Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1919
(1919)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 871]
| ||||||||
Kunstkroniek.
Ik hadde graag deze kroniek geopend met eene bespreking der werken onzer kunstenaars-soldaten: met eene herdenkende hulde aan hen die niet mochten wederkeeren: Rik Wouters, Raymond de la Haye, Joê English, J. van Hul, Ch. Lauwers. De gezamenlijke tentoonstelling hunner werken kan echter tot nogtoe niet geopend worden en moest tot het volgende seizoen worden verdaagd. Intusschen hebben verscheidene soldaten geëxposeerd zóó in Antwerpen als in Brussel, o.a. Maertens, de Kat van Sassenbroek-Lijnen. Het was hoofdzakelijk documentair werk, en als zoodanig van onbetwistbare waarde. Het is juist dààrdoor dat het eene teleurstelling verwekte bij het publiek dat zich onmogelijk voorstellen kan, in welke lastige omstandigheden moest gewerkt worden en, hoe zulke geweldige indrukken als de oorlog er bezorgde, éérst hoeven tot bezinking te komen alvorens zij een kunstwerk kunnen voorttelen. De verscheidene tentoonstellingen van Oorlogsplakkaten in de Kunstkringen van Antwerpen en Brussel gaven een goed overzicht van wat er op dit gebied in Frankrijk en Engeland wierd geleverd. - Nooit waren de tijden zoo gunstig geweest voor de kunstplakkaat die als voornaamste propaganda-middel wierd aangewend ten bate van aanwerving van vrijwilligers, oorlogsleeningen en tal van philantropische werken. Voor de kunstenaars was dit dus eene eenige gelegenheid om een vak te beoefenen dat zelden toelaat iets echt kunstigs voor te brengen. | ||||||||
[pagina 872]
| ||||||||
De eerste indruk is ietwat teleurstellend: op enkele zeldzame uitzonderingen na, zien wij voortreffelijke teekeningen, schetsen, ‘cartoons’. Maar geene specifieke plakkaten. (Deze immers hebben hunne eigenaardige eischen, zij moeten decoratief behandeld worden en tevens spreken tot de verbeelding van het volk; in beeld weergeven een formuleerd gedacht wat zeker geene gemakkelijke taak mag genoemd worden). De meeste teekenaars nu, hebben het begrip, plakkaat: decoratieve samenstelling prijs gegeven, dit is de tekortkoming die wij betreuren. Albert Bernard en Jean Droit worden nochtans niet getroffen door dezen grief alhoewel aan Bernard met zijn decoratief gevoel en sterke techniek integendeel te verwijten valt niet voldoende tot de verbeelding der toeschouwers te spreken. Poulbot blijft ook in zijne plakbrieven zijn faam als ongeëvenaard waarnemer van het kinderleven getrouw. Verder zagen wij werk van de voornaamste Fransche teekenaars L. Jonas, d'onsympathieke Léandre, Abel Faivre die van veel vindingrijkheid blijk gaf, de Montmartresche Willette en eene meesterlijke aangrijpende teekening van Steinlen ‘Les Belges ont faim’. Van de wereldberoemd geworden Hollander Louis Raemaekers hing daar een zijner meest pakkende werken ‘Le Boucher’. Van Angel-Saksische zijde zagen wij machtige teekeningen van Frank Brangwynn, den meester waardig. - België zal zich in 't harte mogen verheugen in het bezit eener prachtige verzameling zijner etsen die hij, onze regeering ten geschenke heeft aangeboden. - Brangwynn is een vizioenair-schepper; uitgaande van de werkelijkheid voert hij deze op tot epische symbolen van groote menschelijkheid. - Geweldig is de indruk van teekeningen als deze, waar de bonkige Halletoren van Ieperen oplaait in vlammen, als deze, waar de metselaars hunne stellingen opgeslaân midden de puinenstad, met de mortelbak op den schouder, het alaam in de hand, de ladders opklimmen om - ondanks de onafzienbaarheid der verwoesting het werk van heropbouw aan te vatten. - De Fransche luitenant Jean Droit, de te Brussel gunstig gekende teekenaar, hield aldaar in de Galerie d'Art eene tentoonstelling van zijn oorlogswerk. Dit zijn de opteekeningen van een eerlijk kunstenaar, van een mensch die in lijn en kleur tracht vast te leggen de diepere impressie's van zijn soldatenleven. Onwillekeurig denkt men aan Barbusse. Hier ook is iets wrang, iets cynisch dat de gevoeligheid moet verbergen van een | ||||||||
[pagina 873]
| ||||||||
