Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1914
(1914)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 309]
| |
[1914/4]De strijd tegen de zedeloosheidWie van ons zou niet geneigd zijn de uitroeping van Petrus op den Thabor te herhalen bij 't aanschouwen van Christus' luistervolle verheerlijking: Bonum est nos hic esse! ‘Heer, goed is het ons hier te zijn?’ Volgaarne zou eenieder zijn tenten opslaan op de hoogten van beschouwing en gelukzaligheid, wanneer het licht van genade en opgetogenheid in de luchten lacht. Maar niet meer aan de gewone menschen dan aan zijne bevoorrechte apostelen, laat de Zaligmaker toe dat zij zich vergeten in stroomen licht en luister, in een hemelsch onderhoud met Mozes en Elias, zoolang de arme bezetene aan den voet van den berg, - het lijdende, kwijnende menschdom - aan 't spartelen is, ten prooi aan de duizenden ellenden die zijn ziel en zijn lichaam teisteren. Voor eeuwig heeft Raphaël dit tooneel aanschouwelijk gemaakt in zijn meesterstuk: De Verheerlijking - Christus met de profeten en apostelen in de glorie, en omlaag de groep rond den misvormden jongeling. Zoo ook moet men soms afdalen van de toppen waar wijsbegeerte en kunst hare getrouwen lokken, om zich in te laten met zaken van meer stoffelijken aard, met tooneelen van ramp en ellende. Onder al de kwalen, die het menschdom naar ziel en lichaam aanranden, is er geen ergere dan de kwaal der ontucht. Geen kanker tast dieper en inniger het maatschappelijk lichaam aan dan de kanker die de eigen levenssappen opslorpt. Telkens als ik die droeve raadselen overweeg, komt mij een stralende bladzijde van Lacordaire voor den geest, een dier menigvuldige bladzijden waar zijn genie den stempel der onsterfelijkheid op drukte. Het is de volgende: ‘Mais moi, si quelque jeune âme a touché mon coeur de tendresse, et que je veuille faire tomber de ses mains la | |
[pagina 310]
| |
coupe trompeuse du mal, je lui dirai: ‘Ami, enfant de ta mère et frère de ta soeur, enfant de ta mère qui t'a mis au monde dans la continence sacrée du mariage, frère de ta soeur, dont tu gardes et dont tu respires la vertu, ah! ne déshonore pas en toi-même ce grand bien qui t'a fait homme. Sois chaste, ami, conserve dans une chair fragile l'honneur de ton âme, la source religieuse d'où s'épanche la vie et où fleurit l'amour. Prépare à ta couche future des amitiés saintes, des embrassements que le ciel et la terre puissent bénir; sois chaste pour aimer longtemps et pour être aimé toujours. Il y a au monde, entre ta mère et ta soeur, entre tes aïeux et ta postérité, une frêle et douce créature qui t'est destinée de Dieu. Cachée à tous les regards, elle nourrit en silence la fidélité qu'elle te promettra; elle vit déjà pour toi qu'elle ignore, elle t'immole ses penchants, elle se reproche tout ce qui pourrait déplaire un jour au moindre de tes désirs; ah! garde-lui ton coeur comme elle te garde le sien; ne lui apporte pas des ruines en échange de sa jeunesse; et puisqu'elle se sacrifie pour toi par un amour anticipé, fais à ce même amour dans les replis de tes passions, un juste et sanglant sacrifice.’ Onmogelijk een kiesch onderwerp in verhevener bewoordingen te behandelen, en dat juist is noodig. Nergens is een straal van ideaal en opbeuring meer onontbeerlijk dan waar moet geraakt worden aan de leelijkste wonde der maatschappij. Zeker, altijd is het ideaal onontbeerlijk - het geestelijke beweegt de stof - maar bij de schandelijke, walgelijke tafereelen, welke het bestudeeren der ontucht voor de oogen ontrolt, heeft men dubbel noodig zijn borst vooreerst wijd uit te zetten voor de reine lucht der hoogte, zijn blik te baden in het troostende licht van kunst en goddelijke wijsheid... om daarna te dalen in de kronkelende kringen van Dante's hel. Een hel inderdaad, een aardsche hel is het leven der ontuchtigaards, en vooral van hunne slachtoffers; en op de poort van die rooversholen - de bordeelen - zou men, evengoed als op den ingang van 't Inferno van den Italiaanschen dichter, kunnen schrijven: ‘Laat varen alle hoop, gij die hier binnentreedt!’ Doch het beschrijven dier gruwelen en schanddaden | |
