Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1920
(1920)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 3]
| |
[1920/7] | |
Een Engelsch volkslied op den slag der gulden sporenIn ‘A Glance at the Soul of the Low Countries’, staat blz. 29 een kleine belofte geboekt, waarvan ik me toch eindelijk kwijten moet. Het geldt ‘the Song on the Flemish Insurrection’. Het lied komt voor in den schaars verspreiden en hier te lande volslagen onbekenden bundel ‘Political Songs of England, from the reign of John to that of Edward II, edited and translated bij Thom. Wright, of Trinity College, Cambridge’Ga naar voetnoot(1) - Verder werd het overgenomen o.a. in Ritson's ‘Ancient Songs’ en in Böddeker's ‘Altenglische Dichtungen. Wright legde de hand op het voor ons zoo merkwaardig gedenkstuk in | |
[pagina 4]
| |
het British Museum. Daar berust het onder de handschriften, als M.S. Harl. no 2253 fol. 73 vo of the Reign of Edward II. Dit handschrift dagteekent van de 14e eeuw, en is afkomstig uit de abdij Leominster, Herefordshire. De taal is Zuid-Engelsch; de versvorm werd bestudeerd door Schipper in zijn ‘Englische Metrik’.Ga naar voetnoot(1) 't Is duidelijk dat het lied óf in dezen zijn gevestigden vorm óf in een meer voorloopigen ontstaan is onmiddellijk na de gebeurtenissen daarin bezongen; althans heel zeker vóor Zierikzee (1304) - want van dezen slag wordt niets vermeld; en van toen af trouwens ging 't getij aan 't keeren. Ondanks telkens weer herhaalde Vlaamsche voordeelen, en ondanks de hulp der Engelschen, die een beetje te laat en een beetje dunnetjes kwam, begon de Groeninger wapenglans stilaan te tanen. Deze Song is des te merkwaardiger daar hij de eenige lyrische uiting is, door de toenmalige literatuur over de vermaarde Vlaamsche zegepraal opgeteekend. In onze eigen taal hebben we uit dien tijd niets anders dan de Excellente Chronike en 't verhaal van Lod. van Velthem, in zijn ‘Spieghel Historiael’. Aantrekkelijk voor de schare was dit Engelsch gedicht, echt een vertolking van de vreugde in den Engelschen handelsgeest gewekt door de Vlaamsche overwinning, die het land van Yper en Gent moest vrijwaren voor Fransche overheersching en moest openhouden voor Engelschen invloed. Deze was in de jongste jaren snel verhoogd, vooral sinds 1299 en 1300 Koning Edward I in Vlaanderen verblijf hield en ook Brabant bezocht, waar zijn dochter Margaretha hertoginne was. | |
[pagina 5]
| |
Na den grooten slag van 11 Juli 1302 zonden de Vlamingen dan ook bericht naar den Engelschen Koning: Ten Coninc van Inglant was gesetenGa naar voetnoot(1)
Dat tie Fransoyse waren gesceten.Ga naar voetnoot(2)
Den bode heeft hi wel ontfaen;
Ende dede daer gebieden saen:
Dat men die Vlaminc deliberere
Al Ingelant dore van alre dereGa naar voetnoot(3)
Aan deze Vlaamsche boodschap zal, meer dan waarschijnlijk, het Engelsch gedicht zijn ontstaan te danken hebben.
Al de gebeurtenissen in den ‘Song’ vermeld zijn historisch: Van den eersten onraad in Brugge tot de gevangenzetting van 's Graven zone Robrecht, te Parijs; met daartusschen-in toespelingen als die op den Anti-Paus door Philips den Schoone opgezet in zijn verbolgenheid over Bonifacius' befaamde bulle ‘Unam Sanctam’.
