Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1922
(1922)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 765]
| |
[1922/7]Over politieke groepeeringen in IerlandDe gebeurtenissen der laatste jaren in Ierland toonden den buitenstaanders een gansch ander Ierland dan hetgeen tot voor enkele jaren was vermeend te bestaan: een land waar de lijn tusschen de partijen scherp was getrokken, groen of oranje naar gelang men in den strijd stond voor of tegen Home Rule. Het is echter slechts na den opstand der ‘Fenians’ in de laatste zestiger jaren van de vorige eeuw, die zelf was mislukt, maar toch door zijn laaiende schrilheid, de oogen had opengerukt van sommige Engelsche staatslieden, voornamelijk van Gladstone, dat in de jaren zeventig door Isaac Butt de strijd voor het eerst werd ingezet om langs konstitutioneelen weg ‘Home Rule’, dit is Zelfbestuur voor Ierland te verkrijgen. Strijdmiddelen waren agitatie, en obstructie in de parlementaire middens. Tweemaal zou, door de samenwerking enkel en onder de leiding van Parnell en Gladstone, of als nawerking van hun samengaan, een Home-Rule wetsvoorstel worden ingediend, het eerste in 1886, het tweede in 1893. Tweemaal werd het ontwerp verworpen, alhoewel het enkel een ‘ondergeschikt’ Parlement voorzag te Dublin, dat in de voornaamste aangelegenheden geen medezeggenschap bezitten zou; dus administratief, doch geen volledig politiek, en nog minder financieel zelfbestuur. Het ‘Castle’-regiem bleef bestaan. En al had Parnell er vrede mede genomen, voorloopig, toch blijft hij voortleven in het Iersche aandenken, niet zoozeer om zijn bijna bekroonden Home-Rule strijd, niet zoozeer om zijne met sukses doorgedrevene landagitatie, maar wel als de man, die ronduit dierf verklaren, terwijl hij het aanhangig wetsvoorstel tot het zijne miek, dat ‘no power on earth has the right to put a boundary to the march of a nation. No man has the right to say: so far shallst thou go, and no farther’ - ‘dat geen macht ter wereld het recht heeft een grens te stellen aan den vooruitgaanden tocht eener natie; niemand heeft het recht te zeggen: tot hier zult ge gaan, en niet verder’. Deze woorden staan gebeiteld op het prachtige Parnell- | |
[pagina 766]
| |
denkmaal, tenden de O'Connel straat te Dublin, waar de symbolische vlam der vaderlandsche liefde in onverteerbare tongen, de voorbijgangers schitterend den waren weg wijst der burgertrouw. Parnell, met zijn in lateren leeftijd fel omstreden persoonlijkheid, had zoodanig de Home-Rule Partij der Nationalistische Ieren beheerscht, dat met zijn dood in 1891 een tijdperk van verval en twist, en vittende tweedracht werd ingeluid. Zoo vinnig was de strijd tusschen Parnell-gezinden, en anti-Parnellieten dat Redmond in 1893 met de Unionisten tegen Home Rule stemde. Redmond noemde dat wetsvoorstel ‘a toad, ugly and venomous’, ‘een leelijke, en giftige pad’, maar die toch met een kleinood op haar kop was versierd. Vooral viel hij toentertijde die artikels aan die nog een Iersche vertegenwoordiging te Westminster voorzagen. Van af 1898 werden vredesonderhandelingen begonnen tusschen de twee fraksies, en in het jaar 1900 werd de eenheid onder de nationalisten hersteld onder de aanvaarde leiding van John Redmond, een lid der Parnell-gezinde minderheid onder de nationalisten. Als ‘the leader of the race at home and abroad’, ‘de (ééne officieele) leider van het (Iersche) ras, tehuis, en in den vreemde’ deed hij 't jaar daarop in den herfst 1901, een groote en suksesvolle omreis door de Vereenigde Staten en Kanada. De figuur van John Redmond, een grondeigenaar van Anglo-Normansche afstamming, afgevaardigde voor Waterford, zal een 15-tal jaren de Iersche politiek beheerschen. Zijn familie was sinds vele jaren in het Graafschap Wexford gevestigd, doch altijd meer ‘liberaal-whig’-gezind geweest dan wel Iersch-Nationalist. Zijn vader nochtans was lid van de Parlementaire Home-Rule groep van Isaac Butt. In de Partij, en bij verkiezingskampanje in het land, was Redmond's woord en zin de wet: de officieele Iersche Nationalistische partijleden volgden hem trouw, zooals de massa in Ierland zelve, en in Amerika, de stamgetrouwe uitwijkelingen, - jaren lang heeft hij kunnen beslissen over leven en dood der Engelsche liberale Regeeringen, die door den steun der Iersche nationalisten hun meerderheid vonden, - alle kritiek van parlementsleden of private personen, en ze klonk soms vinnig en scherp, werd onmeedoogend van de hand gewezen, de eenheid der partij moest tegen alle jonge gedachten worden verde- | |
[pagina 767]
| |
digd. ‘We in the Irish Party cannot stand criticism’ verklaren mannen als Dillon en o'Brien. ‘Wij in de Iersche Partij kunnen geen kritiek gedoogen’. - En niettegenstaande hij al die troeven in zijn hand vereenigd had, wist Redmond zijn slag niet thuis te halen. Eerst, in 1906, trachten Campbell Bannermann, de liberale engelsche premier, en Birrell zijn Staatssekretaris voor Ierland, Redmond af te schepen met een ‘Devolutiewet’. De verkiezingen van dat jaar hadden immers aan de liberale zulkdanige meerderheid bezorgd dat ze den Ierschen steun missen konden. Dit lukte niet, en eerst onder Asquith werd dan in 1910 het derde Home-Rule wetsvoorstel ingediend, dat in 1914 in derde lezing werd gestemd, en op het ‘Statute Book’ geplaatst, op 17 September van hetzelfde jaar, nochtans met dezen verstande dat het niet zou worden toegepast, alvorens een ‘Amending Bill’ een ‘Wijzigingsvoorstel’ het aanneembaar zou hebben gemaakt voor de Ulster-Unionisten, de tegenstrevers der Wet. Voor de Nationalisten der officieele Iersche Partij werd deze wet de ‘grootste vrijheidskeure die Ierland ooit in zijn bestaan heeft verkregen’. Beter dan het voorstel van 1886. De toehoorders van de ‘National Convention’ werden verwittigd ‘to keep their amendments in their pockets’, dat ze hun amendementen op zak konden houden. Nochtans nam deze ‘Home-Rule’- wet vrede met een zeer ondergeschikte positie der Ieren tegenover de Engelschen. Dublin-Castle bleef nog altijd bestaan, de Iersche afvaardiging in Westminster werd tot altijddurende onmacht teruggebracht, de fiskale lasten bleven door de Engelschen voor het meerendeel te heffen. De tegenstrevers noemden het spottenderwijze een ‘Gas and Water Bill’. De uitspraken van Redmond over de waarde der drie Home-Rule voorstellen, zijn wonderbaar, absoluut op zich zelf genomen, en ook relatief, betrekkelijk de onderscheidene voorstellen, komende als zij doen, van den oppersten leider van het Iersche Ras, den eenigen die den juisten weg wist naar het beloofde Land. Doch Redmond's beoordeeling, van den uitslag van al zijn streven, zijn laten en zijn doen, en ook zijn eindelijke mislukking worden klaar en duidelijk wanneer | |
[pagina 768]
| |