gekwetst gemoed. Hier ook is diezelfde rauwe onverbiddelijke rechtzinnigheid tot het afschuwelijke toe, daar zij beoogt getuigenis af te leggen van d'afschuwelijke werkelijkheid. Zóó ‘La tombe des pieds qui passent’, zóó ‘l'ensevelissement des Allemands tués á la côte 316 quinze jours après l'action’. De lijken bij de beenen vastgemaakt worden voortgetrokken door een paard dat een soldaat, het gelaat gedeeltelijk door een doek verdoken, van verre leidt aan een lang touw. Van oorlogsvizioenen heeft E. van Mieghem, die in het kunstverbond te Antwerpen tentoonstelde, ook iets weten vast te leggen in zijne uiterstvaardige krijt- en pastelteekeningen. Van Mieghem was ons gekend als de uitbeelder van het Antwerpsch havenleven waarvan hij met Gastemans, het best de typische atmospheer wist op te vangen en weer te geven. In deze tentoonstelling erkennen wij weer dadelijk zijne eigenschappen van persoonlijke vizie en beheerschte weergaven. Van de verschillende reeksen teekeningen zijn deze met betrekking op de vlucht van Antwerpen ver uit de belangrijksten. De exode eener bevolking vluchtend uit hare brandende stad, beladen met wat zij als het kostbaarste beschouwde van have en goed, zich voortslepend langs de eindelooze banen, uitgeput en wanhopend de donkere toekomst tegemoet van een ballingschap op vreemden bodem - schamele menschen, vervreemd en verloren voor de eindeloosheid der effene weiden en der strakke heemlen. - De eigenlijke oorlogsteekeningen lijken mij minder doorleefd, al is het mij moeilijk hier een oordeel te vellen daar ik er niets in weervind van het zeer eigenaardige frontleven. Verder eene reeks teekeningen op de Duitsche sitte-polizei. De Feldgrau is er geworden een walgelijk verdierlijkt wezen vervallen tot het allerlaagste stadia waar geen greintje menschelijke waardigheid meer te ontdekken valt. - In deze uitbeeldingen heeft de knappe teekenaar iets gelegd van walg en haat; het is geworden eene aanklacht tegen de zegevierende verbeestelijking van het militarisme in oorlog. - Eene uiterst belangrijke poging leverde Ch. Van Esbroeck met zijn ‘Laatste Avondmaal’ in de kerk van St. Servatius te Brussel opgehangen. Met succes wist hij de nieuwere technieken ontstaan uit de omwentelingen in schilderkunst der laatste halve eeuw, in eenegroote godsdienstige samenstelling aan te wenden. - | ||||||||
[pagina 874]
| ||||||||
Het onderwerp zelf is gunstig behandeld. Christus staat recht achter de gedekte tafel, de handen gevouwen, omringd van de eerbiedig neigende schaar der apostelen bewust van het grootsch gebeuren: de instelling van het Heilig Sacrament des Altaars. Persoonlijk kan men eene andere, meer op psychologische en historische waarheid gegrondveste opvatting voorstaan zonder dat dit nochtans zal beletten te komen onder den indruk der innig religieuze stemming die ons uit het werk tegenstraalt. Dit is in waarheid moderne christene, ja roomsch katholieke kunst en, als zoodanig misschien wel baanbrekend in België waar christene kunst slechts uitsluitend beoefend wordt door in schoolsche begrippen verstikte kunstenaars, onmachtig, spijts hnn werkelijk talent, ons huidig godsdienstig voelen te vertolken. - Wie over het talent van Jacob Smits een oordeel zou vellen na een bezoek aan de tentoonstelling der Antwerpsche kunstkring zou onrechtvaardig zijn ten opzichte der meester der ‘Vader van den Veroordeelde’ der ‘Symbool der kempen’ der ‘Pieta's’ werken die volstaan om zijn faam blijvend te vestigen. Want de schilder schijnt zich meer en meer te herhalen, zich te verwarren in eigene procédé's. - Smits is een dier schilders wiens werk het hevigst wierd aangevallen en het geestdriftigst wierd opgehemeld. - Dat het er hier meer om ‘une querelle d'école’ ging, om zijne inderdaad hem heel eigene maar erg brutale manier, dan om de intensiteit der aandoening die ons bij zijne werken aangrijpt is eene bedroevende bestatiging die niet om het zuiver inzicht onzer kunstmiddens spreekt. - Ik weet het wel, de laatste eeuw streefde hoofdzakelijk in alle domeinen der kunst meer naar vormvernieuwing en verrijking, naar meer frissche oprechtheid in de uiting dan naar diepte en breedte en kracht. - Beklagenswaardig echter was het dat eene zoo verdienstelijke strooming de schilders vergeten deed het ware wezen der kunst, dat is de taal te zijn van het gevoel; dat, bij de bespreking van een kunstwerk niet meer gewag wierd gemaakt van wat de kunstenaar heeft willen uitdrukken en of hij ons zijn gevoel in ongerepte zuiverheid wist mede te deelen. - ‘Pauvre homme: Le métier seul vous intéresse. Pourvu que ça soit de l'ouvrage bien fait cela vous est bien égal ce que l'ouvrage veut dire. | ||||||||