Nog in een ander opzicht is de inhoud merkwaardig; dit lyrische brok geschiedenis brengt ons immers ook een teekenend geval van volkerenpsychologie: Hoe gruwelijker de vijand wordt toegetakeld, des te blijder natuurlijk het lied en het leed vermaak. En toch, onze Vlamingen, die hun kerelsliederen dichtten en daarmee bewezen wat ze in het volkslied vermochten, voelden zich door hun weergalooze zegepraal niet zoo bijzonder bezield, wijl de Engelschen, die tegenover 't ge- | |
[pagina 6]
| |
beurde veel nuchterder stonden, den jubeltoon aansloegen bij monde van een begenadigd volkspoëet, die dan ook in zake ruwheid van zeden hartelijk meevoelde met zijn volk en zijn tijd. Hebben we hier voor onze respectievelijke geschiedenis een oorkonde van belang, naar den vorm is het stuk zoo merkwaardig dat zijn literaire beteekenis, in 't oog gehouden wat het volkslied in Engeland zoowel als elders in Germaansch Europa toen leverde, moeilijk te hoog kan worden aangeslagen. De boven aangemerkte grofheid van zeden wordt hier als 't ware omdoezeld door literaire bedrevenheid. Wat een gezonde speling van volkshumor, wat een springlevend rhythme, wat een rijmenweelde, en wat een inslaande zetten! Wat een behendigheid ook om in ieder van die lange strophen tweemaal zoo'n sympathischen greep te doen, voor den oogenblikkelijken indruk zoowel als voor 't bestendigend geheugen, met dat kortere vers, waarbij dan de zanger, die voorzeker zijn speelman bijhad of meteen zelf de vedel hanteerde, de telkens weer joviaal terugkeerende strijkage niet mocht vergeten.
***
In de vertaling werd gepoogd zoo trouw als 't kon het Engelsch naar inhoud en vorm tot zijn recht te doen komen. Een paar verklarende nota's zullen wellicht voor velen niet overbodig wezen, en gaan dan ook hier voorop: Strophe 8: ‘Par la goule Dei’ beteekent letterlijk: door den strot van God, of liever nog: Door den muil Gods. Zie Godefroid, in Vo gole. Strophe 9: ‘Nus ne lerum en vie chanoun ne moyne’ = ‘We zullen noch deken noch monnik in 't leven laten’. - Sesoyne: zal wel een verbastering wezen voor Suziane: | |
[pagina 7]
| |
dat gedeelte van Perzië dat als provincie van keizer Alexanders Rijk aldus werd geheeten naar Suza, de hoofdstad. - De slotverzen willen duidelijk een voorspelling zijn. Ze beduiden: Frankrijk moet in het Vlaamsch geval niet op Engeland rekenen. Wel integendeel: het lied waarschuwt dat Frankrijk in den eerstvolgenden Engelschen koning een sterken vijand zal vinden. Dat kwam niet uit: Edward II (1307-1327) huwde met Isabella van Frankrijk, en was te zwak om tegenover het buitenland op te treden. Maar Edward III (1327-1377) ontketende in 1337 tegen 't land van zijn moeder den Honderdjarigen oorlog. | |
[pagina 8]
| |
[Origineel]1.[regelnummer]
Lustreth, lordinges, bothe yonge ant olde,
Of the Freynshe-men that were so proude ant bolde,
Hou the Flemysshe-mert bohten hem ant solde
upon a Wednesday.
Betere hem were at home in huere londe,
Then for te seche Flemmysshe by the see stronde,
Wharethourh moni Frenshe wyf wryngeth hire honde
ant singeth weylaway!
2.[regelnummer]
The kyng of Fraunce made statuz newe
In the lond of Flaundres, among false ant trewe,
That the commun of Bruges ful score con a rewe
ant seiden amonges hem;
‘Gedere we us togedere hardilyche at ene,
Take we the bailifs by tuenty ant by tene,
Clappe we of the hevedes an oven o the grene,
ant caste ne y the fen.’
3.[regelnummer]
The webbes ant the fullaris assembleden hem alle,
Ant makeden huere consail in huere commune halle,
Token Peter Conyng huere kyng to calle,
ant beo huere cheventeyn.
Hue nomen huere rouncyns out of the stalle,
Ant closeden the toun withinne the walle;
Sixti baylies ant ten hue maden a-doun falle
ant moni another sweyn.
4.[regelnummer]
Tho wolde the baylies, that were come from Fraunce,
Dryve the Flemishe that made the destaunce
Hue turnden hem ayeynes with suerd ant with launce,
stronge men ant lyht.
| |
[pagina 9]
| |
[Vertaling]1.[regelnummer]
Luistert, heerschappen, jonge zoowel als oude,
't Is over de Franschen, de stoute en de boude,
En over de Vlamingen dat ik u wil onderhouden.
't Is gebeurd een Woensdag.
Beter was 't den Franzosen te huis in hun landen
Dan op hun wandeling langs de Vlaamsche stranden.