wij in de volgende woorden, van den Ierschen leider tastbaar voelen, hoe totaal verkeerd de grondslagen waren waarop hij bouwde. Volledig zal hij de verwijten verdienen, hem later toegestuurd, wanneer Griffith hem noemen zal de leider der ‘Provincialisten’, niet der Nationalisten. Want voor Ierland had hij zelf reeds de eisch tot volle nationaliteitswaarde, en - berechtiging opgegeven. ‘An emancipated British Province’ ‘Een ontvoogde Britsche Provincie’ was het resultaat van zijn Home Rule, niet zooals de Partij het zong in haar officieel lied: ‘A Nation once again’. Een natie weer opnieuw. Luister, hoe John Redmond de draagwijdte opvatte van den Ierschen rechtseisch: ‘Our demand for Home Rule does not mean that we want to break with the British Empire. We are entirely loyal to the Empire as such, and we desire to strenghten the Imperial bonds through a liberal system of government. We do not demand such complete local autonomy as the British self-governing colonies possess, for we are willing to forego the right to make our own tariffs, and are prepared to abide by any fiscal system, enacted by the British Parliament. Once we receive Home Rule, we shall demonstrate our imperial loyalty beyond question’. ‘Onze vraag naar Zelfbestuur beteekent niet dat we verlangen alle banden met het Britsche Rijk te breken. We zijn heel en al loyaal aan het Britsche Rijk als zoodanig, en we verlangen de rijksbanden steviger te maken door een liberaal regeeringsstelsel. We vragen niet zulk volledig plaatselijk zelfbestuur als de zich zelf-regeerende Britsche kolonies bezitten, want we zijn bereid het recht te laten vallen onze eigen toltarieven te maken, en we zijn gereed om ons te schikken naar gelijk welk belastingstelsel, dat de Britsche Regeering zal in voege brengen. Eens dat we Zelfbestuur verkrijgen, zullen we bewijzen hoe onze verknochtheid aan het Rijk boven alle verdenking staat’. Wie zulk een taal voert, en dan nog niet de minste kritiek toelaten wil, terwijl hij in geheime bijeenkomsten met de tegenstrevers nog verdere toegevingen had toegestaan, en de kiezers op imperatieve wijze op het hart drukte dat ze hun vertrouwen hadden te schenken, en verders de partijleiders maar te laten begaan, daar ze het beste doen zouden voor Ierland wat in de gegeven omstandigheden kon worden gedaan, wie bij gebrek aan | |
[pagina 769]
| |
visie en durf, tamweg een politiek blijft voorstaan, die door voorgaande gebeurtenissen bewezen werd niet doelmatig te zijn, zal zeker niet door de nakomelingschap als een groot nationaal leider worden gestandbeeld. Dat is wat Griffith betitelde: ‘The National Denial’. ‘De Nationale Verloochening’. Wat een verschil met Parnell, die wist wat hij wilde, en nam wat hij kon, maar klaar bleef toekijken, en verklaarde dat wat hij verkreeg niet alles was, waar hij recht toe had, en hij dus voortgaan zou met te werken om de rest. Hij zal niet trachten zijn bestaan en zijn streven te verrechtvaardigen in de oogen der tegenpartij. Hij gaat een anderen weg op, want Ierlands weg is nu eenmaal niet Engelands weg. Maar het gedurig verblijf in Londen, weg van het Iersche midden, het verkeeren in het wel zeer hoofsch milieu der beschaafde Engelsche Parlementsleden, het sterker en sterker aanleunen van de Ieren bij de liberale Partij, zoodat ze van lieverlede totaal eene Britsche ‘whig’-mentaliteit aankweekten, in zulke mate dat ze den drang gevoelden om gedurig te herhalen aan hunne tegenstrevers: ‘We zijn zulke goede Britten als gij, geloof ons vrij, het is enkel omdat wij een schooner, grooter en steviger Britsche Rijk verlangen, dat we een vrij Ierland wenschen. Een ‘contented’ en gepacificeerd Ierland zal een der hechtste steunen zijn van Groot-Bretanje. Zulk een houding die uit opportunisme, de beginselkwestie der zelfstandige natie niet stellen dorst, verloor van lieverlede alle beginsels, en legt ten volle uit hoe Redmond, bij 't uitbreken van den oorlog, zonder ruggespraak met het Iersche volk, in Londen, zijn woord verpande aan de Britsche Regeering, dat hij en de zijnen loyaal het Rijk zouden helpen verdedigen, zonder ook maar één waarborg te vergen ter zekerheid van de vervulling der engelsche rechtsbeloften. Gemis aan scherpzinnigheid sprak uit dit blind vertrouwen op beloften, nu door de Engelschen afgelegd omdat de Iersche jongelingschap hun strijd zouden willen uitvechten. Totaal gemis aan doelbewustheid en klaar inzicht in de ontwikkeling der Iersche beweging, of was het als een diplomatische zet bedoeld, kwam nog duidelijker aan het licht wanneer hij het noodig achtte in Amerikaansche Pers-interviews, zij die zijn Britsche loyauteitspolitiek afkeurden, te beschrij- | |
[pagina 770]
| |
ven als ‘a handful of Pro-Germans en shirkers’; een hoopje Duitschgezinden en (bange) krijgsdienstontloopers. Het napraten van de Engelsche woordvoerders, deed hem, zooals de ‘Times’ zelf opmerkt, de macht van zijn tegenstrevers zelf onderschatten.Ga naar voetnoot(1). Al te veel Britsche ijver bij den Ierschen leider belette hem klaar te zien, en bracht hem ten slotte ten val. Tegenover Redmond en zijn luitenanten Dillon, Devlin, T.P. O'Connor, zijn broeder William Redmond, wier politiek, door dik en dun, verdedigd werd in het official orgaan der Partij, ‘The Freeman's Journal’ van Dublin, stond een groep nationalisten, die de partijpolitiek afkeurden, maar toch het Parlementarism als zoodanig goedvonden. Ze verlangden een sterker program, een doordrijvender taktiek maar bleven getrouw aan de opvatting dat de strijd moest worden uitgevochten ‘on the floor of the House’ te Westminster. Hun orgaan was ‘The Irish Independent’ van William Murphy, verschijnende te Dublin. Het was economisch zeer conservatief getint, zooals vele dier leiders. Een derde groep nationalisten, waren de afgescheurden, die de leiding volgden van William o'Brien en Tim Healy. Zij waren georganiseerd sinds 1910 in den bond ‘All for Ireland’, en hadden 9 afgevaardigden in Westminster. ‘Allen te samen voor Ierland’, hunne leus zijnde, trachten ze de godsdienstige en zelfs eenigermate politeke geschillen te overbruggen, om het eenheidsfront onder de Ieren te bewerken, en als eerste princiep vooruit te zetten, dat allen vóór alles Ier zijn, en dus als eerste gevolgtrekking nooit op een oplossing mocht worden aangestuurd, die als uitkomst hebben zou: Ierland in twee te scheuren; Zuid-Ierland, katholiek en nationalistisch eenerzijds, Noord-Oost Ulster, protestantsch en Britschgezind anderzijds. Liever voorloopig minder zelfstandig, maar vereenigd. Al deze drie schakeeringen vormden te samen ‘the official Irish Nationalist Party’, in sterk verband met de geheimzinnige ‘Ancient Order of Hibernians’, de oude orde der Hiberniërs, en de ‘United Irish League’. Daartegenover stond in het harnas Ulster en de Unionisten. De ‘Die Hards’ onder hen waren geleid door | |
[pagina 771]
| |
