Ziehier eenige bijzonderheden over den aard der onderneming en het plan naar hetwelk de stof behandeld werd. De verzameling bestaat uit 347 schrijfboeken, elk gewijd aan een afzonderlijk dialect en door een bijzonderen medewerker bewerkt als antwoord op eene vragenlijst hem door Willems ter invulling toegezonden. Buitendien vertegenwoordigen 107 schrijfboeken den persoonlijken arbeid van Willems. Deze boeken, netjes ingebonden en ordelijk gerangschikt, beslaan 5434 bladzijden en de bruikbaarheid van het geheel wordt verhoogd door een inventaris die bij de verzameling gevoegd is. Deze bevat, benevens de namen der medewerkers en de lijst der gemeenten wier dialecten bestudeerd zijn, een analytisch overzicht van den heelen inhoud, zoodat het voor eenieder gemakkelijk wordt over eene bepaalde vraag spoedig de gewenschte inlichtingen te verkrijgen.
Aan de eigenlijke dialectstudie moest eene algemeene inleiding voorafgaan over de vergelijkende grammatica der oudgermaansche talen. Daar dit gedeelte van het werk, reeds meer dan tien jaar geleden opgesteld, op zekere punten verouderd is, heeft men het niet meenen te moeten publiceeren. Alleen de stof die betrekking heeft op nu nog levende tongvallen is aan de Academie overhandigd.
Prof. Willems had in de studie der Nederfrankische tongvallen een tweevoudig doel beoogd: een taalkundig en een historisch. Eensdeels zijn dialecten veel beter getuigen voor de spraakontwikkeling dan de schrijftaal, daar deze voor allerlei storende invloeden openstaat, waarvan het volksdialect vrij blijft. Anderdeels hoopte Willems uit de dialectstudie nieuwe gegevens te putten voor de geschiedenis onzer gewesten na den val van het Romeinsche Keizerrijk en vooral aangaande de afstamming der toenmalige bewoners van ons land. Deze historische beschouwingen waren de leidende gedachte geweest bij de keus van het bestudeerde gebied: verder dan den Rijn in het Noorden en het Oosten had Willems zijn onderzoek niet uitgestrekt, daar hij met grond aannam dat alleen binnen deze grenzen tongvallen te vinden zijn, die tot een der twee hoofdgroepen der Frankische dialecten behooren, de Salische en de Ripuarische.
Om gegevens voor zijn arbeid te verzamelen, had Willems in 1885 vierhonderd vragenlijsten, elke van 114 bladzijden, naar alle richtingen gestuurd, van Keulen tot Duinkerken en van Utrecht tot Halle. Bij iedere lijst was een uitleg gevoegd, waarin de taak van den medewerker nader bepaald en de noodige aanwijzingen gegeven werden om getrouw en nauwkeurig het volksdialect te ontleden.
De oproep van Prof. Willems bleef niet onbeantwoord. Talrijke medewerkers, voor het meerendeel geestelijken of onderwijslieden, zonden hem zijne lijsten ingevuld terug. Deze 347 boeken zijn natuurlijk niet alle van dezelfde waarde, al naar gelang de zorg en de bevoegdheid der schrijvers, maar alle volgen één en hetzelfde plan en elk geeft bijzonderheden over klank- en vormleer van een bepaald dialect.
Toen hij al de gegevens bijeen had, begon Willems de verzamelde stof te ziften, in orde te brengen en voor de definitieve afwerking klaar te maken. Tot dezen voorloopigen arbeid behooren vergelijkende tafels van dialecten uit eene zelfde