Nu zitten hun vrouwen te wringen haar handen
En te zuchten wee en ach.
2.[regelnummer]
De Koning van Frankrijk verscherpte zijn wetten;
Geen Vlaamsche trouw kon zijn Fransche sluwheid beletten.
Maar dat begon te Brugge kwâ bloed te zetten,
En daar ging het parool:
‘Laat ons allen eendrachtig sterkte krijgen;
We zullen de baljuws bij dozijnen leeren zwijgen,
Hun hoofden op stadsplein aan de pieken rijgen,
En ze smijten in de riool.’
3.[regelnummer]
De wevers en de volders vergaderden allen,
Ze sloegen raad in hun kameraadschappelijke halle,
Ze kozen Pieter de Coninck, tot ieders gevalle,
Om hun leidsman te zijn.
Ze namen hun paarden uit de stallen,
Ze sloten de stad af binnen de wallen;
Tachtig baljuwen kwamen te vallen
Op 't wraakfestijn.
4.[regelnummer]
Maar de Fransche baljuwen, die tegenhaaiden,
Joegen achter de Vlamingen die oproer zaaiden.
Doch de kerels flink met de zwaarden maaiden
Ook zonder riddervaan.
| |
[pagina 10]
| |
[Origineel]Y telle ou for sothe, for al huere bobaunce,
Ne for the avowerie of the kyng of Fraunce,
Tuenti score ant fyve haden ther meschaunce
by day ant eke by nyht.
5.[regelnummer]
Sire Jakes de Seint Paul y herde hou hit was;
Sixtene hundred of horsmen asemblede o the grass,
He wende toward Bruges pas pur pas,
with swithe gret mounde.
The Flemmyshe y- herden telle the cas;
A-gynneth to clynken huere basyns of bras,
Ant al them to-dryven ase ston doth the glas
ant fellen hem to grounde.
6.[regelnummer]
Sixtene hundred of horsmen hede ther here fyn
Une leyyen y the stretes y-styked ase swyn;
Ther hue loren huere stedes, ant mony rouncyn,
thouch huere oune prude.
Sire Jakes ascapede by a coynte gyn
Out at one posterne ther me solde wyn,
Out of the fyhte horn to ys yn,
in wel muchede drede.
7.[regelnummer]
To the kyng of Fraunce y-herde this, anon
Assemblede he is dousse pers everuchon,
The proude Earl of Artoys ant other mony on,
to come to Paris.
The barouns of Fraunce thider conne gon
Into the paleis that paved is with ston,
To jugge the Flemisshe to bernen ant to slon,
thourh the flour-de-lis.
| |
[pagina 11]
| |
[Vertaling]Ik zeg u voorwaar, met al dat pralen,
En al dat van hun machtigen Koning talen,
Mochten vier honderd Franschen hun ziel binnenhalen,
Dien dag, bij zon en maan.
5.[regelnummer]
Sieur Jacques de St. Poll hoorde 't vertellen...
Zestien honderd ruiters zou hij bestellen,
En inderhaast naar Brugge snellen
met zijn talrijk heer.
Maar bij de Vlamingen begon 't geval te lekken;
Aan 't klinken sloeg 't bronzen onraadsbekken:
't Was de oproep om de vijanden te nekken
Steendood ter neer...
6.[regelnummer]
Zestien honderd ruiters, eedlen en fijnen,
Lagen in de straten gekeeld gelijk zwijnen;
Bij hun rossen zei de Vlaming: ge zijt de mijne.
Zoo viel de trots...
Sieur Jacques ontsnapte door looze treken
Langs de achterdeur van een wijnkroegkeuken;
En hij is in één adem naar zijn Frankrijk ontweken
Den Vlaamschen knods.
7.[regelnummer]
Toen de Fransche Koning dit alles hoorde
Sprak hij tot zijn twaalf pairs de schoonste woorden.
De eedle graaf van Artois zond om zijn consoorten.
‘Naar Parijs’ klonk 't devies.
De baroenen van Frankrijk kwamen er henen,
Naar 't paleis zoo rijk geplaveid met steenen,
Om te beramen hoe men de leeuwen zou kleenen
Door de fleur-de-lis.
| |
[pagina 12]
| |
[Origineel]8.[regelnummer]
Thenne seide the kyng Philip, ‘Lustreth nou to me,
Myn earles and my barouns gentil and fre,
Goth, faccheth me the traytours y-bounde to me kne
hastifliche ant blyve.
