigen Taal. Eenvoudige Steloefeningen voor de lagere School; vier deeltjes, elk f. 0.60. - Wolters, Groningen-Den Haag. |
T. Van den Blink en Th. Lancée: Uit de Levende Taal. Mondelinge stijl- en taaloefeningen, schriftelijke steloefeningen en oefeningen in het zuiver schrijven. 4 deelen, elk fl. 1.40. Wolters, Groningen-den Haag. |
L. Brekx en L. Goemans. - Eerste Fransche Lessen, nieuwe leermethode voor de Vlaamsche lagere klassen. 1e deel. fr. 3.00. |
|
|