Ieder ridder had zijne dame, voor wie hij leefde en streefde, streed en leed, aan wie hij al zijne gedachten en gevoelens wijdde, belangloos, zonder hoop van vleeschelijke genuchte of berekening van rijkdomsbelooning.
En dat was schoon;... dat was ideaal schoon;... en nu nog, na zooveel eeuwen, is het dat verheven schoone, die toewijding aan eene gedachte, die warmhertigheid die ons ontroeren en ons boeien.
Maar, mijne Heeren, in onzen modernen tijd is er een schouwspel duizendmaal schooner, duizendmaal roerender en verheffender. Het is het schouwspel van eene gansche schare, een heel leger zulker dappere, onversaagde, onbaatzuchtige ridders.
En wat zijn zij anders, deze leiders en strijders onzer Vlaamsche beweging, die, sedert jaren, ons arm verstooten, verbasterd, verdorperd volk zoeken op te tillen, te omsluiten in eene nauwe omhelzing, terug te leiden naar de plaats die hem toekomt, - niet in het stof van den weg, maar op den zetel der koningen. Is ons Vlaamsche volk, uit edelen bloede, niet gezonken tot de diepste armoede, de uiterste zwakheid?
En dit is de dame die onze moderne ridders kozen voor hunne bruid, hun ideale geliefde, hun oorbeeld; voor wie zij streden en leden, leefden en streefden, niet uit winstbejag - ei Heere toch! het werd soms gezeid - niet uit zucht naar roem en eereteekens, maar in de stilte des harten, in hun innigst gebed, in hunne stoutste droomen, ten koste van hun hartebloed. En dit, levenslang, in een taaien, saaien, hardnekkigen kamp, spijts alle hinderpalen en hinderlagen, - onvermoeid, en onbeloond.
Maar eindelijk komt de zegepraal: de welige oogst lacht in den koesterenden zonneschijn; de eind-overwinning is nabij, en deze dag zelf brengt er ons als eene belofte van. - Eene belofte voor de toekomst, maar ook eene herinneríng uit het verleden; want zij die zaaiden zijn er niet meer om de gulden schoven juichend in te halen.
Altijd blijft het evangeliewoord waar: anderen zijn zij die zaaien en zij die maaien. Slechts bij uitzondering gaan sommigen met de gerven naar huis, die zaaiden in 't getraan. Maar aan de inzamelaars van den oogst is de