Tho suor the Earl of Seint Poul: ‘Par la goule Dei,
Te shule facche the rybaus where thi wille be,
Ant drawen hem wilde hors out of the countie
by thousendes five.’
9.[regelnummer]
‘Sire Rauf Devel, sayth the Earl of Boloyne,
Nus ne lerrum en vie chanoun ne moyne,
Wende we forth anon ritht withoute eny assoygne
ne no lyves man.
We shule flo the Conyng ant make roste is loyne;
The word shal springen of him into Coloyne,
So hit shal to Acres ant into Sesoyne,
ant maken him ful wan.’
10.[regelnummer]
Sevene earles ant fourti barouns y-tolde,
Fiftene hundred knyhtes proude and swythe bolde,
Sixti thousent swyers amonge yunge ant olde,
Flemmishe to take.
The Flemmishe hardeliche hem come to yeynes;
This proude Freinsshe eorles, huere knyhtes and huere sweynes
A-quelleden ant slowen by hulles ant by pleynes
al for huere kynges sake.
11.[regelnummer]
This Frenshe come to Flaundres so liht so the hare;
Er hit were mydnyght hit fel hem to care;
Hue were loht by the net so bryd is in snare,
with rouncin and with stede.
| |
[pagina 13]
| |
[Vertaling]8.[regelnummer]
Koning Philips redevoerde... 't Begon hem te duistren...
Mijn ridders, mijn baroenen, wilt naar mij luistren;
Gaat, haalt mij de verraders, gebonden in kluistren;
Haastig aan't werk.
Toen zwoer par la goule Dei de Graaf van St. Polen:
We zullen ze krijgen, de rabauwen, waar ze ook dolen,
En ze trekken met wilde paarden uit hun holen
Vijf duizend sterk.
9.[regelnummer]
Sieur Rauf Devel, sprak de ridder van Boonen,
Nus ne lerrum en vie chanoun ne moyne,
Laat ons dadelijk beginnen, zonder verschoonen,
Geen man blijft gespaard.
Wij zullen de Coninck tot asch laten smeulen;
De mare zal vliegen tot ver boven Keulen,
Tot Acres en tot de streek van Seseulen,
Een roem zijner waard.
10.[regelnummer]
Zeven graven en, goed geteld, veertig baroenen,
Vijftien honderd ridders met hooge blazoenen,
Zestig duizend man, oude en jonge koenen,
Moesten Vlaanderen slaan.
De Vlamingen kwamen ze welgezind tegen,
Al die Fransche graven en ridders gedegen,
Die langs heuvlen en weiden hun legerplaats kregen
Onder 's konings vaan.
11.[regelnummer]
Zoo liepen de Franschen naar Vlaandren als hazen...
't Werd middernacht toen ze merkten, de dwazen,
Hoe ze waren geraakt in de Vlaamsche mazen
Met man en ros.
| |
[pagina 14]
| |
[Origineel]The Flemmishe hem dabbeth o the het bare;
Hue nolden take for huem ramsoun ne ware;
Hue doddeth of huere hevedes, fare so hit fare,
ant thoreto haveth hue nede.
12.[regelnummer]
Thenne seith the Earl of Artois ‘Y yelde me to the,
Peter Conyng by thi nome, yel thou art hende and free,
That y ne have no shame ne no vylté
that y ne be noud ded.’
Thenne swor a bocher ‘By my leauté!
Shalt thou ner more the kyng of Fraunce se,
Ne in the toun of Bruges in prisone be,
thou woldest spene bred.’
13.[regelnummer]
Ther hy were knulled y the put-falle,
This eorles ant barouns ant huere knyhtes alle,
Huere ledies huem mowe abide in boure ant in halle
welle longe.
For hem mot huere kyng other knyhtes alle
Other stedes taken out of huere stalle.
Ther hi habbeth dronke bittrere then the galle,
upon the drue londe.
14.[regelnummer]
When the kyng of Fraunce y- herde this tydynge,
He smot doun is heved, is honden gon he wrynge,
Thourhout al Fraunce the word bygon to springe;
wo wes huem tho!
