toen Hannibal hier voorbij trok, op weg uit Gallia Cisalpina naar Fiesole en het Trasimener-meer,
toen zijn laatste olifant op het ijskoude Falterona overleed.
* * *
De rook verblauwt, de hittenevel vergrauwt, de morgen helt naar den middag.
'k Zit hier hoog, den rug geleund tegen een grijzen rotsblok, de nagelbeslaagde schoenen rustend op den mosbegroeiden wortel van een machtigen olm.
Groote mieren loopen ijverig over geluwend loof, de eerste alpviolen zijn in bloem,
en vogelen kwetteren zwak in het donkere, morgenkille bosch,
een verslenst blad valt.
* * *
Beneden in de diepte liggen zonverwarmde, verslenst-gele weiden, waar schapen grazen en bleten,
nog dieper beneden zijn groote, donkergroene kastanjebosschen,
het diepst van al in het bebouwde dal glanzend witte steden - hunne namen klinken als zilveren klokskens: Poppi, Bibbiena, Dama, Sarno, Chitignano...
* * *
En hoog achter de steden, hoog over het dal rijst de lange keten van Pratomagno,
lilas teekent zich haar kam den hemel langs, hoog langs hare helling stijgt eenzame rook van een houthakkersvuur, rank als de rook van een krater. -
En achter Pratomagno ligt Val d' Arno en ligt Firenze...