dat haar man haar wenschte te zien, en hij voor 't oogenblik de reis zelf niet kon ondernemen.
‘Voor 't oogenblik!’ wat een lastige leugen!
Dan wanneer de kwaal zijn hart scheen te willen aangrijpen, en hij voor een oogenblik bewusteloos had gelegen, hadden we een dringend snelbericht gestuurd, en we wachtten nu met ongeduld, en hoopten dat ze toch op tijd zou komen, want Willem zou niet lang meer leven, we wisten het maar al te goed!
En de vier dagen, die ze minstens noodig had om papieren te krijgen en de reis af te leggen waren verstreken!
Den avond van den vijfden dag, toen we zwijgend stonden te kijken naar het westelijk geweld der zonnetragedie, 't vaag verkleuren van de grijsblauwe zee eri het mysterieuse groeien van de grauwbruine rotsen in de dalende schaduwen die in dit teergetinte schemeruur uit het kronende dennenloof gleden, is ze den heuvel opgeklommen met haar twee meisjes aan de hand.
Wij brachten haar met voorzichtige woorden en half uitgesproken gezegden op de hoogte van den droeven toestand.
Maar ze zei dat ze begreep. Ze weende niet; doch er lag iets hards en wrokkigs in haar oogen: anders zouden ‘ze’ geen telegram zenden, dacht ze!
We voelden als een beschamende pijn om iets waarvan we ten onrechte beschuldigd werden en dat we van ons niet vermochten af te schudden.
Mijn vriend, de jonge priester met zijn groote geestdriftige ziel, zijn teeder hart en den hoogen ernst van plichtbewustheid op zijn frisch gelaat, leidde haar bij haar man, haar ongelukkigen man!