[pagina 875]
| ||||||||
- Pauvre homme! Vous êtes comme ces gens qui n'écoutent pas ce que dit un orateur mais qui écoutent le son de sa voix, qui regardent sans comprendre ses gesticulations et qui trouvent qu'il parle diablement bienGa naar voetnoot(1). Het werk van Jacob Smits is erg kenschetsend voor den tijd in welke het is ontstaan. Het draagt de kenteekenen der geestelijke ziekte die de wereld innerlijk doorworstelde alvorens zij zou oplaaien in d'ontzaggelijken werelbrand dezer volkerenoorlog. - Het is het werk eener moede ziel. - Moe van strijden, moe van leven komt overmachtig het heimwee in haar op naar het zalige onbewustzijn der kinderjaren. En het ideaal der zich rusteloos zelfontledende mensch, der overbeschaafde wordt naïef en ongekunsteld te zijn als een kind. Ongelukkiglijk volstaat het niet te trachten om te verwezenlijken en is het de mensch onmogelijk zich te reïncarneeren in een nieuw wezen, een ander Ik aan te nemen. - En alzoo komt het dat, waar getracht wordt, spontane en frissche uiting van een kinderlijk gemoed het voor den toeschouwer blijkt te zijn: eene gewilde naïveteit onfrisch en even bleekzuchtig als de omgeving waar de kunstenaar zich wou uit redden. - IJdele poging! Men ontvlucht zijn tijd niet. Men belijdt hem - of men beheerscht hem. - Smits kon niet anders dan hem belijden en gewilde naïveteit blijkt dan ten slotte de meest onoprechte en gecompliceerde manier om zijne overbeschaafdheid uit te spreken. - Na deze lange uitweiding zal het mij volstaan in ‘Moederheil’ en ‘Binnenhuis’ de verdienstelijke colorist te noemen; in zijne roodkrijtteekeningen de gevoelige kunstenaar die als zoodanig aller erkenning blijft verdienen. Dat de jongeren steeds nieuwe wegen opwillen - is dat niet een kenteeken der jongeren door de eeuwen heen?-bewijst de tentoonstelling in de Galerie Girou te Brussel van werk van Puvrez, Buyle, Capere en De Beer. Jammer echter is het dat deze poging tot hernieuwing van eenzelfden vooroorlogschen tijdgeest uitgaat - Mij maakt dit dan nu ook den indruk van een anachronisme van iets antideluviaansch. - Aan de ‘Liminaires’ van Pol Stiévenart die de tentoonstellingen toelichten ontleen ik, | ||||||||
[pagina 876]
| ||||||||
Mais, ii se fait que les générations nouvelles, nées dans l'enchantement de la couleur, rassasiées des pyrotechnies chromatiques de toute espèce, s'en viennent à leur tour, refusant d'adopter les lunettes de leurs aînées et proclamant leur droit de s'exprimer suivant le rhythme de leur temps. Considérant alors l'impressionnisme dans sa valeur de ‘révolution de palette’, dont les résultats sont acquis, ils dénoncent l'obsédante uniformité de ses procédés analytiques. Ces procédés, qui scrutent l'ombre d'une ombre, le reflet d'un reflet, divisant à l'infini l'image, dont les masses se dissolvent, s'évaporent, disparaissent au profit de la recherche exclusive de la luminosité. Et très nettement, ils dirigent leurs efforts vers une reconstitution large des volumes et des mouvements de lignes, ne s'attachant qu'à ceux qui sont le plus hautement significatifs, négligeant tout détail, pour viser à l'expression purement synthétique. De même, au sujet de la couleur, ils se borneront à poser, dans un rapport précis, trois ou quatre notes essentielles, certains que l'oeil du spectateur, accoutumé déjà aux subtilités impressionnistes, percevra désormais les harmoniques accessoires qui vibrent au sein d'un accord. Dit laatste alinéa lijkt mij niet van ironie ontbloot. En verder: ‘N'est-ce point reconnaître implicitement que la peinture, pas plus que la musique, n'a pour mission de représenter la réalité des choses, mais bien d'exprimer ‘le dynamisme de nos émotions’. Dissocier nettement ces deux domaines: notre perception utilitaire des choses et notre émotion visuelle devant leur dynamisme, voici peut-être un impressionisme purement subjectif auquel tout le monde n'a