de even geheime ‘Orange lodges’. Zij wilden van geen zelfbestuur weten, noch voor gansch Ierland, noch voor Ulster. De toestand zooals hij was, en ten andere door Engeland zelf was ingericht, was goed. Zij wilden geen bekeering van Engeland als wettig erkennen. Zij waren de ‘Ascendancy’, de heerschende klasse, daar geplant om de katholieke Kelten er onder te houden, en om dit voorrecht te behouden moest Ierland, ten eerste, één blijven, en ten tweede moest het verbond met Engeland blijven bestaan. - Zoo noodig, zouden ze het Engelsch Parlement dwingen, de eens geschapen bevoorrechte positie te handhaven - Doch er ontstond ook tweeërlei richting onder de Iersche Unionisten. De eersten - die het meest van zich hebben laten hooren - zijn de Ulster-unionisten, der orange-lodges, onder leiding van Edward Carson, James Craig, Lord Londonderry, General Wilson, enz. - In de vier noorderlijke graafschappen Antrim, Down, Derry en Armagh vormen ze de volstrekte meerderheid, met uitloopende vlekken in sommige deelen van Tyrone en Fermanagh; daar leven ze aaneengesloten in het Iersche industriegebied, Presbyterianen en Episcopaliërs, hebbende denzelfden ontembaren schrik van het ‘priest-ridden Ireland’ verder zuid, van de onverdraagzaamheid en onbetrouwbaarheid der katholieken die altijd onder den hiel liggen van Rome, en op een woord van den Paus, al hun vroegere beloften zouden intrekken, deelende in dezelfde minachting voor dat volk van ‘hewers of wood and drawers of water’, van houthakkers en waterputters, die te dom zijn om een nijverheidsonderneming te leiden, en dus in een Iersch Parlement, waar zij de meerderheid zouden zijn, door hun onhandig optreden, en door hun wanbestuur, alras de bloeiende Ulster-nijverheid zouden teniet hebben gebracht. En alhoewel, na Connaught, Ulster, niettegenstaande plantaties en uitdrijvingen, en uitwijking de meest Keltische provincie van Ierland is, werd deels onbewust, deels opzettelijk, de meening ingescherpt dat Ulster een natie op zijn eigen was; want voegden zelfs spitsvondigen erbij, het Keltisch dialekt van Ulster is hetzelfde niet als dat van Connaught en Munster, en in vroeger eeuwen ten andere, waren er altijd oorlogen tusschen de O'Neill's van Ulster, en de stammen der andere gouwen. Doch al die redenen waren bijkomstig van aard, het voornaamste punt was dat zij sinds eeuwen de meesters | |
[pagina 772]
| |
waren, en zij het schikten te blijven, en dat zij die groote niet-uitgesproken vrees voelden dat, katholiek-Keltisch Ierland hetzelfde stelsel op hen toepassen zou, waarmede zij de katholieke Ieren hadden bedacht. Alles voor zich zelf, en niets voor de anderen. Daarom was Ulster's program, en toekomstplan: ofwèl één Ierland, en wij de baas zooals nu; ofwel scheuren wij af, en worden eenvoudig een Britsche Provincie. Een zelfstandig Ulster lag nooit in hun bedoeling. De Britsche overtuiging is te diep ingeworteld, en tevens de Britsche band is finantieel voor hen veel voordeeliger dan zelfstandigheid. Doch, zoo oordeelden niet de verspreide protestanten in het Zuiden en Westen van Ierland. Deze staan totaal op een ‘anti-partition’ program. Geen Home-Rule, zoo mogelijk; doch indien er wel Home-Rule komt, dan weze het voor gansch Ierland één Parlement, met provincieraden voor provinciale belangen. Ulster kan daarin dan veel geruster bijdraaien, en de Ulster protestantsche stemmenmacht zal in de algemeene zaken in het nationaal parlement bijdragen tot de verdediging van de protestantsche belangen. Zooniet achtten Lord Middleton, en zijn volgelingen zich, bij eventueele scheiding, door de Ulster- Unionisten verraden en bedrogen. Hier, waar zij verspreid leefden tusschen de Katholieke Ieren, konden zij zich terdege ervan vergewissen dat de zoogezegde katholieke onverdraagzaamheid een uitvindsel was, want vele protestanten zagen zich door katholieke lichamen tot voorzitter of andere officieele leidende plaatsen benoemen. Deze gemoedstoestand zal later leiden, begin 1919, tot een splitsing in de officieele ‘Irish Unionist Alliance’, waarnaast zij een ‘Unionist Anti-Partition League’ oprichten. Het zijn Conservatieven, die nochtans nog niet heelemaal gederacineerd zijn, en die in een zich-zelf-zijnde Ierland, zich zeker na korten tijd Ier zouden voelen, want zooals een hunner leiders verklaarde ‘if Kildare Street Club could be convinced that Irish Conservatives would obtain their fair share of the representation in an Irish Parliament the backbone of the opposition to complete Home Rule would disappear’. Zoo Kildare Street Club (de partijorganisatie der Conservatieven te Dublin) kon overtuigd geraken dat Iersche Conservatieven het hun toekomende deel zouden verkrijgen | |
[pagina 773]
| |
in de vertegenwoordiging in een Iersch Parlement, zou de ruggegraat van den tegenstand tegen ‘volledig’ zelfbestuur gebroken zijn. Dit zou een terugkeeren beduiden van de bezittende en handeldrijvende standen tot den gemoedstoestand die hen bezielde voor het tot stand komen van de Unie, wanneer de meesten, niettegenstaande alles, zich van hun Iersch-zijn bewust waren; het waren immers deze elementen die onder leiding van Grattan en Charlemont, in 1782, het Iersch Parlement hadden vrijgevochten van de Engelsche voogdij. - Het oprichten in Ulster van een anti-Carsonite ‘Independent Orange lodge’, was een eerste vooruitgeschoven positie, die bijdragen kon om de zoo ver van elkander staande Ieren, een kleine stap nader tot elkander te brengen. Een tweede stap zal zijn de zelfstandige organisatie der Ulster-werklieden, die nu, in politieke godsdienstdweepzucht zijn opgevoed door de industrieele en grondbezittende partijleiders der Unionisten, die door dit middeltje hun aandacht hebben afgeleid van de sociaal-economische belangen die zij eensgezind met de Zuider-werklieden zouden kunnen verdedigen. - Opvallend was het toch, hoe met de Gemeente-verkiezingen in 1920, de anti-Carsonieten in Ulster reeds de meerderheid hadden. Al deze schakeeringen te samen vormden de tweede Parlementaire Groep in Ierland, de Unionisten, en in den strijd tusschen het verbond van Unionisten-Conservatieven, en de groep der Nationalisten-Liberalen, scheen zich gansch de Iersche politieke toestand te weerspiegelen tot aan het uitbreken van den oorlog, en zelfs tot aan den Paaschopstand in 1916 der Vereenigde Republikeinen, en ‘Labour’-men van Zuid-Ierland. Hetzelfde tijdstip nochtans dat getuige was van de verzoening der onder mekaar twistende nationalistische fracties, zag het terug opkomen van de meer radikaaldenkende stroomingen. We zouden ze kunnen samenvatten met ze te noemen de stroomingen der Iersche Ierlanders. De eerste zwaluw die dezen komenden Ierschen lenteheropbloei aankondigen kwam, was de stichting in de allerlaatste jaren van de 19e eeuw, van letterkundige vereenigingen, die hun inspiratie gingen zoeken bij de geschriften en gedachten van de ‘Young Irelanders’ van de jaren '40, en het verschijnen te Belfast van de | |
[pagina 774]
| |
‘Shan Van Vocht’, ‘De oude grijze Vrouwe’ (een van Ierland's poëtische benamingen). Het was uitgegeven door Miss Alice Milligan, en werd als het half-ambtelijk blad van de jongere beweging, die zich zelf de beweging van ‘Irish-Ireland’ noemde, en waarin al de gedachten tot uiting kwamen van de nieuwe stroomingen in de volksziel, die eigenlijk maar sluimerden sinds de zestiger jaren, en de mislukking der Fenians. Een kleine tocht stroomopwaarts in het Iersche Partijwezen zal ter verduidelijking, hier wel niet ten onpasse komen. ‘Repealers’ van O'Connell; ‘Young Irelanders’ van Thomas Davis en John Mitchell; de Republikeinsche ‘Fenians’ van James Stephens en O'Donovan Rossa, het is de negentiende-eeuwsche verwezenlijking van de op verschillende tijdperken in de Iersche Geschiedenis terugkeerende triade. Ieder dezer opvattingen heeft haar eigen manier van philosophisch inzicht in de Iersche nationaliteitsidee - en in het Iersch politick doelwit, ieder kent zijn eigen manier van strijdvoeren. In stijgende orde zou men kunnen zeggen, dat ze strijden om te bekomen: Iersche Vrijheid, Iersche Zelfstandigheid, Iersche Onafhankelijkheid. O'Connell's strijdmiddel was de meeting, en de wettelijke agitatie. ‘No reform was worth the shedding of a single drop of human blood’ verklaarde hij, ‘Geen enkele hervorming was waard dat er een droppel menschenbloed zou worden voor vergoten’. Zijn program schetste hij in 1834, wanneer hij uitriep: Voortaan niets meer ontzien. ‘The Repeal of the Union’, de opheffing der Unie wordt mijn ‘Delenda Carthago’. Thomas Davis, en Mitchell stonden verder, hun standplaats kan worden opgesomd in de woorden: Wettelijk zoo 't kan, Revolutionair zoo 't moet. Doch, kwam de fataal terugkeerende tweedracht al de plannen dier Young-Irelanders in duigen doen vallen. Wanneer ‘moest’ geweld worden gebruikt. - ‘The Nation’ en Smith O'Brien eenerzijds vonden dat het toen nog niet absoluut noodig was, en ten andere de organisatie niet voldoende bleek om kans van slagen te hebben bij een opstand. Anderzijds John Mitchell, in de ‘United Irishman’ stond onmiddellijken opstand voor. Hij was | |