Muche wes the sorewe ant the wepinge
That wes in al Fraunce among olde ant y ynge:
The meste part of the lond bygon for te synge
‘alas! and weylaiwo!’
| |
[pagina 15]
| |
[Vertaling]De Vlamingen stropten dicht nu de netten;
En ze groeten telkens, bij 't hoofdenpletten,
Met hun zwaren knods.
12.[regelnummer]
Toen smeekte de Graaf van Artois: Ach, doe me niet sneven,
Gij die heet Pieter de Coninck, ik zal u geven
Al wat ge wilt, maar laat me toch leven,
Sla me niet dood!
Toen zwoer daar een slachter: Wees niet bange,
Niet lang zult ge naar uw Franschen koning verlangen,
En evenmin houden we u in Brugge gevangen,
Want dat kost brood!
13.[regelnummer]
Daar werden ze allemaal in den dieperik gelaten,
Die graven en baroenen en ridders verwaten...
Hun vrouwen zaten te schreien, zoo lang verlaten
in haar eenzaam nest.
In hun plaats hoeft nu de koning andere vazallen
En andere paarden uit andere stallen.
Wat heeft Sire gedronken bittere galle
Uit het droog Vlaamsch gewest!
14.[regelnummer]
Toen den Franschen Koning zijn oogen opengingen
Zakte zijn hoofd, en hij zat zijn handen te wringen.
Over heel Frankrijk ging een rouwmare zingen:
Wee dien Vlaamschen dag!
Jammerlijke droefheid ging aan het klagen
Heinde en verre, onder jongen en ouden van dagen;
Waar men ook wijlde, men hoorde gewagen
Van wee en van wach!
| |
[pagina 16]
| |
[Origineel]15.[regelnummer]
Awey, thou yunge pope! whet shal the to rede?
Thou hast lore thin cardinals at thi meste nede
Ne keverest thou hem nevere for nones kunnes mede,
for sothe y the telle.
Do the forth to Rome to amende thi misdede;
Bide gode halewen hue lete the betere spede:
Bote thou worche wysloker, thou loset lont ant lede
the coroune wel the felle.
16.[regelnummer]
Alas, thou seli Fraunce, for the may thunche shome,
That ave fewe fullaris maketh ou so tome;
Sixti thousent on a day hue maden fot lome,
with eorl and knyht.
Hereof habbeth the Flemyshe suithe god game,
And suereth bi Seint Omer ant eke bi Seint Jame,
Yef hy ther more cometh, hit falleth huem to shame
with huem for te fyht.
17.[regelnummer]
I tell ou for sothe, the bataille thus bigon
Bituene Fraunce ant Flaundres, hou hue weren fon;
Vor Vrenshe the eorl of Flaundres in prison heden y-don
with tresoun untrewe.
Yef the Prince of Walis his lyf habbe mote,
Hit falleth the kyng of Fraunce bittrore then the sote;
Bote he the rathere thereof nelle do bote,
wel sore hit shal hym rewe.
| |
[pagina 17]
| |
[Vertaling]15.[regelnummer]
En gij, jonge Paus, hoe zult gij 't nu halen?
U verlieten in uw nood al uw kardinalen:
Gij krijgt ze niet terug, wat gij ook mocht betalen,
Ik zeg het u schoon.
Ga naar Rome om daar uw misdaden te boeten
Bij de goede heiligen: 't zal uw lot wat verzoeten,
Want niemand wil u nog als het Kerkehoofd groeten,
Weg is uw kroon.
16.[regelnummer]
Helaas, gij mooi Frankrijk, wat moet gij u schamen
Dat door een handvol drommels van ambachts-Vlamen
Uw zestig duizend mannen er onder kwamen
Met ridder en heer.
De Vlamingen vierden victorie op alle tonen;
Ze zwoeren bij St. Omaar en St. Jaak, hun patronen:
Wij slaan, mochten de Franschen zich nog vertoonen,
Ze nog duchtiger neer.
17.[regelnummer]
'k Heb 't u naar waarheid verteld; dus moet ge 't weten:
Zoo tusschen Frankrijk en Vlaandren begon te veete;
Ook werd de Vlaamsche prins te Parijs in 't gevang gesmeten
Bij snood verraad.
Moest hij zich aldus aan den Prins van Wallis vergrijpen,
De Koning van Frankrijk: weldra zou hem alsem rijpen,
En we zouden algauw hem in 't harte nijpen,
Dien onverlaat.
Jul. Persyn.
|
|