[pagina 311]
| |
komt hier niet te pas - wel het uitzien naar de middelen om ze uit alle kracht te bestrijden. De onzedelijkheid, wij weten het, is zoo oud als de wereld, en het zou wat al te naïef zijn zich in te beelden dat men ze eens zal doen verdwijnen. Het eenig doelmatig middel: de erfzonde afschaffen is wel niet in onze macht. - Maar is dat een reden om niets te doen? Sommige welmeenende menschen zeggen u met volle overtuiging: ‘Begin eerst met den familiegeest weer wakker te roepen; alles is zake van opvoeding: zijn de private zeden goed, dan hoeft gij niet meer te vreezen voor openbare onzedelijkheid.’ Deze taal, die ik gehoord heb, en meer dan eens gehoord, komt mij voor als zou een geneesheer zeggen tot zijn patient: ‘Wees eerst volkomen gezond, dan hoeft gij u om geen ziekte te bekreunen.’ Zeker, waren alle huisgezinnen godsdienstig, getrouw aan hunne plichten, geschoeid op den ouden Vlaamschen leest van eerbaarheid en deugd, dan zou er geene plaats zijn voor Mariabonden of Vereenigingen tegen de Openbare Zedeloosheid, maar 't is er verre af. Laat ons minder optimistisch toekijken, minder theoretisch redeneeren, en den toestand eenvoudig onder de oogen zien. Die is vreeselijk. Vooral in eene groote stad, een zeehaven gelijk Antwerpen. Men denke echter niet dat het platte land nog in idyllische onschuld verkeert. Hier komt, eilaas! de poëzie niet te stade, en de droeve werkelijkheid drijft alle dichterlijke droomerijen op de vlucht. Overal spant het kwaad zijne strikken; overal vallen roekeloozen of onschuldigen in de netten der beloerders. Als men toch gedenkt dat, volgens officieele statistieken, in de Vereenigde Staten alleen, 65,000 meisjes verkocht werden in den loop van verleden jaar! Is dat niet verschrikkelijk? Doet het niet eene rilling gaan over elk weldenkend mensch? En is dat niet het | |
[pagina 312]
| |
antwoord op een andere vraag die men zou kunnen opwerpen: of het niet altijd zoo geweest is? In de gemeenplaats, die bestaat in 't verleden af te schilderen als een gulden eeuw, zou ik niet willen vervallen. Zeker, onze tijd bracht, in veel opzichten, verbetering, zelfs op tijden van grooter geloof, zooals de middeneeuwen: in opzicht van menschlievendheid ongetwijfeld. Maar indien de zedelijke verwoesting voortduurt, zal dat zoo niet blijven, want niets verdort het hart gelijk de ontucht. En dat het kwaad toeneemt, is onloochenbaar. Zoo hoorde ik onlangs van eene dame die, met onverdroten ijver en de toewijding eens apostels, sedert jaren werkzaam is onder het volk, dat zij een groot verschil gewaar wordt sedert het begin harer werking. Het bewijs ligt hierin dat steeds jongere kinderen slachtoffers worden. Onlangs had deze persoon een kind van vier jaar - een meisje - aangetroffen, dat tot in den grond bedorven was. ‘Ik zal nooit den blik dier oogskens vergeten!’ zegde zij mij. Wraakroepend zijn zulke feiten, na twintig eeuwen Christendom, en in ons vaderland. Maar zou het er erger toegaan dan in de andere landen. Jawel, althans in dezen zin, dat er zoo weinig ter bestrijding, ter beteugeling werd gedaan, Het klinkt haast ongelooflijk: in ons katholiek België, de Edengaard van alle sociale instellingen, de bevoorrechte streek van geloof en reine zeden, werd niets in 't werk gesteld tegen de verkrachting van ons volk, tegen het voortkankeren van de ergste der plagen? Juist dit droevig raadsel zou ik willen onderzoeken. Immers de protestantsche landen - Engeland, Holland, Zwitserland, Denemarken, enz. - waren ons voor in koen optreden tegen het monster: ontucht. Zou het dan kwestie van godsdienstige belijdenis zijn? Heeft men de katholieken in de laatste eeuwen te zeer onder de schaduw, de vrees van 't kwaad opgevoed, zoodat zij het zelfs niet durfden aanschouwen om het te bestrijden? of was de nood grooter in de protestantsche landen, met hun verminkt geloof, zonder bijstand van sacramenten en overvloedige bronnen van genade? - Dat kan; maar nu hebben de katholieke | |