[pagina 775]
| |
tevens principieel republikein in den franschen zin van het woord. Hij was de man die zei, dat de Ieren al eeuwen hun vrijheid terug zouden hebben gewonnen, ‘but for their damned souls’, ware 't niet dat hun te redden ziel hen tegenhield. Het mislukken van den, niettegenstaande de matige partijleiding, toch gewaagden opstand, bracht een 20-tal jaren later de derde faze. De ‘Fenians’, of ‘Irish Republican Brotherhood’ die uitkomen voor de volledige onafhankelijkheid en de republiek, gebruikten alle middelen die aan een opgejaagd volk beschikbaar blijven: ondergrondsche werking en organisatie, gewapende opstand en aanslagen. Wanneer ook dit uiterst middel totaal mislukte, en aan Ierland bijna niets anders dan een getal martelaren had geschonken, herbegon opnieuw de hiistorische triade, zooals we bij het begin van dit artikel aanstipten. Constitutioneele agitatie, dicht bij zijn doel komend onder Brutt, Parnell, doodloopend onder Redmond. Daarna kwam de tweede faze dezer periode: Radikaler inzien van de nationaliteitsidee, en dieper besef van 't wezen zelf eener natie, en der verhouding Ierland-Engeland, als dit van twee gelijkwaardige en zelfstandige naties. Noodzakelijkheid van de eigen taal om eigen ziel te redden, iets dat men niet meer had beseft sinds de Unie, en de leiding vdn O'Connell, die absoluut weigerde in zijn meetingen een andere taal te spreken dan de officieele taal van het Parlement, wat voor gevolg had dat gansch die negentiende-eeuwsche periode, in al haar verschillende evoluties tot in de meest radikale toe, bleef staan in het licht der verengelsching. Thomas Davis, de radikale Young-Irelander, sprak van het engelsch als de ‘common language’, de taal gemeen aan beide volkeren. Natuurlijkerwijze bleef die taaltoestand voortduren onder de eerste parlementaire faze der 20-eeuwsche periode. Doch toen reeds, wanneer Parnell mislukken ging, begon zooals we zeiden, de radikale periode zich voor te bereiden. En ditmaal zou ze in het teeken komen van den taalstrijd. Dr. Douglas Hyde stichtte in 1893, de buiten alle politiek staande ‘Gaelic League’ om de taal te redden. Dan kwam de ‘Shan Van Vocht’; in 1898 was het de honderdste verjaring van den opstand van Theobald Wolfe Tone, en der ‘United Irishman’ van 1798, opstand die de derde faze was geweest der achtiende-eeuwsche triade, die begon in het begin, met | |
[pagina 776]
| |
het verminkte Iersche Parlement, wanneer voor het eerst de parlementaire vrijheidsstrijd werd ingezet die dan gevolgd werd door den strijd der Patriotten en Grattan, die de Iersche zelfstandigheid wisten te bekomen door op het juiste oogenblik, met hun ‘Volunteers’, het machtsgewicht in de schaal te werpen. Hoe alles samenhangt en wederkeert in de Iersche geschiedenis is opvallend, wanneer men ziet hoe de kleuren der Sinn Feiners van thans, oranje, wif en groen, die zijn van de Young-Irelanders van '48, en dezelfde waren van de Volunteers van 1779. - Maar wanneer de Ieren hun slag hadden tehuis gehaald, en het Iersche Parlement van 1782 zich zoogoed van zijn taak begon te kwijten, dat de Reform-partij opdook die de laatste euvels van het autocratisch regiem wou wegnemen, zorgden de engelsche ministers ervoor om door omkooperij alle hervorming tegen te werken, en om door geld de almacht en den invloed die verloren gingen terug te winnen, zoodat zij de ongeduldige hervormers ontmoedigden, en de onafhankelijksgedachte en republikeinsche strevingen deden opbloeien. De ‘United Irishmen’ van 1798 zijn de eerste separatisten, en eerste republikeinen in Ierland! Hun mislukte opstand, gesteund op de hulp van het Fransche Directoire, bracht den Engelschen de gewenschte gelegenheid om in te grijpen, de zelfstandigheid terug te nemen, en de Unie op te dringen in 1801. - Alles was te herbeginnen. In 't kort zijn dus de herinneringen geschetst die bij de jonge Ieren van het begin der 20e eeuw werden opgeroepen door de '98 Clubs - en de ‘United Irishman’ van Arthur Griffith. Het is de radikalere periode die Wordt ingezet, en reeds van den beginne af, zien we duidelijk de twee richtingen vertegenwoordigd, die zich later zullen ontwikkelen. De Republikeinen kijken naar '98 en Wolfe Tone. - De Sinn Feiners zooals ze later zullen worden genoemd, kijken naar Young Ireland en Mitchell. Als derde radikale partij zal daar nog bijkomen de Labour-partij van Larkin en Conolly, die zich vanaf 1876 zelfstandig als ‘Dritte im Bunde’ zal naar boven werken, langen tijd onverschillig aan of zelfs vijandig eenigszins tegenover Sinn Feiners en Republikeinen. Eerst op Palmenzondag 1916, een week voor de zware dagen dat ze zamen in het vuur zouden staan werd het verbond ge- | |
[pagina 777]
| |
teekend tusschen Labour en Republiek. Met Sinn Fein als zoodanig was Labour nog niet verzoend. Wel Sinn Fein, eenigermate met Republiek, maar in vollen zin des woords’ pour le besoin de sa cause’. Doch ditmaal zal de ontwikkeling van het radikalisme, instede van langs lijnen van geleidelijkheid uit te groeien tot den republikeinschen vorm, door de omstandigheden van buiten-uit worden beinvloed, en komt de poging van den extremen vleugel eerst tot uiting in den Paaschopstand van 1916, die na zijn mislukking de baan vrijer laten zal aan Sinn Fein, dat de partij van geweldig ingrijpen met zich zal hebben, maar zooals het hoort als ondergeschikte. Wettelijke en moreele macht zoo 't kan, geweld alleen zoo 't moet. - Het radikale driespan, geleid met vasten wil en wijs beleid in een zelfde richting, is onweerstaanbaar gebleken, en haalde zijn slag tehuis, uitgedrukt in een demokratischen vrijstaat, als zelfstandig lid vrijwillig blijvend deel maken van het Britsche Gemeenebest. Om eenigermate de wending te kunnen begrijpen die na de overwinning van Sinn Fein op 6 December 1921, de Iersche gebeurtenissen namen, wanneer het Republikeinsche paard aan 't steigeren ging, en de menners aan het twisten gingen, willen we nog in 't kort de wordinggeschiedenis van Sinn Fein, en Republiek nagaan. De leider en stichter der Zelfstandigheidsgedachte, van Sinn Fein, dat in, het Keltisch beteekent ‘Ons Zelf’ is Arthur Griffith. Zijn eerste optreden in de politiek was het uitgeven van het weekblad ‘The United Irishman’ in 1899. De leus wees reeds waar het naartoe wou. John Mitchell zou terug worden aanhoord. Het motto kwam uit zijn schriften: ‘We must have Ireland not for certain peers or nominees of peers, but Ireland for the Irish’. De politiek van het blad echter zou wel zijn van Mitchell, doch niet die politiek zooals hij ze voorstond en ze werd uitgewerkt in den opstand van 1848, maar zooals die hij had uitgedrukt in een zeer opvallenden tekst dien hij vroeger had neergepend. Een strijdplan, zei Mitchell, om de Unie teniet te doen ‘moet niet een enkel plan uitteekenen, dat dan tot het einde toe wordt vervolgd, maar drie of vier plannen volgens de verschillende opeenvolging van mogelijke en waarschijnlijke gebeurtenissen, die klaarblijkelijk elk langs hunnen kant, tot een oplossing kunnen leiden. Het | |