point la grâce d'atteindre. Het tentoongestelde werk geeft dus dit ‘notre émotion visuelle devant le dynamisme des choses’. Voor deze kunstenrars is het leven niets meer dan ‘une émotion visuelle’. Een landschap wordt voor hen vier, vijf rechthoekige vakken kleur, min of meer gelukkig harmonïeerend. Dat is al. - Het beeldhouwerk eenige vormlooze plannen zonder lijn noch eurythmie, maar met dit bijzonder kenteeken der school: levenloos. Dan bekijk ik met meer welbehagen een negerfetiche dan een beeld van Puvrez. Ik wil nochtans niet onrechtvaardig zijn en bij de schilders eene zekere kleurdistinctie erkennen. Bij De Beer is zelfs werk dat als decoratief panneel beoordeeld | ||||||||
[pagina 877]
| ||||||||
goed kon bevonden worden - maar - dit geeft ons dan niets nieuw: eene figuur grootsch houden met ze lerug te brengen tot hare synthetische lijnen hebben zoo vele meesters hem voorgedaan. - De tentoonstellingen van dezen winter bleken in hun geheel al heel weinig te verschillen van wat voor 1914 in deze zelfde zalen wierd opgehangen. Wel zagen wij nieuwe motieven aan d'oorlog ontleend maar geest en betrachting bleven wat zij vroeger waren. - Wanneer zal nu, ook in plastische kunst de geestelijke omwenteling tot uiting komen die zich in de zielen van hen die deze gruwbare tijden doorleefden, heeft afgespeeld. - De ontzettende rampen zijn over ons gekomen als vernielend vuur en, waar de omhevelde aarde opgloeide in jaren aandurenden oorlogsbrand wierd zij ook heller verlicht door de vlamme die haar verteerde. - Hoe de vlamme nu ook gedoofd, zij, die de aarde en de menschen om hen en zich zelf doorschouwde in den gloed van dit bloedige licht dragen een wereldbeeld in hunne oogen dat geene liefdoende oppervlakkigheid meer kan doen tanen. - Die voelen ook dat, in eene nabije toekomst, het voorgoed uit zijn zal met de oude modekappelletjes en de gevierde ‘ismen’. Reeds wordt 't allenkant luidruchtig uitgebazuind dat het impressionisme gedaan heeft en begint menig criticus in te zien dat de meest begaafde schilders tusschen cubisten en futuristen de reactie moeten ontgroeien waaruit deze scholen zijn ontstaan zóó zij werken van blijvende waarde en beteekenis willen leveren. - Wat in Frankrijk reeds menig jong schilder die zich de nieuwe tucht had opgelegd, schijnt begrepen te hebben Na al de dilettanterige dweeperijen en subliele ontledingen hooren wij eindelijk opnieuw primaire waarheden verkondigen. Het eeuwfeest van Leonardo da Vinci is eene gelegenheid geweest om diens hooge levens- en kunstopvatting in herinnering te brengen. - En dit komt, op dit oogenblik zoo wonderwel te pas. - Door zijn voorbeeld wordt aan de schilders verduidelijkt dat er, ook voor hen, een belangrijker streven zijn moet dan het zoeken naar geschikte formulen om een decadentietijd uit te drukken namelijk het streven naar een ‘équilibre supérieur’ in de vorming en ontplooiing van hun eigen wezen. Enkel te dien prijze zullen zij in de samenleving de plaats heroveren die de hunne was in vroegere beschavingen en, hoogstaande menschen zullen zij niet alleenlijk spiegels maar bakens zijn van hun volk en hun tijd. | ||||||||
[pagina 878]
| ||||||||
Mensch zijn in de volste en heiligste beteekenis van dit woord het is de noodzakelijke waarheid voorgehouden door de oude Meesters bevroed door de jongeren in de meditatiën der loopgraven als de eenige redding. Daar zagen zij in dat de kunst hare eeuwenoude roeping verraden had door alle banden met het volk door te hakken om zich uitsluitelijk ten dienste te stellen eener overbeschaafde aristocratie - dat zij haar aandeel droeg in de schuld om deze verbijsterende golf van barbaarschheid, die plots de Menschheid kwam overvallen en teisteren vijf lange jaren - en heden nog niet, op verre na, is uitgewoed. Dat ondertusschen zij die noch de stem der eeuwen noch de heesch geraasde stem van hun tijd konden begrijpen, voortgaan de tentoonstellingszalen te vullen met hunne ijdele producten. - Dit zal niemand meer verontrusten. - Wij weten dat eene nieuwe ziele wierd geboren in de grachten van slijk en bloed - dat de tijden rijpen en de zaden zijn gestrooid en Gods zonne - ten gepasten tijde de naaste akkers zal doen bloeien. Dirk VANSINA. |
|