[pagina 313]
| |
landen wezenlijk niets te benijden aan de protestanten, wat het woekeren der zedeloosheid betreft. Of is integendeel het verval grooter in katholieke landen, juist omdat daar de maatschappij staat voor de keus tusschen algeheele waarheid en totale ontkenning, tusschen katholicism en godloochening? - Wie zou het durven beslissen? Doch stellig is het dat weinige beschavingen meer naar 't heidendom overhellen dan bijvoorbeeld de Fransche; en onbetwistbaar blijft het dat het zedenverval bijna mathematisch volgt op godsdienst-vermindering. Het tegenwoordige barbaarsch-heidensche bederf vloeit voort uit het heidensche materialism, uit de heidensche godsontkenning. Blijft te onderzoeken of een verschil van confessie de verklaring is van het min of meer flink bestrijden van de kwaal. Mijns inziens niet, maar enkel een verschil van streek en stam. Inderdaad, de Germaansche volkeren zijn kuischer dan de Latijnsche, en uit het Noorden kwam ook de oproep ten heiligen strijd tegen den gruwel der ontucht: uit Engeland werd hij opgevangen door Holland en Zwitserland en vond weerklank tot in Scandinavië. Maar dat is slechts eene bijkomstige moeilijkheid voor ons, Vlamingen; want wij immers behooren tot die Germaansche volkeren; wij hebben altijd - misschien te veel - gepocht op de zuiverheid onzer zeden. Wij dienden allang het harnas te hebben aangegespt. Klinkt het niet als bittere ironie, zulk een verwijt? - Wij zijn Vlamingen, ja. O, ons volk, door alle eeuwen heen, was godsdienstig, neerstig, rein van zeden. Hoe is het anders geworden? - Onder vreemden invloed. De ontkennende philosophische geest, die uit Frankrijk kwam overgewaaid, het febronianism dat de Oostenrijkers ons inentten, waren bij ons de kiem van veel onkruid; het verval der zeden was ook een Zuiderbesmetting. En de noodlottige schoolstrijd van '79, het ontstaan der ongodsdienstige school, dat nu zijne vruchten begint te toonen, aan wie zijn zij te danken? Zeker niet aan oervlaamsche elementen. Want nu zijn de geslachten, door de ongelukswet | |
[pagina 314]
| |
gekweekt, tot de mannenjaren gekomen, en wat zien wij alom? Moorden, diefstallen, echtbreuk, echtscheiding, verflauwen van den huwelijksband onder alle vormen, kinderbeperking, ontucht, verkwijnen van den familiegeest, verwoesten van den huiselijken haard - dat is de welige oogst, opgekomen uit de Godsontkenning, die de Fransche achttiende eeuw, de Fransche Revolutie, met de Fransche legerbenden, niet uit onze gouwen terugtrok. Onder de meetingregeering was er, te Antwerpen, eene poos stilstand. Tien jaar lang - de jaren dat het Vlaamsch burgerrecht verkreeg op het stadhuis - bloeide het geloof, werd heel het schoolwezen ingericht, hield men op de openbare zeden strenge tucht. Deze zorg voor de openbare zedelijkheid was vooral Burgemeester Van Put te danken. Dat bestuur viel in 1872, van toen af, mag men zeggen, dagteekent het zedelijk verval dat Antwerpen zoo droevig vermaard heeft gemaakt. En de conclusie? Dat, onzen Vlaamschen aard getrouw, wij ons moeten voegen bij het machtig leger dat, van 't Noorden uit, zegevierend trekt over de Europeesche gouwen, zuidervolken meesleepend, en de verste oceanen overstekend, want op het Congres van Londen waren afgeveerdigden tot van Australië en De Kaap toe. Zooals men weet, is heel de beweging van Engeland uitgegaan. Zekere Mrs Butler, de vrouw van een predikant, had haar eenig kind, door schielijken dood, verloren. Zeer godsdienstig van aard, wijdde zij heel haar leven