[pagina 778]
| |
moet, langs den eenen kant aantoonen hoe een Parlementaire kampanje, met eerlijkheid en durf doorgedreven, den staat der openbare aangelegenheden in zulkdanigen toestand kan brengen in het Parlement, dat het intrekken der Unie de eenige oplossing schijnt; een andere weg kan zijn, systematische oppositie tegen, en negeeren van de wet, oppositie die in duizend kleinigheden kan worden doorgezet, zoodanig dat het in feite de engelsche overheersching zou te niet doen, en dat dan de wet tot intrekken der Unie maar een formaliteit meer zou zijn (dit is ondertusschen mijn manier van zien, zei Mitchell); en ten derde, b.v. bij een gebeurlijken europeeschen oorlog zou een sterke nationale partij in Ierland de gelegenheid kunnen te baat nemen, om al het werk ineens te verrichten. Een volledig plan moet ook inzien hoe, en hoever, al deze operatiemethodes door mekaar kunnen worden gebruikt’. Scherp gezien inderdaad. Want zooals R.M. Henry de historicus van Sinn Fein, opmerkt, schetst Mitchell in deze enkele woorden vóór 60 jaar geschreven, de politiek van Parnell, van Griffith, en van de leiders der Paaschweek 1916. Tusschen bedelend smeeken om rechtsherstel, en gewapenden opstand, zoch Griffith een middenweg. Maar om dien te kunnen bewandelen, moest eerst de massa worden bewust gemaakt. Niet optreden zoolang de leiders geen volgelingen hadden, en die moesten door de leiders zelf nog worden gevormd, en naar hun zielsoorbeeld geboetseerd. Voorloopig bleef Thomas Davis' leuze het leidend motto ‘Educate that you may be free’ ‘zich ontwikkelen, opdat de vrijheid kome’. Arthur Griffith zelf zou die opvoeding leiden met meesterlijke hand. Met den kalmen, mathematischen geest - waarmede hij zijn Welsche afkomst gestand bleef - ontleedde hij den toestand der Ieren aan de hand van cijfers en feiten, en bewees de Ieren dat ze verslaafd waren omdat ze het wel wilden zijn. Wilt ge redding? ‘Begunstig uw eigen voortbrengselen!’ Zoo luidde zijn groote economische leidraad. Hij was immers een volgeling van den Duitscher Friedrich List, de theoretische opbouwer van het ‘Zollverein’. Het beste middel om de Engelschen uit Ierland te krijgen, is te handelen alsof zij er niet waren. Geen relaties meer met hun banken, want ze gebruiken het gedeponeerde geld niet om de Iersche nijverheid te steunen, juist het tegenovergestelde, ja zelfs gedurende den Boe- | |
[pagina 779]
| |
renoorlog, leende de ‘Bank of Ireland’ zonder interest groote sommen Iersch geld aan de Engelsche Regeering. - Geeft beslissingen meer gevraagd aan de Engelsche tribunalen, onderwerp uw geschillen aan Iersche scheidsgerechten wier uitspraak, volgens de gangbare wet, bindend is tusschen partijen. Zend geen parlementsleden meer naar Westminster om te gaan spreken en spreken en niets te bekomen, maar gebruik liever dat geld, dat ge nu uitgeeft om die Partij te steunen, om Iersche konsuls in den vreemde aan te stellen. Hoever hij dat negeeren doordreef, blijkt wel uit volgende anekdote. Op een laten avond dat zijn vriend J. Stephens hem een eindwegs naar huis begeleidde, werden ze door nachtelijke leegloopers aangerand. Arthur Griffith gaf den aanvaller een flinken vuistslag te verteren, naar al de regels der kunst toegediend; in een weerlicht waren nieuwsgierigen, en policeman ter plaatse. De laatste met kennersoog zag wat er gaande was, en zei, den klant op den grond aanwijzende, tot Griffith: Verlangt U dan dezen kerel aan te klagen, Mijnheer?’ M. Griffith was wezenlijk totaal verwonderd, dat men hem vragen dorst iemand over te leveren, aan een vertegenwoordiger van de macht, die hij politiekerwijze als tegen alle recht in Ierland gevestigd achtte. - ‘Bijlange, niet’ was dan ook zijn antwoord aan den vertegenwoordiger der openbare macht, en hij ging kalm redeneerend voort met zijn vriend, het gesprek hervattend waar hij het gelaten had. Al zijn theorieën konden vrijwel utopisch en onmogelijk blijken aan de massa der lezers; daarom begon hij ook met hen diets te maken, dat niet hij de uitvinder was van die theorie, maar dat anderen dit middel reeds hadden gebruikt met goed gevolg, namelijk de Hongaren onder Déak. Mogelijk ligt daarin de reden, waarom hij aan Déak het uitvinden dier strijdwijze toeschrijft, wanneer toch Mitchel reeds vroeger in Ierland zelve die had gesuggereerd. Niemand immers is profeet in zijn land. In de ‘United Irishman’’ gaf hij dan, in 1904, een serie artikelen over de ‘Resurrection of Hungary’, en toonde aan hoe hier een parallel met Ierland was te maken. Want, juist zooals Déak altijd maar door terug kwam op de Constitutie, die in 1848 voor Hongarije was gewonnen, toonde Griffith aan, moesten de Ieren altijd maar blijven wijzen op het bestaan van de vrije Constitutie van 1782, door Grattan bekomen. De Uniewet was na- | |
[pagina 780]
| |
dien gestemd, doch was afgezien van de manier zelve waarop de stemming was teweeggebracht, ongrondwettelijk in haar wezen zelve. Op dit punt hield ‘Sinn Fein’ er een strenge conservatieve opvatting van de eens gestemde en aangenomen grondwet op na, die enkel door eene nieuwe Constituante had kunnen worden gewijzigd. Feitelijk was de ontbinding, of overlevering van het Iersch Parlement geschied door een gewoon wetgevend lichaam, dat daartoe van de kiezers geen opdracht, noch volmacht had gekregen, en hadden Pitt en Castlereagh, geen verkiezingen aangedurfd, want dan ware de Uniewet nooit gestemd geraakt. O'Connell, en Parnell - van Redmond spreken we niet - en hun volgelingen hebben dus altijd den grond van de zaak niet begrepen, en de kwestie zelve verkeerd gesteld. Er kon geen kwestie zijn van in te trekken wat feitelijk van geenerwaarde was, zei Griffith, tegen O'Connell's stelling, en tegen Parnell: ‘Geen nieuwe Home Rule’ moet u vragen. Enkel herstel van de geschonden Constitutie. Deze voorzag een zelfstandig Iersch Parlement, met een Ierschen Koning, die dezelfde mocht zijn als de Engelsche, maar natuurlijk omdat de Ieren het wel zoo wilden, en niet omdat hij, als Koning van Engeland, eenige aanspraak op de Iersche kroon zou kunnen maken. En om dit te bekomen, zei Griffith, handelen alsof het zoo was. - De Hongaren wonnen hun pleit op die manier. ‘Een Parlement te Budapest, of geen Parlement’ herhaalde Déak tegen alle predikers van Compromissie en inschikkelijkheid. Hij bleef op zijn stuk, en won zijn pleit in zes jaar tegen alle betweters in. Zoo kloeg Griffith de Redmond's aan en de Dillon's, die geen beginselpolitiek voeren wilden. En feitelijk hebben zij niets bekomen, en heeft de Sinn Fein taktiek, doorgevoerd van af 1918, in 1922 reeds het zelfstandig Parlement veroverd. Op vier jaar tijds. Merkwaardig is wel hoe de loopbaan van Déak en Griffith dikwijls evenwijdig loopen. Ook Déak had te strijden tegen een republikeinsche minderheid, door Kossuth geleid in 1848. - In 1867, wanneer Déak's politiek triomfeert, en de Dubbelmonarchie wordt opgericht, zijn de 13 republikeinen niet aanwezig bij de kroning te Pesth, juist zooals de republikeinen van de Valera niet aanwezig waren op Zaterdag 14 Januari 1922 bij het ra- | |
[pagina 781]
| |
tificeeren van het Anglo-Iersch verdrag in het Parlement van Zuid-Ierland. Men noemde zijn politiek aanvankelijk ‘de Hongaarsche Politiek’, nadien de ‘Sinn Fein’-politiek. Tegenover gewapende opstand, en republiek stond de ‘United Irishman’ afzijdig, alhoewel zijn kolommen openstonden voor medewerkers, die het een en het ander verdedigden. Doch Griffith bleef altijd de passieve weerstand verdedigen. Hij gelooft in geen revolutie, maar wel in de diepere degelijkheid der aanhoudende evolutie. Dit blad bleef verschijnen tot 1906, wanneer het werd verboden omdat het kampanje voerde tegen de vrijwilligerschap der Ieren in het engelsche leger. Stilaan had zich onderwijl sinds 1899 eene organisatie gevormd die de gedachten van Griffith huldigde, Alreeds in 1900 werd gesticht de ‘Cumann na Gaedhal’, die nochtans toen buiten alle politiek stond. In Oktober 1902 hield M. Griffith een beruchte redevoering voor de derde jaarlijksche Conventie van ‘Cumann na Gaedhal’, waarin hij zijn Hongaarsche politiek toelichtte. Alles wordt er aangeraakt: Opvoeding, nijverheid, economie, waarover hij onder ander zegt ‘Sirs, in the economy of Adam Smith, there is no place for the soul of a nation’, en waartegenover hij stelt het gezegde van List: ‘Between the individual and Humanity stands and must continue to stand, a great fact, the Nation’ - Het eerste inderdaad leidt tot nivel leerend cosmopolitisme, het tweede tot gezond opbouwend internationalisme. - Verder behandelde hij de noodzakelijkheid eener handelsvloot, Buitenlandsche Konsuls, Transiet en Vervoer, Armenzorg, Bebossching der middenvlakte, Nationale Administratie, Nationale Rechtbanken, Nationale Beurs, en Bankwezen. - De eenige politieke punten waten: onthouding van Westminster, geen vrijwilligers voor 't Engelsch leger, recruteeren van een Iersch ambtenaarskorps. Nochtans, bracht zijn propaganda toch niet den gewenschten uitslag mede. Velen bleven skeptisch, anderen, de partijgangers van ‘physical force’, van geweld en revolutie bleven afzijdig, zoo-ook de principieel republikeinen, die zich niet totaal met de juistgenoemden vereenzelvigen. Griffith zou een nieuwe poging wagen. In een serie artikelen ‘The working of the Policy’, | |
[pagina 782]
| |
‘Hoe. mijne politiek werken moet’, trachtte Griffith klaar te bewijzen hoe eigenlijk zijn methode moest worden uitgewerkt. Doch daartoe was iets meer noodig dan de platonische ‘Cumann na Gaedhael,’ of de '98 Clubs. Denieuwe organisatie werd ingehuldigd in een meeting te Dublin op 28 November 1905. De ‘National Council’. onder voorzitterschap van M. Edward Martyn, bepaalde de nieuwe leer die nu definitief als ‘Sinn Fein’ werd gedoopt, als volgt: ‘Nationale zelf-ontwikkeling door de herkenning van de rechten en de plichten van burgerschap door de enkelingen, en door den steun en hulp verleend aan al de bewegingen die in Ierland zelf hun ontstaan vinden, die de nationale traditie trouw aankleven, en die niet buiten Ierland gaan zoeken om hun doel te bereiken.’ Eenigen tijd nadien werd een openbare vergadering gehouden in de Rotunda, die de volgende resolutie stemde: ‘Dat het volk van Ierland een vrij volk is, en dat geen enkele wet zonder zijne volmacht en toestemming gemaakt, voor het geweten ooit bindend is, of kan zijn. Dat de (officieel bestaande) Algemeene Raad der Gouwraden, een eerste kern vormt van nationaal gezag, en dat we dien Raad aanzetten om zijn veld van bespreking en actie uit te breiden; om onder zijn gebied te nemen elke kwestie van nationaal belang, en leidende verklaringen te geven om de natie in haar doen en laten voor te lichten’. Opvallend is het hoe na de gouwverkiezingen in 1919, de Sinn feiners weer deze gedachten zullen opvatten, en daardoor de feitelijke bestuurders en regeerders worden van een groot gedeelte van Ierland, in vollen guerilla-oorlog. Het eerste is specifieke Sinn-fein politiek, het tweede niet. Op dezelfde vergadering bepleitte M. Griffith de stichting van een Raad van 300 die in Dublin zetelen zou, en een de facto Iersch Parlement vormen, waarin ook zetelen zouden al de Parlementsleden die weigeren zouden naar Westminster te gaan. De raadgevingen van dezen Raad zouden moeten bindend worden gemaakt voor de Gouwraden, en de Raden der Armenvoogden, die den plicht hadden deze wenken ten uitvoer te brengen, voor zoover hunne macht hun dit toelaat. Dus de bestaande engelsche inrichtingen voor zoo- | |
[pagina 783]
| |
ver de wet het toeliet, gebruiken, en verder, door den ruggesteun van een zelfbewust volk, zelf opbouwen. Ook dit werd door de Sinn feiners verwezenlijkt, in de ‘Dail Eireann’, die van af Januari 1919 voor de meeste Ieren als het in weerwil van de wet bestaande nationaal Parlement werd herkend, en wiens beslissingen vrijwillig werden nageleefd. Met deze meeting eindigt de voorbereidende periode, en wordt Sinn Fein, een politieke partij, met eigen politiek program en doel. De ‘United Irishman’ het orgaan van zijn kinderjaren hield op te bestaan, en werd in 1906 vervangen door een nieuw weekblad ‘Sinn Fein’. Van 1906 tot 1908, steeg gedurig het prestige van Sinn Fein. Republikeinsche clubjes versmolten met de afdeelingen van de ‘National Council’. In Dublin behaalde men zelfs enkele gemeenteraadzetels. In 1906 immers hadden de liberalen getracht ‘Devolutie’ - in plaats van Home Rule - aan te bieden. Een officieel handboek ‘Leabhar na hEireann’ - Het Iersch Jaarboek werd regelmatig voor het eerst uitgegeven. In 1908 dierf men zelfs een parlementairen wedstrijd aan. Doch de kandidaat mislukte deerlijk. Een weekblad, dat buiten Dublin bijna niet gelezen werd, kon met de hulp van enkele brochuurtjes, toch in geen twee jaar tijd een nieuwe politiek met sukses doen ingang vinden, bij een, als altijd, voor nieuwigheden skeptische boerenmassa. Men dacht hierin te verhelpen, door de propaganda grootscheepscher aan te vatten, en ‘Sinn Fein als dagblad uit te geven’. Het mocht niet baten; ten andere van den beginne af zat het dagblad in groote financieele moeilijkheden, want de kapitaal-krachtige burgerij wou niet mee, hield zich afzijdig van die utopistische droomers, die een politiek voorstonden tegen alle traditie in; daarbij die jonge politiekers dierven openlijk hun gedacht zeggen over oud-gewaardeerde leiders, en zelfs over de geestelijkheid en de bisschoppen, wanneer zij eene politieke opinie hadden uitgesproken in tegenspraak met die der nieuwe generatie. Het ging ‘Sinn Fein’ niet voor den wind, in 1910 nam het zelfs geen deel aan de algemeene verkiezingen, beweerde zelfs geen partij meer te zijn, enkel een organisatie om nieuw leven, en nieuwe opvattingen onder de Ieren te brengen, tot den tijd komen zou dat de politiek van de ‘National Council’, de ‘Ard Comhairle’ zou | |