aan het bestrijden der zedeloosheid en werd daarin machtig bijgestaan door haren echtgenoot. Heldhaftig was soms haar optreden; zij waagde weleens haar leven om de heilige kruisvaart te prediken, maar zij bracht ook eene ontzaglijke beweging tot stand, en haar invloed strekte zich allengs uit tot op het vasteland, dat zij, als een apostel, doorreisde. Haar vast beginsel was: bestrijding der reglementeering, die zij belette in Engeland wortel te schieten, en beschutting der deugd. Daartoe stichtte zij de maatschappij: ‘Amies de la jeune fille’, die van katholieke zijde werd nagevolgd door de ‘Protection de la jeune fille’. | |
[pagina 315]
| |
Haar ijveren tegen de reglementeering gaf ontstaan aan de ‘Fédération abolitionniste internationale’ die haar zetel in Zwitserland heeft, zooals overigens de twee genootschappen, protestantsche en katholieke, tot bescherming der jonge meisjes. Uit de werkzaamheid van Mrs Butler is in Engeland ontstaan de National Vigilance Association, waarvan de grijze Mr Coote de ziel is, en die in alle landen het White Slave Traffic, den gruwelijken handel in blanke slavinnen bestrijdt. In alle landen van Europa werden nationale comiteiten gevormd, maar alle zijn niet even werkzaam. Het best - nevens Zwitserland misschien, maar daarmee ben ik niet zoo goed bekend - slaagde Holland. Nergens droeg het apostel woord van Mrs Butler zoo rijke vruchten. Eene dubbele werking ontstond bij onze Noorderburen: eerst uit het volk en dan van wege de hoogere standen. Uit het volk: eenige moedige en deugdzame jongelingen gingen 's nachts post vatten bij de bordeelen en rieden de bezoekers af er in te gaan. Dikwijls ontstond er geharrewar van wege de houders dier slechte huizen en kwamen die jongelingen in botsing met de politie, die de ontuchtoorden onder hare bescherming moest nemen. Dit bracht de openbare meening in opschudding; men begon het hatelijke der officicele reglementeering in te zien. Tegegelijkertijd bewerkte Ds. Pierson de geleerde kringen, bewerende dat het geneeskundig toezicht ijdel was, geen waarborg opleverde. In 't eerst had hij heel het medikaal korps tegen zich, maar de gedachten vorderden zóo dat niet één ernstig geneesheer zich nog voorstander der reglementeering zou durven verklaren. De Middernachtzending, het werk der dappere volksjongelingen, heeft zoo even haar 25-jarig jubileum achter den rug. Met luister werd het verleden zomer gevierd. Daarnevens werkt de Vereeniging tegen de Prostitutie, bijgestaan door den Nederlandschen Vrouwenbond tot verhooging van het zedelijk Bewustzrjn. Deze vereeniging is, zoo ik meen, uitsluitend protestantsch, | |
[pagina 316]
| |
terwijl de mannenvereenigingen, alhoewel door protestanten gesticht, interconfessioneel zijn geworden. Dat deze bloeiende werkzaamheid de rijkste vruchten heeft geleverd, blijkt uit de alles-kronende wet door den katholieken minister Regout ter stemming neergelegd: de sluiting van alle bordeelen en strafbaarheid van alle handelaars en houders. Thans is de naam: Holland verdwenen uit het bijzonder adresboek dat zulke eerlijke kooplieden er op na houden. Geen markt meer daar, geen schandelijke handel er meer te houden. En de uitslag? - Dat al dat gespuis over de grens ging en neerzakte op het goedmoedige België. Hoe lang nog zal men dien toestand gedoogen? Zal men gedoogen dat ons land als vuilnisbak diene voor de naburige landen? Wanneer, aan de grens, strenge voorzorgen worden genomen tegen veebesmetting of gevaar van epidemie, zullen voort vensters en deuren opengezet worden opdat de folterendste, moordendste aller kankers gerust moge voortwoekeren en tieren? Ik besluit: wat anderen deden, kunnen ook wij doen. Waar anderen zich wapenen, kunnen ook wij ons wapenen. En vermits het hier eene internationale kwaal geldt - want de ontucht is van alle streken en van alle tijden - moeten wij ons aansluiten bij