[pagina 784]
| |
kunnen worden verwezenlijkt. Verklaarde Lloyd George onlangs dat een zijner groote eigenschappen was dat ‘he had the patience of an oyster’, dat hij weet te wachten tot de tijden rijp zijn, Arthur Griffith weet stellig ook wat dit beduiden wil. Van 1910 tot 1913 was de Sinn-Fein beweging zoo goed als dood. De Ieren volgden meet den strijd voor Home Rule in Westminster, ofwel de inwendige twisten tusschen de Redmondieten, en de ‘All for Ireland’-league van William O'Brien. De Konstitutie die Ierland zou gaan krijgen in 1914 was van meer belang dan die oude vergeten Konstitutie van 1782, waar Griffith weer mee vpor den dag was gekomen. Hij bleef toch ongehinderd zijn gedachten verdedigen in ‘Sinn Fein’, dat terug weekblad was geworden, tot een maand of twee na het uitbreken van den oorlog, toen zijn blad door de censuur was geschorst, omdat hij geschreven had tegen het dienst nemen in het Engelsch leger, weer een van zijn aloude gedachten. - Zoo ging ‘Sinn Fein’ stil, maar altijd voort, zijn zelfbewusten gang. Griffith kent zijn volk, en gelooft ook in zichzelf. Daarom zal hij nu de Parlementairen de kans geven, zeker voelend dat in 't ieinde toch hij gelijk zal krijgen. Daarom zal hij later, de ware opportunist, de radikalere golf die aanzwelt niet tegenstribbelen, maar zich er mede laten een heel eind weegs verder voeren - wel wetende dat ook op 't einde hij weer zal gelijk krijgen, violenta non durant. Maar eens zoover, als het gedwee parlementarisme zal zijn weggeveegd, en 't geweldig revolutionarisme zal zijn uitgeloopen, zal hij de kans waarnemen om dan zijn slag te slaan, juist dààr waar hij het hebben wou sinds lang, want zoover is alles nu gevorderd dat, zoo daar een dijk wordt gebouwd, het vrijgespoelde land, zonder vermetele ongegronde hoop kon worden behouden tegen het aanbeukend geweld van de beroofde zee, die zàl wederkeeren. Niet dat zijn blik niet verder draagt, en zijn oog op de nog hoog-op rijzende wateren, niet reeds een nieuwe grens aan het teekenen is, die een volgende berekende daad hem schenken zal; maar ieder dag zijn werk, en eerst goed bevestigen, wat reeds verworven is. - Eens zijn uur geslagen, zal hij met een niets-ontziende hardnekkigheid, door het lange wachten tot het uiterste gestaald, vasthouden aan wat hij veroverd heeft, en weet | |
[pagina 785]
| |
te kunnen bewaren; dan komt al zijn rechtlijnige beginselvastheid schitterend naarvoren, en laat hij zich niet van zijh stuk brengen door hen, wier doordrijvende kracht hij enkel heeft gebruikt, heel den tijd door, alleen om hem te brengen waar hij wel wezen wou. In enkele woorden nu, het ontstaan van de Republikeinsche gedachte, die Griffith liet versmelten met Sinn Fein van 1910 tot 1921, wanneer de ‘Vrijstaters’, en de ‘Republikeinen’ weer totaal afgescheiden zich voordoen, en jammer genoeg in broedertwist zijn gemengd. Sinds het doodloopen van het Fenianisme, bleven toch de republikeinsche overleveringen voortleven onder een klein gedeelte der leren. ‘The Irish Republican Brotherhood’ bleef als geheime bond voortbestaan. Doch de actie van de radikaalste seksie van allen, toen gekend onder den naam van de ‘Invincibles’, die met geen enkel andere organisatie in verband stonden, en onder ander die moord op Lord Cavendish, op hun geweten hadden, compromitteerde in één slag al de andere bewiegingen, van Parnell tot aan de republikeinen. Rond 1910, wanneer bleek dat ‘Sinn Fein zooals tot dan toe opgevat niet lukken kon, begonnen de leden der '98 clubs, die meer naar Wolfe Tone opzagen, een propaganda om Sinn Fein over te halen tot het aanvaarden van een republikeinsch program. Het stichten van een orgaan merkt het tot stand komen der beweging. ‘Saoirseacht na h-Eireann - Irish Freedom’ was het veertiendaagsch orgaan, onder de redactie van Seaghan Mac Diarmada, de eenige Sinn Fein leider die aan den Paaschopstand deel nemen zou, en om zijn daad voor het fusiljeerpeloton werd gebracht. Hij was dus geen vertegenwoordiger van de richting zooals die door de stichters zelf was opgevat. Tegenover Sinn Fein, bepaalden de republikeinen hun houding als volgt: ‘Onder welken naam ook, dat wij onze gedachten verspreiden, toch staat vast dat de Iersche Natie op Sinn-Fein beginselen moet worden opgebouwd, op de niet-erkenning van Britsche overheid, wet, recht of wetgeving, dat onze grondstelling en de Sinn Feinbeginselen zoo waar blijven als ze ooit waren’. Maar zij verklaarden zich beslist tegen die richting die de beweging leiden wou naar de konstitusie van '82, en het herstel van den Ierschen Koning met Lordskamer en Lagerhuis - ‘Freedom can but | |
[pagina 786]
| |
take but one shape amongst us, a Republic’ was hun geloofsbelijdenis. De nieuwe richting was het rechtstreeksche uitvloeisel van de Wolfe Tone Clubs, die al het werk uitvoerden dat ‘Irish Freedom’ aanprees. Deze clubs waren gesticht om te propageeren en overal bekend te maken de beginsels en de leering van Theobald Wolfe Tone, en de andere trouwe Ieren, die in 1798, 1803 (Emmett), 1848 (Young Ireland), 1867 (Fenians) voor de volledige onafhankelijkheid van Ierland waren gestorven; om de samenwerking te bevorderen van alle Ieren van welke gezindte of sekte, zoo ze maar voor de vrijheid van hun land werkten. De leden namen de verplichting op zich den gemeenzamen naam Ier aan te nemen in plaats van dien van Katholiek of Protestant. Op het einde van 1913 werd de vlag ingetouldigd van de Jonge Republikeinsche Partij te Belfast, waar, op een groenen grond een oranje-gouden zonsopgang was afgebeeld, met in 't wit de woorden ‘Young Republican Party - Dia agus Pobul’, ‘God en de Republiek’. Symbolischer kon het niet. Zij waren heel klein in aantal, doch om hun durf en hun geestdrift, hun beginselpolitiek en hun eendrachtwerking, kwamen twee soorten extremisten die tot hiertoe zich van àlle beweging hadden vrij gehouden tot hen over. Eerst enkele idealisten, waaronder hoog uitstraalden Padraic Pearse en Thomas Mac Donagh, twee dichters van niet-gewone begaafdheid. En ten tweede, de revolutionair-gezinden, die dit republikeinsch Sinn Fein konden aanvaarden omdat in tegenstelling met het eerste, deze een opstand als niet onmogelijk achtten, voornamelijk moest Engeland in een europeeschen oorlog worden gewikkeld. Zoo begonnen ten slotte al de extremistische partijen en groepen, al bleef elk op zijn standpunt, mekaar zoeken, en zullen ze mekaar vinden. Toch bleef Griffith voort hameren: ‘We do not care a fig for republicanism as republicanism’. We geven geen sikkepit om republicanism als republicanism. De nieuwe richting zocht ook kontakt te krijgen met de laatste radikale partij, die nog moest worden in lijn gebracht namelijk, de werkliedenpartij van James Larkin en Conolly, die sinds 1896, zelfstandig zich ontwikkelde, en zich buiten alle zuiver-Iersche politiek had gehouden, | |
[pagina 787]
| |