de internationale actie. Hoe werkt die? - Zonder onderscheid van godsdienst, stand, geslacht, op het breede veld van het algemeenmenschelijke. Op het Congres van Londen, verleden zomer - 30 Juni tot 4 Juli - zetelden op het verhoog de katholieke Kardinaal van Westminster nevens den protestantschen aartsbisschop van Canterbury en den grootrabbijn. En de redevoeringen, verslagen, discussies, stemmingen waren van den meest verschillenden aard. Daar werd gehandeld over het benuttigen van kinderen in cirken en theaters, van meiden in bars en koffiehuizen, over het gevaar van advertentiën en poste-restante, over de bescherming der vrouwen op de steamers bij landverhuizing enz. de middelen om den handel in vrouwen te bestrijden, de uitgestrektheid van de kwaal. Voor den eersten keer sprak zich de vergadering ook, met algemeene | |
[pagina 317]
| |
stemmen van alle landen, uit tegen de reglementeering en voor de afschaffing der bordeelen. Welk deel heeft België genomen in al die beraadslagingen, en nam het te voren in de werkzaamheid? Te Brussel bestaat een nationaal comiteit... op het papier. Papier is niet uit zichzelf werkzaam. Ook heeft de bedrijvige Mr Coote dikwijls geklaagd: ‘België slaapt!’ Zou het niet tijd zijn het te wekken? En als de Vlaamsche leeuw nu eens weer brulde, ware dat niet een uitstekend middel? Wij meenen van wel. Reeds met den zichtbaren zegen des hemels, kwamen twee bloeiende maatschappijen tot stand: de eene Vereeniging ter bestrijding der openbare Zedeloosheid, neutraal, vereenigend de beste elementen van christenen en andersdenkenden, die verbroederend, te velde trekken tegen den vijand van alle echte menschelijkheid.Ga naar voetnoot(1) Wetten worden onderzocht, toestanden bestudeerd: een studiekring tot eigen vorming moet, in den beginne, zulke vereeniging zijn. wil zij nuttig werk leveren. Nevens deze onzijdige vereeniging, ontstond de uitsluitend katholieke Mariabond tegen Zedeloosheid, die misschien bestemd is tot hoogeren bloei en die, wenschelijk, zich moet uitstrekken tot het heele Vlaamsche land. Deze mag steunen op al de geloofskrachten en op de toewijding die er uit voortvloeit. Beide deze genootschappen, het weze terloops vermeld, zijn ontstaan in den schoot van den Algemeen Katholieken Vrouwenbond Constance Teichmann. Op beide, ik zegde het reeds, rust blijkbaar de zegen des Heeren. Want is het niet vertroostend hen, die verstoken blijven van de overvloeiende genade van sacramenten of gemeenschap der heiligen, toch werkzaam te zien in nederige en edele toewijding aan hunne medemenschen? En nu richt ik een warmen oproep tot al mijne | |
[pagina 318]
| |
Vlaamsche broeders ten voordeele van den Mariabond. Overal waar Vlaamsch gesproken, Vlaamsch gevoeld en Vlaamsch gebeden wordt, moet een afdeeling ontstaan der vereeniging ter vrijwaring van ons christen geloof en onze reine Vlaamsche zeden. Geen dorp, geen gehucht, geen parochie zelfs, mag ten achter blijven, want parochieel zou het werk best werken, best ingedeeld worden. Onlangs kwam mij een brief toe van iemand die zich heel verdienstelijk maakte op het veld der Vlaamsche weergeboorte, maar die, eilaas! zich geroepen voelt tot een nog uitgestrekter arbeidsveld. Daarin lees ik: ‘Telkens als ik uw noodkreet hoor over Vlaanderen, is het mij alsof u, gelijk eene andere Rachel, weendet over uwe kinderen.’ Ach! het is in dit geval dat men weenen mag als eene Rachel, niet over doode kinderen, maar over kinderen erger dan dood, dood in het leven, dood voor de deugd, de eer, den roem van hun geslacht. Gij allen, die mij hoort, luistert naar dien kreet, niet den kreet van Rachel, maar den kreet der slachtoffers van wulpschheid en drift, van ontucht en verrotting, den kreet die stijgt uit die hel, waarin geen hoop straalt, geen redding lacht, waar zelfmoord alleen de sleutel is ter vrijmaking.
M.E. Belpaire. 4-3-1914. |
|