Zij leende haar hulp aan al de nationaal-Iersche bewegingen, maar bleef tot 1910, een zuivere vakbeweging, alhoewel de leiders, en vele der leden zeker republikeinsch voelden en dachten. In 1911, verscheen de ‘Irish Worker and People's Advocate’ Onder redactie van Larkin, die een alles behalve vriendelijke houding aannam tegenover den protectionist Griffith, die in gansch zijn economisch program geen woord over de verbetering van den toestand der Iersche werklieden had geschreven, en die ten andere beslist tegen het stakingsrecht was gekant. Voornamelijk door het toedoen van den republikein en democraat Pearse werd de toenadering bewerkt, en een voldongen feit in 1916. Daarom moeten Sinn Feiners, Republikeinen en Labour-partij altijd in één adem worden genoemd, in den suksesvollen striid die ze Samen voerden van 1916 tot 1921. Ik meen niet verder thans te moeten uitweiden over het verder verloop der omstandigheden die de geleidelijke ontwikkeling der gedachten niet enkel kwamen stuiten, maar den strijd opeens op een ander terrein brengen. De Carsonieten in Ulster brachten in 1912 ineens de wapens terug in de Iersche politiek: ‘Ulster would fight, and Ulster would be right’. - De radikjale elementen antwoorden in den Herfst van 1913 met de:‘Irish Volunteers’ waarin alle de extremisten mekaar terug vonden, samen met de officieele nationalisten die noodgedwongen bijtreden moesten. De parlementaire lijdensweg van het Asquith-Redmond Home Rule wetsvoorstel, dat zelf wanneer het eindelijk was gestemd in 1914, door de Regeering niet kan, of wil worden uitgevoerd, zonder dat aan Ulster wordt toegelaten om af te scheiden, al is het dan voorloopig; de houding van Redmond die gereed stond om zoo'n amendement in overweging te nemen, de weigering van het leger om Ulster te dwingen de wet te eerbiedigen, de samenkomst van Iersche en Engelsche leiders in Juli 1914 op Buckingham Palace, door den Koning zelf bijeengeroepen, wordt door de Iersche publieke opinie met stijgende verontwaardiging gevolgd. De oorlog versnelde het tempo der gedachtenomwenteling. De Loyale Parlementairen komen al vroeg ontgoocheld uit den verzoeningsroes, en zien zich door de | |
[pagina 788]
| |
Engelschen zelf tegengewerkt, om wier verwachte gunst en bekeering zij hun nationale belangen en beginselen hadden prijsgegeven. 1915 wordt een keerpunt in de partijgeschiedenis. - Het zag de verschillende elementen die geen vrede nemen konden met Redmond's partijleiding mekaar zoeken en mekaar vinden op het dubbel program: de rekruteerkampanje tegenwerken, met woord en schrift, en het verstevendigen, en uitbreiden in getalsterkte der ‘Irish Volunteers’. Het defileeren der Volunteers door de Dublijnsche straten was iets zeer gewoons geworden, en de straatbengels zongen waar de engelsche officieren het hooren konden op het Tipperary-deuntje: ‘It's a wrong, wrong thing to fight for England. It's a wrong thing to do’. Deze derde periode van ‘Sinn Fein’ zag ook Griffith, altijd dezelfde onverbiddelijke doordrijver met een nieuw orgaan voor den dag komen. Het heet thans ‘Nationality’, en begon stilaan de uitdrukking te worden van een zeer bepaalde mentaliteit en houding onder de Ieren. Het werd om de week, meer en meer, de uiting van een groeiende nieuwe nationale gedachte. Toch bleef hij op zijn punt: Passief verzet. - De Republiek, en de Volunteers genoten zijn sympathie. Hij gaf hun de kans. Zij waagden de kans, en deden een heldhaftige doch hopelooze poging in 1916. Zij mislukten in hun opzet, de republiek werd uitgeroepen, en bestond een week. Doch de engelsche weerwraak herstelde de nederlaag door de martelaarskroon aan de republikeinsche leiders te bezorgen. De gevangzetting van Griffith, en van al wie ooit met Sinn Fein, of Volunteers was in aanraking geweest, brachten bij het volk al wat radikaal was in aanmerking, en weldra in aanzien; zoodoende was in den volksmond en in de bladen, Volunteer, en Sinn Fein, en Republiek, synoniem geworden, en sprak men doorgaans van de Sinn Fein Volunteers en de Sinn Fein Republic. Wat het volk instinktmatig voelde, werd weldra werkelijkheid, en de nieuwe samenwerking tusschen al de radikale leiders werd een voldongen feit in 1917 en '18. Met de verkiezingen van 1919 kregen deze leiders om hun eensluidend program te verwezenlijken de Iersche goedkeuring.. Voor de buitenwereld bestond er slechts een richting de Sinn-Fein republikeinsche, met het ‘Dail Eireann’ | |
[pagina 789]
| |
als wetgevend lichaam, en het Iersch Republikeinsch leger (I.R.A.) als weermacht, en ruggesteun. Toch bleef in de leidende kringen het onderscheid steeds voortleven tusschen de verschillende richtingen. De eenheid was gesymboliseerd in de Valera, in wiens handen de leiders der twee nationale partijen hun macht hadden neergelegd. Griffith was ondervoorzitter geworden van Sinn Fein, en Cathal Brugha, had afgezien van zijn leiderschap van de Iersche vrijwilligers, beiden ten voordeele van E. de Valera, die op die manier de eene menner werd van het radikale driespan, want bleef Labour buiten de nationale beginselkwestie, het stormde altijd door. De verhoudingen in het Sinn Fein ministerie werden voor het eerst duidelijk bij het optreden der twee vredesdelegaties in de tweede helft van 1921. De eerste de Valera-Austin Stack afvaardiging, onverzoenbaar op het onafhankelijkheidsprinciep, militair-mathematisch in hun manier van onderhandelen. De tweede door Griffith-Collins geleid, tuk op zelfstandigheid. Doch, eens die voorwaarde vervuld, zal Griffith het beslissende: ‘In that case, we'll sign, sir’ spreken, en wetende dat hij het zelfstandig Ierland heeft verkregen, kan hem Vrijstaat of Republiek, den vorm niet schelen, het wezenlijke heeft hij, en zal het voor niemand meer los laten, vast overtuigd dat wat hij wist te bedingen voor later komenden een uitstekende plank zijn zal om verder te springen. Heel zijn politieke loopbaan liep langs één rechte lijn: het King, Lords en Commons van de Konstitutie van '82. Hij heeft het nog verbeterd, maar de aanwezigheid van den koning in de kombinatie laat hem koud, en wordt geen genoegzame reden om de vredesmogelijkheid ongebruikt te laten voorbijgaan zooals het de Valera en de republikeinen, met echt-Iersche metaphysische vierkantigheid voorstonden, en voorstaan blijven. De Sinn Fein organisatie staat nog in het teeken der samenwerkende periode. Geen van beider richtingen is er meester van. Daarnevens, hebben deze twee richtingen hun orgaan en hun partij-inrichtingen moeten in 't leven roepen. De republikeinen hebben hun hoofdkwartier in Suffolkstreet, te Dublin, publiceeren ‘Poblacht na Eireann’, ‘de Iersche Republiek’ onder leiding van Liam Melowes., en blijven kritizeren. De Vrijstaters, met hun partij-orgaan en hunne organisatie in Merrion | |
[pagina 790]
| |
Square, worden de opbouwers der jonge Natie, gaan iederen dag een stap verder naar de tweede taak die Griffith zich altijd heeft gesteld: de eenmaking van Ierland. Zullen de republikeinen nu even grootmoedig zijn als Griffith, en hem de kans gunnen; ofwel met echt-Iersche vitterij den strijd om den strijd blijven voortzetten. Alle vrienden van het ongelukkig Ierland hopen dat het met zijn Keltische vereering van den wapenhandel, niet tot een overdreven schatting zal overslaan ter bestendige waarde van buskruit en staal bij het grondleggen eener vrije natie. Wie het zwaard gebruikt, zal er ook eens door vergaan. Wie zijn doel voorbijschiet, is verder van de waarheid, dan wie halfweg is gevorderd, want die heeft steeds het wit nog in 't zicht.
6 April 1922. Jos. VERMEULEN. |
|